donderdag 27 december 2012

De 'tussensferen' in de Geestelijke Wereld.

Wat vooraf ging.
Doordat de Geestelijke Werelden per definitie ‘energetische’ werelden zijn, bestaan vooral deze werelden uit ‘oneindig’ veel verschillende niveaus van energiefrequentie, waardoor men niet zo maar van de ene naar de andere wereld kan overgaan. Zoals eerder gesteld bevinden de verschillende sferen in deze ‘energetische’ werelden, zich op het niveau van ‘gedachtenenergie’, waar alleen al sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ voldoende is, om iets in de ‘realiteit’ van deze werelden tot stand te laten brengen. Wat in de fysieke wereld door bepaald ‘materiaal’ opgebouwd moet worden, kan men in deze werelden doormiddel van sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ al direct in de praktijk realiseren. Degenen die in deze werelden leven, harmoniëren allemaal zodanig met de ‘leefomstandigheden’ van de wereld die zij gezamenlijk geschapen hebben, dat zij elkaar in de ‘beeldvorming’ van die wereld voortdurend aan kunnen vullen en in stand kunnen houden. Maar omdat men juist in de ‘beeldvorming’ van deze werelden sterk afhankelijk is van de ‘kracht en de waarden’ die men er gezamenlijk aan geeft, kunnen de genoemde ‘leefomstandigheden’ weer telkens wat veranderen, wanneer er wijzigingen in de samenstelling van de ‘bewoners’ ter plaatse ontstaat. Tenslotte creëert de mens hoe dan ook altijd zijn eigen ‘leefomgeving’ en is er niks ‘menselijks’ vreemd. Zodat de beschrijving van deze werelden (met uitzondering van de bewoners) dan ook meer als ‘richtinggevend’, dan als exacte ‘beschrijvingen’ van deze werelden beschouwd moeten worden. Vanzelfsprekend zijn alle sferen in de Geestelijke Wereld, werelden op zich waar mogelijk miljoenen mensen op diverse energieniveaus kunnen verkeren. Maar niettemin geven de ‘verslagen’ ontegenzeggelijk weer wat men in ‘grote lijnen’ in de Geestelijke Wereld kan verwachten.

De ‘tussensferen’.
Bij de beschrijvingen van de 'lichtsferen' in de Geestelijke Wereld zijn omwille van het ‘overzicht’  en de omvang van de artikelen geen ‘tussensferen’ beschreven, terwijl deze in werkelijkheid wel bestaan en zijdelings door Jozef Rulof ook wel genoemd zijn. Ofschoon hij niet echt diep op de tussensferen is ingegaan. In de esoterische literatuur worden zij hier en daar wel genoemd en kan er het volgende over geschreven worden. Een tussensfeer is een gebied, dat in alle sferen van het ‘Licht’ zijn bestaansrecht kent en er daarom ook zeven tussensferen in het ‘Licht’ bestaan. Bij de sferen in het ‘duister’ bestaan er geen tussensferen. Telkens gaat aan elke bestaanssfeer in het ‘Licht’, als een soort ‘voorportaal’ een ‘tussensfeer’ vooraf, waar op grond van het geestelijk ‘bewustzijn’ bekeken wordt of iemand  naar de echte ‘lichtsfeer’ door kan gaan. Ofschoon de functie van elke tussensfeer verschilt bij elk opklimmend niveau in het ‘Licht’, kan de tussensfeer op zich noch positief noch negatief genoemd worden. Op het moment dat de ziel, losgekomen van het stoffelijk lichaam de Geestelijke Wereld betreedt, komt elk persoon die overlijdt dus eerst in de tussensfeer. De duur van het verblijf in de tussensfeer hangt van de persoon in kwestie zelf af. Iemand die voor het overlijden geen kennis van de Geestelijke Wereld heeft gehad en daardoor ook veel angst voor de dood heeft gekend, zal mogelijk wat langer in de tussensfeer vertoeven, dan iemand die wel geestelijk ‘bewust’ is geweest en daardoor ook geen angst voor de dood heeft gehad. Ook zal iemand die erg negatief en rancuneus is geweest, mogelijk wat langer in de tussensfeer vertoeven dan iemand die dat duidelijk niet is geweest. Maar iemand wiens karakter zeer positief en vol ‘levensvreugde’ was, zal waarschijnlijk al direct of in zeer korte tijd het geestelijk ‘bewustzijn’ vertegenwoordigen om naar de echte bestaanssfeer door te kunnen stromen.

Met geestelijk ‘bewustzijn’ wordt overigens bedoeld: ‘bewust van de overgang en de hele situatie daar omheen, zoals de acceptatie van de stoffelijke dood, met daaraan gekoppeld de eventuele ‘slaap’ waarin men gebracht wordt om tot rust te komen na de overgang. Hierna volgt dan een ‘astrale’ reiniging om het laatste leven door zich heen te laten gaan en het leven daarna van zich ‘af te wassen’. Wanneer dit alles volledig geaccepteerd wordt door de ziel, is er vervolgens sprake van geestelijk ‘bewustzijn’. De ‘astrale’ reiniging en het van zich ‘af te wassen’ geschiedt in dit geval onder ‘hoogfrequente’ energie, begeleid door hogere entiteiten vanuit het ‘Licht’.  Zoals gesteld ‘passeert’ een ieder de tussensfeer alvorens de daadwerkelijke sfeer in het ‘Licht’ te kunnen betreden. Wanneer men voor of direct na het overlijden al het juiste geestelijke ‘bewustzijn’ heeft, zal men er slechts zeer kort in hoeven te verblijven of er mogelijk al direct  door heen kunnen gaan. In alle andere situaties zou het verblijf in de tussensfeer, wellicht langer of voor sommigen soms zeer lang kunnen gaan duren. Afhankelijk van de ‘geestelijke’ toestand van de persoon in kwestie en de wijze waarop de persoon de Geestelijke Wereld betreedt, volgt er voor sommigen ook een langere periode van ‘slaap’ om tot geestelijke stabiliteit te kunnen komen. Vooral degenen die veel met oorlog en geweld te maken hebben gehad, kunnen soms lang tot zeer lang in de tussensfeer verblijven en ook onder bepaalde omstandigheden in ‘slaap’ gehouden worden, voordat zij aan een volgende incarnatie toe kunnen zijn. Is men uiteindelijk toch toe aan een nieuwe incarnatie, dan zal dat mogelijk vanuit de tussensfeer gebeuren en wordt dat een ‘onbewuste’ incarnatie genoemd. Bij een 'onbewuste' incarnatie vindt er doorgaans geen uitgebreide voorbereiding voor een nieuw leven op Aarde plaats, waardoor de persoon in kwestie willekeurig ergens op Aarde zou kunnen incarneren. Hetgeen bij bepaalde personen afhankelijk van de ‘zielehoogte en de karmische achtergrond’, best wel consequenties voor de verdere ontwikkeling van de ziel zou kunnen hebben.

Dezelfde ‘onbewuste’ incarnaties kunnen zich eveneens voordoen bij grofstoffelijk ingestelde personen die ‘noch goed noch kwaad’ zijn ingesteld, maar over een zodanig lage ‘gevoelsafstemming’ beschikken, dat het na hun overlijden ontbreekt aan datgene waardoor er ook maar enigszins een vorm van geestelijk ‘bewustzijn’ kan ontstaan. Het gevolg is dat zij in een toestand van volledige ‘onbewustheid’ kunnen verzinken, waarin ze blijven tot de volgende incarnatie zich aandient. Hetzelfde kan zich voordoen bij een snelle ‘weder belichaming’ door bijvoorbeeld een ongeval, waardoor om bepaalde 'karmische' redenen en het ontbreken van enig spiritueel besef, er binnen een paar jaar na hun dood weer een incarnatie plaats kan vinden. Ofschoon dergelijke situaties relatief weinig voorkomen. Bij een normale overgang naar de Geestelijke Wereld bereidt men onder begeleiding, wel na verloop van tijd een doelbewust en gekozen leven op Aarde voor. Een leven dat dan wel aansluit op de verdere ontwikkeling van de ziel. Zoals gezegd heeft elke tussensfeer een functie die meer gericht is op het vlak van ‘zelfverwerking’ en het verkrijgen van geestelijke ‘stabiliteit’. Maar in geen enkele tussensfeer vindt er ‘schepping’ plaats. Er vindt daar voor de ontwikkeling van de ziel ook geen evolutie of speciale veranderingen plaats, wat wel in de tussensfeer aangrenzende ‘lichtsferen’ het geval is. De tussensfeer op zich is volkomen neutraal, het leidt nergens naar toe, het eist niets en verlangt ook niets. Men blijft precies zoals men is, alsof de ziel zich geplaatst ziet onder een glazen stolp. Maar in de tussensfeer kan men wel tot ‘zelfkennis en inkeer’ komen en alles evalueren en analyseren. Een proces dat doorgaans in samenwerking met de eigen ‘gids’ geschiedt of door hoge entiteiten vanuit het ‘Licht’ begeleid wordt. In de tussensfeer heeft men daarom ook de gelegenheid om op ‘krachten’ te komen. Men wordt hier zuiver geconfronteerd met zichzelf en wanneer men zichzelf geaccepteerd heeft zoals men daadwerkelijk is, kan men verder gaan.

In de tussensferen denkt men na, men evalueert, men mediteert, men rust, men slaapt, men heelt zichzelf en wanneer er tot communicatie gekomen wordt, komt vroeg of laat de vraag naar voren: ‘ben ik al toe aan verandering?’ En wanneer er door hogere entiteiten ontkennend wordt geantwoord, dan wordt er per individueel geval een verdere ‘slaap of sluimertoestand’ gecreëerd. Maar wanneer het antwoord bevestigend is, dan ontstaat er een geestelijk ontwaken in het ‘Licht’, waardoor de persoon in kwestie doorgaat naar de eigen ‘lichtsfeer’ om zich daar verder te kunnen ontwikkelen. In de zeven bestaanssferen van het ‘Licht’ kent men overigens geen ziektes of gebreken in welke vorm dan ook. Men heeft daar alle aardse invloeden achter zich gelaten en is men ‘geestelijk’ bevrijd. Met andere woorden, niet elke overgang verloopt altijd ‘vlekkeloos’ en indien er aan het overlijden veel leed of lijden vooraf is gegaan, zal men in de ‘tussensfeer’ tot zichzelf moeten komen voordat er eventueel een ‘ontwaken’ in het ‘Licht’ plaats zal kunnen vinden. Waar men vanzelfsprekend in wordt bijgestaan. Naarmate men in hogere tussensferen komt zal het ‘geestelijke’ aspect meer een rol gaan spelen ter voorbereiding op doorstroming naar de hogere bestaanssferen in het ‘Licht’. Zo is het ook met kleine kinderen. De vierde bestaanssfeer in het ‘Licht’, is bij uitstek de sfeer waar kleine kinderen voor hun zevende jaar in opgevangen worden. Al naar gelang de ‘zielehoogte en de karmische achtergrond’ geldt dat eveneens voor wat oudere kinderen. Al deze kinderen verblijven in deze ‘lichtsfeer’ tot zij de volwassen leeftijd hebben bereikt. Na het bereiken van de volwassen leeftijd, zullen zij eerst een bepaalde tijd in de tussensfeer komen die ‘gelieerd’ is aan hun oorspronkelijke  sfeer, om te wennen aan de omstandigheden die overeenkomen met de aard van de sfeer waar men geestelijk in thuis hoort.

Wanneer men nog verder komt in de tussensferen en men kijkt naar zielen die tot de allerhoogste ‘lichtsferen’ behoren, dan heeft de tussensfeer op zo’n hoog niveau nog steeds een functie, maar dan van een andere aard. Op dat hoge niveau heeft de tussensfeer meer een functie om eventueel inzage te kunnen hebben op het ‘leven in de fysieke wereld’, op al het leven in de lagere sferen en op alles wat ver buiten het gezichtsveld van de hoogste sferen valt. Dan is de tussensfeer meer een ‘visueel’ scherm waarop communicatie wordt gepleegd. Een 'scherm', waarop alles zichtbaar gemaakt kan worden zonder dat men het zelf als ziel aan den ‘lijve’ hoeft te ondervinden. Overigens moet men aan het woord 'scherm' niet de betekenis geven die wij mensen er aan geven, maar moet men het wellicht meer zien op de wijze, waarop in de zesde sfeer een muziekuitvoering ten gehore wordt gebracht. Men heeft daar ogenblikkelijk inzage in alles wat er op een lager niveau zich af kan spelen, zowel visueel als in gevoel en in beleving. Daarnaast zijn de tussensferen gebieden waar men allemaal in eerdere incarnaties mee te maken heeft gehad. Men kan in de tussensferen wachten op degenen waar men op Aarde een ‘band’ mee heeft gehad, omdat in de tussensfeer tot op zekere hoogte een ‘neutrale’ energiefrequentie heerst. Elk persoon heeft een eigen ‘hoofdtrillingsgetal of energiefrequentie’ en is gelieerd aan een bepaalde bestaanssfeer, waardoor juist in een tussensfeer een ontmoeting met een bepaalde verblijfsduur makkelijker te regelen valt. Voor iedereen zijn de tussensferen aangename sferen om er even een tijdje in te verblijven. Omdat elke tussensfeer een 'voorportaal' is van één van de zeven 'lichtsferen', kent ook elke tussensfeer tot op zekere hoogte al het 'licht, de landschappelijke verschijningsvormen en de leefomstandigheden' van de aangrenzende 'lichtsfeer', waar de betreffende tussensfeer aan gelieerd is. Met andere woorden, men moet een tussensfeer wel degelijk al als een soort 'lichtsfeer' beschouwen, waar het best wel aangenaam vertoeven is.

Tot slot is het de bedoeling dat iedereen in zijn eigen ‘bestaanssfeer’ zijn of haar ontwikkeling blijft vervolgen. Maar voor degenen die in de tussensfeer komen zal er een gevoel van rust ontstaan. Men zal de sfeer ervaren als, ‘ik heb even de tijd voor mezelf en er is niets dat mij op een één of andere manier dwingt’. Ook personen die al lang en breedt in de ‘lichtsferen’ verkeren, kiezen er soms voor om juist in een tussensfeer even te ‘rusten, te mediteren of anderszins hun tijd even te benutten’. Daardoor is het in een tussensfeer soms een ‘druk’ verkeer van diverse zielen, waarin een grote verscheidenheid aan entiteiten en krachten aanwezig zijn. 


Zie voor een deel van de gepubliceerde verhalen tevens de spirituele website:
www.alles-is-liefde.nl


Inspiratie: Lichtsferen. com, Lex Persoon. Jozef Rulof.


woensdag 12 december 2012

'De Hemel bestaat !'

‘Een opmerkelijke bijna-doodervaring van een Amerikaanse Neurochirurg’

De ‘Hemel’ bestaat: ‘de ervaring van een neurochirurg in het hiernamaals’, is de titel van een onlangs verschenen hoofdartikel in het weekblad ‘Newsweek’, dat door de arts Dr. Eben Alexander (58) geschreven werd. Als neurochirurg en docent aan de Harvard Medical School en een aantal andere universiteiten, geloofde Dr. Alexander aanvankelijk dat er alleen maar strikt wetenschappelijke verklaringen te vinden waren, voor de ‘bijna-doodervaringen’ (BDE) die veel mensen beschreven. Hij geloofde zelf niet echt in het bestaan van God of een eeuwig voortbestaan na de dood. Dr. Eben Alexander verhuisde in 2006 naar Lynchburg, Virginia, waar hij onderzoek deed naar minder invasieve vormen van hersenchirurgie, waar hij gerichte X-stralen en digitale scanners bij gebruikte. Toen hij in 2008 echter getroffen werd door een ‘bacteriële meningitis’ en zeven dagen in een zeer diepe coma lag’, bleek al gauw een groot deel van zijn hersenen niet te functioneren. Toen hij op wonderbaarlijke wijze na zeven dagen toch weer tot bewustzijn kwam, verklaarde hij een zeer opmerkelijke ‘BDE-ervaring’ te hebben gehad, die hem nu opeens wel overtuigde over het bestaan van een God en in een ‘bewustzijn’ dat na de dood op een andere manier blijft voortbestaan.

Dr. Eben Alexander was namelijk het volgende overkomen: ‘op een ochtend in de herfst van 2008 werd Dr. Alexander met een intense hoofdpijn wakker en raakte vervolgens binnen enkele minuten volledig verlamd’. Hij werd snel naar de spoedeisende hulp gebracht en binnen enkele uren was zijn hele ‘cortex’ (hersenschors, die het denken, waarnemingen en  vrijwillige bewegingen regelt) volledig uitgeschakeld. Artsen in het ‘Lynchburg General Hospital’ in Virginia, een ziekenhuis waar Dr. Alexander dus zelf ook als neurochirurg werkte, kwamen tot de conclusie dat hij een zeldzame vorm van ‘bacteriële meningitis’ had opgelopen. Zijn kansen om met een volledig uitgeschakelde ‘cortex’ te overleven, werden als absoluut nihil gezien. Zeven dagen lang lag hij in een zeer diepe coma, zijn lichaam reageerde nergens meer op en zijn hogere hersenfuncties waren totaal afwezig. Toen de artsen op de zevende dag in het ziekenhuis met elkaar overlegden, om de behandeling al of niet door te zetten, opende hij van het een op het andere moment ineens zijn ogen. Dr. Alexander vertelde het volgende: ’terwijl de neuronen van mijn cortex totaal verdoofd werden door de aanvallen van de bacteriën, reisde mijn ‘brein-loze’ bewustzijn naar een andere dimensie van het universum’. Een dimensie waarvan ik nooit gedacht had dat het bestond en waarvan ik het mogelijke bestaan voor mijn comateuze toestand, met absolute zekerheid had ontkend. Maar deze dimensie bestaat wel degelijk, precies zoals er in de mystieke literatuur en in de vele ‘BDE-ervaringen’ over geschreven wordt. Wat ik nu naar overtuiging, met mijn volle verstand in die andere dimensie gezien en beleefd heb, heeft mij een totaal andere zienswijze over het leven na de dood gegeven. Een wereld waarin wij blijkbaar veel meer dan onze hersens en ons fysieke lichaam zijn en waarvan ik nu de overtuiging heb, dat de dood niet het einde van ons leven betekent.

Dr. Alexander zegt dat zijn ervaring anders is dan de vele andere ‘BDE-ervaringen’, omdat voor zover hij weet nooit iemand iets dergelijks heeft meegemaakt, terwijl een belangrijk deel van de hersenen compleet was uitgeschakeld. Bovendien stond zijn lichaam tegelijkertijd door zijn directe collega’s onder zeer streng medisch toezicht. Veel wetenschappelijke argumenten tegen ‘BDE-ervaringen’ suggereren dat ze het resultaat van een storing in de ‘cortex’ zijn. De ‘BDE-ervaring’ van Dr. Alexander vond echter plaats toen zijn ‘cortex’ volledig was uitgeschakeld en niet omdat die slecht functioneerde. Dit ontbreken van hersenactiviteit bij Dr. Alexander werd bevestigd door zowel de ernst en de duur van meningitis, als door direct uitgevoerde ‘hersenscans’ en uitgebreid neurologisch onderzoek. Dr. Alexander verklaarde: ‘volgens de huidige medische kennis van de hersenen en het functioneren van het brein, had ik tijdens mijn diepe coma absoluut en op geen enkele manier zelfs, maar een vaag en beperkt bewustzijn kunnen ervaren. Laat staan de ‘BDE-ervaring’ die ik beleefd heb: ‘een hoogst levendige, zeer duidelijke en volkomen samenhangend ‘odyssee’, die men op deze wijze nooit in zo’n situatie ervaren zou kunnen hebben’.

Dr. Alexander beschrijft zijn ‘BDE-ervaring’ tot in detail:  ‘grote aantallen ‘transparante en lichtgevende’ entiteiten zweefden hoog in de lucht en lieten schijnbare golvende lijnen achter zich’. Waren het ‘Engelen’ ? Dat woord gebruikte ik later toen ik al mijn herinneringen op schreef. Maar geen van dergelijke woorden doen recht aan de entiteiten zelf, die totaal verschilden van wat ik ooit op onze planeet gezien heb. Het waren hogere vormen van leven, veel meer ontwikkeld dan het leven op Aarde. Dr. Alexander werd tijdens het grootste deel van zijn reis begeleid door een ‘engelachtig’ wezen in vrouwelijke vorm. Zij was een beeldschone jonge vrouw met hoge jukbeenderen en diep blauwe ogen. Zij sprak tegen mij, zonder woorden te gebruiken, schrijft Alexander. Zij gaf mij al direct na onze ontmoeting een bepaalde boodschap door. Deze boodschap ging als een soort ‘windvlaag’ door me heen en ik begreep direct de essentie van de hele boodschap. Ik wist het direct en heel concreet, zonder dat het enige fantasie van mijzelf zou kunnen zijn. De boodschap betrof drie zaken: ‘ je wordt eeuwig diepbemind en gekoesterd - je hebt niets te vrezen - er is niets dat je verkeerd kunt doen’. Zij vervolgde: ‘wij zullen je straks veel van onze wereld laten zien, maar uiteindelijk zal je terug moeten gaan naar je eigen fysieke lichaam’. Ook deze informatie en alle informatie daarna geschiedde zonder woorden en zonder klank, maar door hun wezenlijke begrip als een soort ‘windvlaag’ rechtstreeks in mij doorgegeven.

Dr. Eben Alexander keerde zoals gezegd na zeven dagen diepe coma, inderdaad plotseling terug in zijn fysieke lichaam. Al de herinneringen aan dit avontuur in een andere dimensie, bleven zeer scherp in zijn geheugen staan en kostte hem maanden om met deze bijzondere ervaring in het reine te komen. Tenslotte geloofde hij eerder niet in een voortbestaan na de dood, maar dit ‘odyssee’ veranderde zijn inzicht voor eens en voor altijd. Dr. Alexander verklaarde: ‘ik ben van plan de rest van mijn leven de ware aard van het ‘bewustzijn’ te onderzoeken en voor mijn collega wetenschappers en de rest van de wereld het feit te bevestigen, dat wij geestelijk veel meer zijn dan alleen ons fysieke brein ons ooit zou doen geloven’. Hij verklaarde verder: ‘het is voor mij een feit dat het materialistische beeld van lichaam en brein als ‘producenten’, in plaats van ‘voertuigen’ voor het menselijk bewustzijn, op den duur niet langer meer vol te houden is’. In plaats daarvan zal er een nieuwe kijk op het ‘denkvermogen en het lichaam’ tevoorschijn komen, wat in feite al geruime tijd aan de gang is. Deze kijk is in gelijke mate ‘wetenschappelijk en spiritueel’ en zal recht doen aan wat de grootste wetenschappers uit de geschiedenis zelf als het hoogste goed waarderen, de absolute ‘waarheid’. Dr. Eben Alexander schreef over zijn volledige reis in het hiernamaals een boek: ‘Proof of Heaven’. A neurosurgeon’s Journey into the Afterlife, dat 23 oktober 2012 voor het eerst werd uitgebracht. Het boek behandelt uitvoerig onderwerpen als: ‘het bewustzijn, de dood nabij en de hemel’, dat voor veel geïnteresseerden in neurowetenschappen en mystiek van belang kan zijn.

Tussen de ‘BDE-ervaringen’ van Dr. Eben Alexander en de eerder op deze ‘blog’ verschenen artikelen over ‘de lichtsferen in de Geestelijke Wereld’ zijn opvallende overeenkomsten. Met name het artikel over de vierde sfeer van het ‘Licht’, waarin Jozef zijn dochtertje ontmoet is zeer interessant. Daarin leest men: ‘kinderen leerden in deze sfeer van het ‘Licht’ geen gesproken taal meer zoals wij dat op Aarde kennen’, maar communiceerde men direct met de innerlijke ‘levensbron’ van de ander. Twee levens ‘vloeien’ tijdens de communicatie als ‘vloeistof’ in elkaar over en begrijpt men in minder dan secondes wat de ander bedoeld, zonder dat er ook maar van enig misverstand of onbegrip sprake kan zijn. De 'vloeistoffen en de windvlaag' moet men in 'metaforische' zin uiteraard als dezelfde methode van communicatie beschouwen. Verder in het artikel ontmoet Jozef een ‘engelachtig wezen in vrouwelijke vorm’, die hem naar zijn dochtertje toe zou brengen. Jozef beschrijft: ‘de vrouwelijke entiteit was in een prachtig ‘lichtgevend’ gewaad gekleed en zij glimlachte al van verre naar hem. O, wat een geweldige  schoonheid vertegenwoordigde zij, beschrijft hij. Naderbij gekomen keek Jozef in twee ‘stralende’ ogen, een gevoel van ‘liefde’ kwam in hem op zoals hij dat nog nooit ervaren had. Ook deze 'liefde' heeft in essentie dezelfde betekenis als de 'liefde' die in de eerste boodschap aan Dr. Eben Alexander gegeven werd. Het 'Licht of de Hemel, zo men wilt' staan synoniem voor Liefde. In de mystieke literatuur is 'Licht het zelfde als Liefde' en is de mate waarin men over onbaatzuchtige liefde beschikt, het belangrijkste gegeven om het 'licht' binnen te kunnen treden.

 Ook in alle volgende artikelen over de sferen van het ‘Licht’ omschrijft Jozef de geestelijke ‘gewaden’, waarin men gekleed gaat als bijzonder ‘lichtgevend’ en in diverse kleuren en schitteringen. Ook Jozef en Alcar zweefden vaak door het firmament als zij op weg gingen naar volgende bestemmingen. Regelmatig kwamen zij ook anderen tegen in het universum, die al van verre als ‘lichtgevende’ entiteiten te zien waren en zich eveneens zwevend voortbewogen. Men verplaatste zich overal in de Geestelijke Wereld doormiddel van ‘gedachtekracht’, waarbij men doormiddel van sterke ‘concentratie en een krachtige wil’ zich al zwevend naar een bepaalde bestemming kon verplaatsen. Hierbij legde men vaak astronomische afstanden af met de snelheid van het Licht.      



Zie voor een deel van de gepubliceerde verhalen tevens de spirituele website:
www.alles-is-liefde.nl


Inspiratie: Publicatie krant. Literatuur Jozef Rulof.




maandag 10 december 2012

Wat verstaat men onder 'licht en duister' deel 2

Wat vooraf ging.
In het voorgaande is uitvoerig ingegaan op de vele werelden in het ‘Licht’. De duistere werelden of het ‘schaduwrijk’ werd buiten beschouwing gelaten maar zijn helaas ook een feit. Voor een beperkte uitleg over deze werelden, zie het verhaal over ‘de Werelden van het Licht’. Maar in het kort komt het op het volgende neer. Al naar gelang men het ‘Licht’ afwijst, zou men in één van de zeven ‘energieniveaus’ van de werelden in het ‘schaduwrijk’ terecht kunnen komen. Net als in het ‘Licht’ zijn er ook in het  ‘schaduwrijk’, dezelfde verscheidenheid aan ‘leefwerelden’ te vinden, waarin degenen die daarin verkeren eveneens zodanig harmoniëren met de ‘perceptie’ van de wereld die zij gezamenlijk geschapen hebben, dat zij ook in het ‘schaduwrijk’ de beeldvorming van die wereld aan kunnen vullen en gezamenlijk in stand kunnen houden. Daarom zijn ook de ‘leefwerelden’ in het ‘schaduwrijk’ existentieel afhankelijk van de ‘beleving’ van de bewoners die daarin tijdelijk vertoeven. De energiefrequentie die men gezamenlijk in deze ‘leefwerelden’ in stand probeert te houden, is omgekeerd ‘evenredig’ aan de energieniveaus in de werelden van het ‘Licht’. Met dien verstande dat er alleen een beperkte uiting aan ‘activiteiten’ mogelijk zijn en dat er een ‘instinctieve’ verwerping optreedt van alles wat er aan mogelijkheden gecreëerd zouden kunnen worden, die niet passen in de beperkte beeldvorming van de ‘leefwereld’ die men gezamenlijk  in dit schaduwrijk probeert te handhaven. Maar net als bij de ‘sferen van het Licht’ geven ook de verslagen over de werelden in het ‘schaduwrijk’, in hoofdlijnen weer wat men in deze sferen kan verwachten en beschrijft de literatuur van Jozef Rulof er het volgende over:

De duistere gebieden.
Alcar en Jozef zijn onderweg naar de ‘duistere gebieden’. Span al je ‘krachten’ in Jozef, het is een moeilijke tocht, maar het zal je veel wijsheid en inzicht geven, zei Alcar. Al zwevend verlieten zij nadat Jozef uit zijn lichaam was getreden, de Aarde. Zie daar beneden ons de Aarde, zei Alcar. Hoe nietig lijkt zij in dit onmetelijke universum, te midden van vele anderen en nog veel grotere planeten. Hand in hand zweefden zij de duistere sferen tegemoet. Daar voor ons ligt het ‘donkere’ Schemerland, dat aan de ‘duistere’ gebieden grenst, zei Alcar. Wij kennen nog een Schemerland dat hierboven ligt en aan de eerste ‘bestaanssfeer’ in het Licht grenst. Daar is het ook veel lichter en meer in de overeenstemming met de Aarde dan in de  sfeer die wij nu tegemoet treden. Wij gaan echter door dit tweede Schemerland heen om naar de sfeer er onder af te dalen. Het hemellicht zal steeds veranderen, totdat het een roodbruine kleur heeft aangenomen: de ‘uitstraling’ die de mensen in die derde sfeer bezitten. Het licht, waarin zij leven vertegenwoordigt hun innerlijke toestand, net zoals dat ook bij alle andere sferen in de Geestelijke Wereld het geval is. Des te meer ‘liefde’ men heeft en onbaatzuchtiger men is, des te ‘lichter’ is de innerlijke toestand en zal men hoger kunnen stijgen. Des te minder ‘liefde’ men heeft en men zich liefdelozer en egocentrischer opstelt, des te ‘duisterder’ de geest, met de kans lager in de Geestelijke Wereld te kunnen eindigen. Jozef zag het licht veranderen totdat het volledig in een roodbruine gloed veranderd was.  Wat voor een narigheid en ellende zou deze duisternis voor de mensen hier betekenen, vroeg Jozef zich af. Juist niets dan narigheid, zei Alcar. Een echte ‘hel’ zoals men dat op Aarde voorstelt bestaat er niet, maar in deze sfeer zijn de mensen door ‘hartstocht en geweld’ bezeten. Men noemt deze sfeer het ‘land van haat’, zei Alcar. Jozef nam wat zwarte grond in zijn handen, maar dat voelde vreemd en eigenaardig aan. De grond is hier ontdaan van alle ‘kracht en leven’, alles heeft hier een en dezelfde afstemming, zei Alcar. Hier groeit en bloeit niets omdat het leven onnatuurlijk is en er geen levenssappen zijn. 

Land van haat.
Daar voor hen lag een donkere stad. Fel staken de spitse torens af in de roodbruine gloed en kon Jozef alles duidelijk tot in de verte waarnemen. In wezen is dit geen stad, maar meer een land waar men eindeloos kan dwalen zonder daadwerkelijk een einde te vinden, zei Alcar. De mensen sluiten zich in deze stad in hun eigen ‘geestestoestand’ op en zien het einde niet. Men leeft hier in een donkere ‘poel’ van haat, hartstocht en geweld en zullen daar niet eerder van bevrijd zijn, dan wanneer zij zich daar innerlijk van hebben vrijgemaakt. Allen zijn daar schuldig aan, omdat zij hun ‘Aardse’ leven volledig hebben verknoeid. In deze wereld dienen zij zichzelf te leren kennen, totdat zij het vreselijke van hun toestand zelf in gaan zien. Niet eerder dan dat zij tot ‘inkeer’ zijn gekomen, zal er een verandering in hun toestand op kunnen treden en zullen zij eventueel naar een hogere afstemming over kunnen gaan, zei Alcar. Zijn onder deze sfeer nog verschillende toestanden vroeg Jozef? Ja, zei Alcar, in totaal zijn er zeven verschillende sferen in het schaduwrijk. Waar wij nu zijn is het ‘land van haat’. Dan volgt daaronder de ‘demonensfeer’ met twee sub-sferen van ‘dierlijke en voordierlijke’ afstemming. Daaronder het ‘dal van smarten’ met daar weer onder, twee duistere sferen die wij op deze reis niet kunnen bezoeken, omdat daarvoor jouw krachten ontoereikend zijn.  Maar nu zullen wij verder afdalen richting de ‘demonensfeer’, zei Alcar. Daar wil ik je laten zien waar één van de genieën van het ‘kwaad’ in deze zeer duistere sfeer zijn kwalijke werkzaamheden verricht.

Demonensfeer.
Zie, hier zijn we waar ik wezen wilde. We zullen ongevraagd binnentreden, aangezien wij onzichtbaar voor anderen in onze eigen ‘afstemming’ blijven, daar het anders niet mogelijk is om hem die ik wil bezoeken naderbij te komen. Jozef en Alcar stonden voor een zeer eigenaardig gebouw. Het grote gebouw was bolvormig en aan alle zijden staken spitse torens scherp af, waardoor het hele gebouw iets geheimzinnigs kreeg. Bovendien ging er een vreemde invloed van uit. Rondom werd het gebouw zwaar bewaakt, waardoor Jozef begreep waarom zij in hun eigen afstemming moesten blijven, om voor een ieder onzichtbaar te kunnen zijn.  Zij liepen iedereen voorbij zonder opgemerkt te worden en wandelden via een poort het gebouw binnen. Verschillende gangen liepen zij door, totdat zij in een gang kwamen die hen geleidelijk aan naar boven voerde. Bovenaan gekomen kwamen zij in een grote zaal terecht, die een soort laboratorium voor wetenschappelijk onderzoek bleek te zijn. Jozef zag dat er overal ingewikkelde elektronische machines stonden. Het was doodstil in de zaal. Alcar en Jozef liepen verder de zaal in, totdat Alcar stil bleef staan. Alcar wees naar een entiteit even verderop in de zaal, kijk Jozef, dat wezen daar is momenteel het grootste genie, dat wij kennen aan deze zijde. Een genie in het kwaad. Hij voorziet de Aarde van zijn dodelijke uitvindingen, die door zijn medewerkers worden doorgegeven aan degenen, die op Aarde hunkeren naar rijkdom, roem en eer. Hetgeen gebeurt door ‘inspiratie’. Wat op Aarde aan dodelijke en gruwelijke uitvindingen wordt gerealiseerd, wordt door hem en vele andere genieën in het kwaad eerst aan deze zijde tot stand gebracht. Zij die zich op Aarde de wetenschap van de ‘vernietiging’ (wapenproductie e.d.) hebben eigengemaakt en hun energie daarin steken, zijn instrumenten in de handen van deze Meesters in het kwaad. Over de hele Aarde zijn medewerkers van zulke kwade Meesters werkzaam, maar vanuit dit ‘hoofdkwartier’ ontvangen zij hun bevelen. Zij trachten op Aarde het goede te vernietigen om de wereld in hun macht te krijgen. Het zal je duidelijk zijn Jozef, dat hoe meer macht dergelijke wezens op Aarde in handen krijgen, des te groter en kwalijker hun uitvindingen zullen zijn. Helaas leven er op Aarde wetenschappers die hun scherp verstand  voor vernietiging gebruiken en zich door dergelijke wezens als hier geïnspireerd voelen. Wanneer veel geleerden op Aarde zouden beseffen in wat voor handen zij zich bevonden en zij de moed zouden hebben daarmee op te houden, dan zou er veel meer vrede en stabiliteit op Aarde zijn. Maar wat de een aan ‘goeds’ tot stand brengt, wordt door de ander voor het ‘kwaad’ gebruikt. Al wat door het ‘licht’ wordt geïnspireerd zal voor het geluk der mensheid dienen, Jozef. Maar al wat vanuit de diepste ‘duisternis’ komt, dient alleen maar voor vernietiging en voor de meerdere eer en glorie van degenen, die zich door het ‘kwaad’ laten inspireren. 

Dal van smarten.
Kom Jozef, wij gaan weer verder. Ik wil je nog het donkerste van de ‘duisternis’ laten zien, dat is het ‘dal van smarten’. Weer voelde Jozef dat zij ‘daalden’. Eindelijk waren zij op de plek waar Alcar wilde zijn. Jozef stond aan de rand van een groot, onafzienbaar dal. Daar in de diepte leefden mensen. Ondanks de duisternis kon hij ook hier nog de omgeving enigszins waarnemen. Alcar en Jozef daalden af in het dal waar voor zij stonden. In deze sfeer kruipt de mens letterlijk en tracht hij al kruipend tot ‘inzicht’ te komen en een andere levenstoestand te bereiken, zei Alcar. De toestand waarin deze mensen zich bevinden heeft alleen nog maar verbinding met het ‘laag dierlijke’ in de mens. Nog vreselijker dan in de bovenliggende sferen waren deze wezens, die ooit op Aarde mensen waren geweest. Traag was hun gang, zij konden zich nauwelijks voortbewegen. Na elke ‘tred’ bleven zij weer even liggen. Kan een mens zo ‘laag’ zinken om uiteindelijk in deze sfeer te moeten verblijven, vroeg Jozef zich af?. Het leven van al deze mensen is getekend door een en al dood en geweld op Aarde, zei Alcar. Duizenden mensenlevens zijn op Aarde door de wezens in deze sfeer om het leven gebracht, waardoor hun eigen harten zijn verscheurd. Ik zou je veel  gewelddaden en martelpraktijken op kunnen noemen, die niet in je geest op zouden komen, omdat je normaal nooit aan dat soort kwaad zult denken. Maar dat alles is door deze wezens tijdens hun leven op Aarde aangericht. Doch wij zullen ons hier niet aan verbinden, het is voor jou niet mogelijk dit alles te verwerken. Wij zullen terugkeren naar het Schemerland dat grenst aan de eerste bestaanssfeer in het ‘licht’, zei Alcar.

Schemerland.
Snel stegen Alcar en Jozef omhoog door al de donkere gebieden van het ‘duister’, totdat zei uiteindelijk het ‘land van haat’ achter zich gelaten hadden. Geleidelijk ging de inktzwarte duisternis over in een grijze mist. Het donkere Schemerland in waar Alcar en Jozef hun reis begonnen waren. De natuur, zover je van natuur kunt spreken, is hier minder woest, ledig en schraal dan in het ‘land van haat’, zei Alcar. Maar al naar gelang wij verder komen trekt ook deze mist op en verandert de natuur in wat beginnende plantengroei. Het zielenleven bezit in deze sfeer nog enig menselijk gevoel. Vaak zijn de mensen hier direct vanaf de Aarde binnengekomen. Mensen met weinig empathie, niet geheel eerlijk in hun denken, egocentrisch van aard en met nog veel verlangen naar aards bezit. De bewoners van deze sfeer zijn nog aards in al hun doen en laten, zei Alcar. Net als op Aarde bouwen zij hier hun eigen woningen en dragen zij Aardse kleding. Zij hebben nog volledig hun afstemming op de Aardse sfeer en kennen nog geen andere wereld, met als gevolg dat zij hun Aardse leven hier proberen te herscheppen. Zij allen zijn aan deze sfeer gebonden, doordat in hen de ‘liefde en de warmte’ ontbreekt, die een ‘paradijs’ voor hen in het ‘licht’ kan doen openbloeien. Zij verblijven hier totdat er iets in hun geest begint te ontwaken, waardoor zij ontvankelijk worden voor hulp vanuit het ‘licht’ en er enig hoger bewustzijn bij hen begint door te dringen. Alcar en Jozef trokken verder naar het bovenliggende Schemerland dat aan de eerste bestaanssfeer in het ‘licht’ grenst. Daar aangekomen lag de hemel in een grijze waas gehuld, geen wolkje was te bespeuren. Wat deprimerend vond Jozef de omgeving die hij waarnam. Hij zag bergen, vlakten, water en groen en een enigszins ‘ontwakende’ natuur. Alles wachtte op ‘warmte’, maar geen Zon die hier het leven nog deed ontwaken. Alles was nog omfloerst, zo ook degenen die hier leefden. Degenen die hier leefden waren het leven in de geest nog niet of nauwelijks bewust, doorgaans direct vanaf de Aarde hier terecht gekomen en dachten nog hoofdzakelijk in een soort Aardse omgeving te leven. Zodat ook zij de Aardse wereld in alles probeerde te herscheppen en zich vaak ‘verdoofd’ afvroegen in welke wereld zij zich toch waanden. Vragen en niets anders dan vragen beheerste hun geest, waarop zij zelf geen antwoord konden vinden. Allen waren nog ‘stoffelijk’ ingesteld, waarbij men een ‘leven na dit leven’ niet of nauwelijks wilde erkennen. Doch ook in deze sfeer zijn er voortdurend helpers vanuit het ‘licht’, om de mensen hier tot enig ‘hoger’ bewustzijn te kunnen brengen en hun de weg naar het ‘licht’ te kunnen wijzen.
 
Samenvatting.       
Van de zeven duistere sferen zijn er van vier ‘toonaangevende‘ sferen, die zich sterk door bepaalde gevoelsafstemmingen onderscheiden van de overige bewustzijnsniveaus, slechts korte ‘sfeerimpressies’ gegeven om enigszins weer te kunnen geven, wat men in de diverse sferen in het duister aan zou kunnen treffen. Vanzelfsprekend zijn alle zeven sferen van het duister ‘werelden’ op zich, waar al naar gelang het bewustzijnsniveau, mogelijk miljoenen mensen in kunnen verkeren. Deze zeven werelden zijn dermate veelomvattend dat zij ook niet of nauwelijks compleet weer te geven zijn. Bovendien kent elk van de zeven sferen weer zijn eigen ‘sub niveaus’ aan leefwerelden, die in ‘gradaties’ licht van elkaar verschillen en daardoor ook weer hun eigen afstemming hebben. Daarom is slechts de essentie waar het in het ‘schaduwrijk’ om gaat even ‘aangetipt’. Schematisch gezien zou men de zeven sferen in het ‘schaduwrijk’ als volgt weer kunnen geven: 

Eerste sfeer:  het Schemerland
- Stoffelijke afstemming;
- Omgeving in grijze waas gehuld;
- Ontwakende, beginnende plantengroei;
- Bewoners nauwelijks bewust waar zij leven;


Tweede sfeer: het donkere Schemerland
- Grofstoffelijke afstemming;
- Dor en troosteloos landschap;
- Mistige en schemerdonkere omgeving;
- Bewoners gevoelsarm en onbewust waar zij leven;

Derde sfeer: Land van Haat
- Het ‘dierlijke’ overheerst in het gevoel van de mensen;
- Inktzwarte duisternis met hier en daar een roodbruine gloed
   boven de steden met vlammende uitstraling;
- De natuur: woest, ledig en schraal;
- Haat, hartstocht en geweld overheerst het doen en laten; 
- Criminele en moorddadige mentaliteit;

Vierde sfeer: Demonensfeer
- Inktzwarte duisternis;
- Hier en daar een rode, donkerbruine gloed boven de steden;
- Een voordierlijke gevoelsafstemming met sterke vernietigingsdrang;
- Een natuurlijk landschap ontbreekt;

Vijfde sfeer: Dal van Smarten
- Inktzwarte duisternis;
- Miserabel leven in ‘holen en krotten’;
- Zeer negatieve gevoelsafstemming;
- Een natuurlijk landschap ontbreekt;

Zesde sfeer: Kruipend leven
- Inktzwarte duisternis met hier en daar flitsend groen;
- Een nauwelijks nog menselijk te noemen leven;
- Zeer negatieve gevoelsafstemming;
- Natuurlijk landschap ontbreekt;

Zevende sfeer:  Liggend leven
- Inktzwarte duisternis;
- Afschrikwekkende tot monsterachtige gestalten;
- Onaangename stank;
- Zeer negatieve gevoelsafstemming;
- Natuurlijk landschap ontbreekt;


Van de eerste drie sferen zou men zich, al naar gelang het bewustzijnsniveau nog op kunnen werken naar de sferen van het ‘licht’, mits men zich open stelt voor hulp en men daadwerkelijk bereidt is tot inzicht en bewustwording te komen. Doch van de sferen vier tot en met zeven weet men nauwelijks nog van enig menselijk bestaan af, maar kunnen wel de ‘genade’ van de incarnatiecyclus op Aarde nog doorlopen. In welke sfeer men na het overlijden in terecht komt hangt van een veelvoud van factoren af. Volgens Jozef Rulof is het vermogen om de ‘dienende’ Liefde (niet met de mond, maar met de daad beleden) uit te kunnen dragen, in combinatie met een krachtig op het ‘licht’ georiënteerde gevoelsafstemming hierin een bepalende factor. Vanzelfsprekend maken een positieve- of negatieve levensinstelling en een goed of slecht karakter, hier deel van uit. Maar dan nog spelen factoren als: ‘zielehoogte, het levenskarma, de kosmische stralenstructuur en de mate waarin er al van een bepaalde ‘inwijdingsgraad’ gesproken kan worden’, een belangrijke rol*. Bovendien kan een bepaald leven door allerlei omstandigheden overwegend ‘stoffelijk’ georiënteerd  zijn geweest, maar in de allerlaatste levensfase toch tot ‘spiritueel inzicht en bewustwording’ komen, waardoor er mede op grond van de eerder genoemde factoren er direct een opgang naar het ‘licht’ plaats kan vinden. Daarom is het niet of nauwelijks te bepalen in welke sfeer men na het overlijden in terecht komt, maar het is evident dat een sterke en krachtige oriëntatie op het ‘licht’ daar een zeer belangrijke rol in kan spelen. Sowieso zou dat onverlet een zeer kort verblijf in het Schemerland kunnen betekenen, wanneer het om redenen net even anders zou lopen.

Tot slot.
Zoals eerder gesteld zijn ‘licht of duisternis’ ofwel de keuzes tussen ‘goed en kwaad’, in zekere zin ‘overdrachtelijke’ begrippen. De mens heeft een eigen vrije wil en kan van daaruit keuzes maken. Het hoeft voor de mens niet altijd ‘goed of kwaad’ te betekenen. Het zijn in wezen ‘energieën’ die op iemand positief of negatief van invloed kunnen zijn. Door tegenstelling leiden uiteindelijk alle energieën naar een vorm van evenwicht, ontstaan door het ‘spanningsveld’ tussen de verschillende mogelijkheden, waardoor er ‘vooruitgang’ plaats kan vinden. Met andere woorden, dualisme leidt door de ontstane ‘wrijving’ tussen mogelijkheden, in veel gevallen tot een vorm van ‘groei’. De mens dwingt zichzelf altijd tot het maken van keuzes. Op een hoger ‘geestelijk’ niveau kan datgene wat door iemand in eerste instantie ‘negatief’ besloten wordt, best positief uitwerken. Dat is dan blijkbaar het ‘levenspad’ die de persoon in kwestie te volgen heeft. Men hoeft dus niet altijd in het ‘schaduwrijk’ alleen maar kommer en kwel te ervaren, maar door een overwegend ‘stoffelijke’ gevoelsafstemming en het vaak hardnekkig ontkennen van een ‘leven na de dood’, kunnen er keuzes gemaakt worden waardoor men eerst vanuit een lager gelegen bewustwordingsniveau tot ‘groei en inzicht’ dient te komen.

*
Zielehoogte: betreft de 'zeven niveaus van bewustzijn', zie daarvoor het betreffende artikel. Zie voor karma, stralenstuctuur en de inwijdingsgraad, eveneens de betreffende artikelen van eerdere datum. 


Inspiratie: Literatuur Geestelijke werelden, Jozef Rulof.


zondag 2 december 2012

Wat is 'Licht en wat is Duister'? deel 1

De betekenis van ‘licht en het duister’.
In vorige artikelen is al een en ander geschreven over de ‘duistere sferen’ maar vanuit een ‘geestelijk’ standpunt beschouwd, moet men de termen ‘licht en duister’ meer zien als tegenstellingen, die niet altijd los van elkaar gezien kunnen worden. Wat tot op zekere hoogte ook geldt voor termen als ‘goed en kwaad’. In essentie zijn de werelden van het ‘duister’, werelden die als ‘niet- scheppend’ worden gezien en zich existentieel meer op hun eigen wijze manifesteren. Wanneer men hiërarchisch gezien de werelden van ‘licht en duister’ boven elkaar zouden plaatsen. Dan is bovenaan de hoogste sfeer van het (verblindende) ‘licht’ de sfeer van de absolute ‘vorming’, waarin de scheppingskracht het hoogste niveau heeft bereikt en waar uiteindelijk de allesomvattende ‘Eenheid’ van de schepping wordt bevestigd. Daaronder krijgt men een aantal werelden waarin het ‘vormbesef’ geleidelijk aan concreter wordt, maar waarin gelijktijdig het besef van ‘Eenheid’ steeds wat minder wordt. Vervolgens komt men in de laagste sfeer van het ‘licht’, meer bij het ‘individuele’ besef van het nog ‘aardse’ denken terecht. Daaronder krijgt men de ‘duistere’ werelden, die zich in omgekeerde volgorde manifesteren. Dus vlak ‘nabij’ de menselijke wereld, ligt in het ‘duister’ een wereld waarin het ‘Ik-besef’ wel volledig aanwezig is, maar waarin de ‘creativiteit’ gering is. Daarna krijgt men een wereld waarin het ‘wereldbesef’ aanzienlijk minder wordt en het ‘creativiteitsbesef’ absoluut nihil is. Vervolgens daalt men nog verder af totdat men in de echte ‘duisternis’ terecht komt. De sferen van ‘de absolute ‘chaos’ waarin een en al disharmonie heerst en men elkaar allemaal ‘wantrouwt’ en zelfs niet meer in staat is het uiterlijk van zichzelf te handhaven, waardoor men onbewust allerlei ‘misvormingen’ bij zichzelf creëert. 

In het algemeen zegt men vaak: ‘alle lichtwerelden zijn goed en alle duistere werelden zijn slecht’. Daar dient men echter een kanttekening bij te plaatsen. Een ‘kracht’ uit de hoogste sferen van het ‘licht’ zou bijvoorbeeld op Aarde kunnen voorkomen, dat een mens aan een levensbedreigende ziekte, een ongeluk of wat dies meer zij, komt te overlijden. Vanuit het ‘licht’ doet men dat niet, het besef van het ‘geheel’ omtrent het verloop van iemands leven, laat het niet toe om zomaar in te grijpen. In de ‘geest’ kent men het doel en het waarom van elk menselijk leven. Vanuit een humaan standpunt gezien zou men dat misschien ‘onverschillig’ kunnen noemen, iets vanuit het ‘duister’, maar dat is het zeer beslist niet. Omgekeerd kan een ‘kracht’ vanuit het duister, iemand die voornamelijk leeft vanuit de liefde voor zichzelf, wel negatief kunnen beïnvloeden om bijvoorbeeld het besef bij anderen in zeker mate te ‘vertroebelen’. Dan krijgt diegene onder in vloed van het ‘duister’ veel van wat hij nodig heeft. Hij hoeft dan niet echt slecht te zijn. Integendeel, hij kan hulpvaardig en wellicht bewogen zijn met anderen, rijk en geluk voor zichzelf ervaren, gezond en oud worden.  Zaken die vanuit een menselijk standpunt misschien niet slecht zijn, maar niettemin toch zijn oorsprong vinden in het duister. Pas als men gaat begrijpen hoe groot het verschil is tussen wat de mens verstaat onder ‘goed en kwaad’ en datgene wat men vanuit een ‘geestelijk’ standpunt hieronder verstaat, dan kan men enig begrip krijgen voor de invloed die werelden van het ‘licht of het duister’ kunnen hebben en voor de wijze waarop zij werkzaam kunnen zijn in onze wereld.

Vanuit de wereld van het ‘licht’ moet men niet verwachten dat er altijd ten gunste van de mens in zal worden gegrepen. Het is geen wereld die zonder meer gunsten verleent. Aan de andere kant is het wel een wereld die, indien men ‘harmonisch, liefdevol en onbaatzuchtig’ is ingesteld, wel betere inzichten geeft en bepaalde zaken beter laat begrijpen. Men vanuit het ‘licht’ ook een zekere ‘geestkracht’ verleent en vooral de mogelijkheid biedt om zelf te handelen en zich niet door anderen laat beïnvloeden. Een duistere wereld geeft de mens misschien veel, maar het is niet iets waar men zelf werkelijk invloed op heeft. Een duistere wereld ‘eist’ doorgaans een veel sterkere ‘discipline’ dan een wereld van het ‘licht’, maar deze discipline is vaak  onderworpen aan het doel, dat al of niet in overleg met anderen wordt gesteld. Heeft men vanuit een ‘paranormale’ begaafdheid met een duistere geest te maken, dan kan hij mogelijk verschijnen als een engel van het ‘licht’. Dat hoeft geen bezwaar te zijn, maar als hij verschijnt dan gaat hij eisen stellen. Zo een geest zegt doorgaans, als men dit doet, dan zal er dat en dat gegeven worden. Want het is het ‘duister’ dat ‘voorwaardelijk’ wil werken en er doorgaans ook onaangename consequenties aan verbindt indien men het advies niet op wil volgen. De wereld van het ‘licht’ is echter onvoorwaardelijk zichzelf en zal nooit eisen stellen. De Geestelijke Wereld stelt eigenlijk maar één criterium voor wat ‘licht’ is. Licht is datgene wat iemand bevestigt in zijn of haar erkenning, zonder dat er verplichtingen worden gesteld die niet eigen zijn aan de persoonlijkheid van de persoon in kwestie. Op het ogenblik dat er dwang ontstaat is er geen sprake meer van ‘licht’.

Elke invloed waardoor de ‘vrijheid’ van de mens in het geding komt en zo dit niet aanvaard wordt, er consequenties uit voort kunnen vloeien, noemt men ‘geestelijk’ gezien het ‘duister’.  Elke kracht die alleen mogelijkheden geeft zonder verdere consequenties daaraan te verbinden en de vrijheid geeft naar ‘eigen inzicht’ te handelen is ‘geestelijk’ gezien een ‘lichte’ kracht. Het ‘duister’ manifesteert zich doorgaans ook niet rationeel, want het kijkt meestal niet verder dan zichzelf. Terwijl het ‘licht’ zich wel rationeel manifesteert, want het ‘licht’ overziet het ‘geheel’ der dingen en de relaties die er tussen allerlei zaken en het ‘licht’ bestaan. Veel zaken die maatschappelijk geregeld worden, lijken vaak ‘lichtend’ genoeg. Doch gelet op het ‘bindende’ karakter en de sancties die er meestal aan verbonden zijn, maken het geheel toch vaak tot een ‘duistere’ aangelegenheid.  Elke structuur heeft de neiging wanneer men niet goed oplet, zich ‘chaotisch’ te kunnen ontwikkelen. Vanuit het ‘licht’ kent men alleen  harmonische en evenwichtige ontwikkelingen, zonder dat men anderen daarmee schaadt of benadeeld. Daarentegen veroorzaakt het ‘duister’ wanneer er bijvoorbeeld van ‘groei’ sprake is, ‘woekering, wildgroei en onrechtvaardigheid’.  Wie te maken wil hebben met de wereld van het ‘licht’, zal moeten accepteren dat men altijd zelf verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen daden. En dat men altijd  het beste moet nastreven zonder er dwang of verplichtingen voor anderen tegenover te stellen.  

Het ‘licht’ zelf is altijd een wereld die groter is dan die van het menselijk besef. Een ‘mystieke’ beleving, die voert tot hogere werelden of tot grotere harmonieën en zich nimmer zal laten gelden. Zij is meer een ‘gevoelsbeleving’. Wie uitsluitend zoekt naar cognitieve ‘kennis’, zal in het ‘licht’ weinig bereiken. Wie daarnaast zoekt naar ‘begrip en gevoel’ beweegt zich naar het ‘licht’. Begrip en gevoel zijn altijd aspecten van het ‘licht’, kennis alleen heeft een neutrale basis. Kennis alleen is essentieel iets anders dan ‘wijsheid’. Men dient wanneer er sprake is van bepaalde ‘ingevingen of gevoelens’, eerst te zoeken naar de innerlijke betekenis ervan, voordat men alleen maar van een rationele verklaring uitgaat. Want waar de rationele verklaring zich opdringt, kunnen we het geheel mogelijk verwerpen als niet behorend tot de hogere ‘lichtende’ krachten. Ware gevoelens verloochenen zich vaak niet. Als men in het dagelijks leven geconfronteerd wordt met zaken die dermate ingewikkeld zijn, dat men er geen reëel beeld van kan krijgen, neem de informatie dan niet zonder meer aan, maar ga dan over tot nader onderzoek of een nadere verklaring. Want juist de meest ingewikkelde structuren neigen vaak naar ‘duistere’ structuren. Eenvoudige, heldere en overzichtelijke structuren zijn daarentegen vaak ‘lichtende’ structuren. Het ‘licht’ zegt: ‘als er een waarheid is, dan is die waarheid op zichzelf  al vaak genoeg’. Het ‘duister’ zegt: als er een waarheid is, dan moet ik die eerst ‘analyseren’ en vervolgens tot verplichting maken, zodat een ieder de waarheid alleen nog maar zal belijden volgens mijn interpretatie. Hetzelfde geldt ook over het vellen van een oordeel. Oor- of veroordeel nooit zomaar. Men mag zijn of haar eigen opvattingen er op na houden, maar men mag anderen nooit zonder meer de eigen maatstaven op gaan leggen. Alles heeft vaak een reden of een bepaalde voorgeschiedenis, voordat een en ander zich manifesteert. Soms zijn bepaalde zaken onvermijdelijk en dient een en ander zijn beloop te hebben.

Voor het menselijk bewustzijn bestaat er voortdurend een tegenstelling totdat men in de ‘Geestelijke Wereld’ opgenomen is. De tegenstellingen zal men dan gelet op de eigen ‘ontwikkelingsgang’ meer bewust gaan worden. De wijze waarop men het geheel of een deel van het geheel beleefd heeft, kan men misschien onderscheiden door een deel het ‘licht’ en een deel het ‘duister’ te noemen. Maar het zijn menselijke uitgangspunten, niet vanuit het geestelijk perspectief van het ‘geheel’. Het dualisme is de menselijke benadering van een ‘totaliteit’, die in het geheel van haar invloed, niet direct door de mens aanvaard wordt als een mogelijke ‘eenheid’. Als de mens zich meer bewust wordt van het ‘lichtende’ geheel, dan wordt de mens zich ook meer bewust van datgene wat voor de mens als tegenstelling bestaat. Als men in de ‘geest’ hoger stijgt betekent dat, dat men een aantal feitelijk ‘onbelangrijke’ verschillen allang heeft geassimileerd tot één geheel. Dus wat er overblijft is dan meer vanuit het menselijk standpunt gezien een ‘duistere’ wereld. Zolang men maar het ‘geheel’ wil aanvaarden, leeft men in het ‘licht’. De ‘hoog bewuste’, zal mogelijk al als ‘duister’ ervaren wat voor de beginneling misschien als een hoger ‘licht’ wordt gezien. Maar een geestelijke ‘Meester’ veroordeelt de ander daarom nooit. Hij zal nooit zeggen u bent 'duister'. Hij zal eerder zeggen: ‘sta mij toe iets van mijn ‘licht’te tonen, misschien dat u dan beseft dat u verder kunt gaan. Wij hebben allen onze eigen weg af te leggen. Of dat nu voor een ander aanvaardbaar is, doet niet ter zake. Hoe hoger men klimt in het ‘licht’, des te groter het deel van uw wereld wordt en van de mogelijkheden die voor u als ‘duister’ voor zullen komen. Maar die zal u dan niet meer als zodanig omschrijven. Zomin als de grijsaard zal zeggen dat een kind dom is, want hij begrijpt dat het kind nog veel te leren heeft. Op deze manier zou men geestelijk verder moeten gaan. Een belangrijke geestelijke waarheid is:

‘Het licht kent geen dwang. Het duister baseert zich op dwang. Het licht is de ‘vrijheid’ die men er toe brengt in volledige vrijwilligheid tot ‘Eenheid’ met alles te komen. Het duister is de ‘gebondenheid’ die juist steeds meer tot eenheid met anderen bindt en in zichzelf een voortdurend grotere onvrede en verwerping opwekt.’

Niemand ontkomt altijd aan de invloed van de ‘schaduw’. Behalve dwang is ‘angst’ daarvan ook vaak de onderliggende factor. Iedereen heeft een ‘licht- en  schaduwzijde’, dat is inherent aan het leven. De mensheid die in zijn geheel vaak de kant van de ‘schaduwzijde’ kiest, zal wanneer ‘angst’ niet voldoende beheerst wordt, mogelijk steeds meer het negativisme tot zich trekken. Ook de persoon die eenmaal de  verbinding met de schaduwzijde heeft, zal waarschijnlijk vaker het negativisme tot zich trekken en zowel geestelijk als fysiek uit gaan dragen. Juist deze tegenstelling met de ‘lichtzijde’ maakt dat de persoon in kwestie soms zo diep in een ‘dal’ geraakt, dat na een climax bereikt te hebben, er uiteindelijk een positieve ‘groei’ naar de ‘lichtzijde’ gaat ontstaan. Waardoor de persoon  volledig in het ‘licht’ gaat staan. Hetgeen niet wegneemt dat een ieder die in het ‘licht’ staat, het ‘licht’ ook uitstraalt en in de kracht van het ‘licht’ steeds meer ‘licht’ aantrekt. Hetgeen niet wil zeggen, dat als men maar in het ‘licht’ verkeert, alles wel goed zal gaan en men een gemakkelijk leven zou kunnen leiden. Juist de ontwikkeling van ‘bewustzijn, kennis en inzicht’ maakt dat de confrontatie met het ‘duister’ steeds groter wordt. Een hoger ‘bewustzijn’ rust niet zelden als een last op de schouders van de ‘wetende’. De onwetende kent deze last niet en verkeert vaak in een cirkel die men zelf niet opmerkt, omdat men hier niet van bewust is.



Inspiratie: Par Lanto. Sferen van licht, Lex Persoon.