maandag 28 januari 2013

Zou men echt altijd willen blijven leven?


Onsterfelijkheid.   
                                                                                                                                              
Het is beangstigend en boeiend tegelijk als twee beroemde Amerikaanse wetenschappers zo overtuigd zijn van de mogelijkheid de ‘dood’ te kunnen overwinnen, dat ze zelfs een ‘stappenplan’ naar een eeuwig leven presenteren. Ray Kurzweil en Terry Grossman, een futurist en een medicus, leggen deze visie uit in hun boek over ‘Onsterfelijkheid’. Het begint volgens hen allemaal bij het meer in de praktijk toepassen van onze kennis over gezond leven. Door juiste voeding, voldoende rust, minder stress, meer beweging en geregelde medische controles, kunnen we volgens de twee wetenschappers gezond blijven, totdat de ‘gen- en nanotechnologie’ zich over twintig jaar zo ver ontwikkeld hebben, dat dan de meeste doodsoorzaken van nu niet meer voor hoeven te komen. Dr. Grossman richt zich al jaren op levensverlengende medische behandelingen. Dr. Kurzweil is een groot denker en uitvinder met eredoctoraten van elf universiteiten. Zij zijn er beiden van overtuigd dat er over ongeveer twintig jaar ‘nanorobots’ door onze bloedbanen zweven, die de meeste levensbedreigende ziektecellen kunnen vernietigen, waardoor het leven aanzienlijk verlengd kan worden. De beide wetenschappers vertellen ons nader over ‘stamceltherapieën, bionische vervangingsonderdelen en gekloonde organen’, die allemaal al over tien jaar werkelijkheid zouden kunnen worden. ‘Genomica’ zal ons tegen die tijd in staat stellen om de genetische structuren veel duidelijker in kaart te kunnen brengen, zodat precies afgestemde therapieën het mogelijk zullen maken om ziektes met succes te behandelen en te kunnen voorkomen. Dit met veel meer precisie dan tegenwoordig en op individuele basis. Deze therapieën zijn nu al in ontwikkeling maar vanwege de toenemende technologische veranderingen in de komende tijd, zullen ze in de nabije toekomst veel sneller en doelmatiger toegepast kunnen worden. Omdat de ‘kracht’ van ‘informatie technologieën’ zich ieder jaar verdubbelt, zullen deze technologieën binnen tien jaar mogelijk tienduizend keer krachtiger en efficiënter zijn dan vandaag.

Nanotechnologie.                                                                                                                                         

Tegen 2035 zal de ‘nanotechnologie’ vermoedelijk al fundamentele veranderingen teweeg kunnen brengen in bijna alle aspecten van ons leven. Volgens de twee wetenschappers zal de ‘nanotechnologie’ ons tegen die tijd in staat kunnen stellen, om materie op het ‘moleculaire’ vlak zodanig te beheersen, dat we snel en goedkoop bijna alle stoffen en structuren die we willen hebben kunnen maken. Tegenwoordig bestaan er al ontwerpen om ‘submicroscopische nanobiotische’ robots (nanorobots) te bouwen en binnenkort zullen we er ook de technologische ervaring mee hebben. Er zijn al succesvolle dierenexperimenten uitgevoerd met bloedcellen op basis van nanotechnologie, die therapeutische taken uitoefenden in de bloedsomloop, zoals een apparaatje dat ‘diabetes type 1’ geneest bij ratten. Binnen twintig jaar zullen er kleine ‘nanorobots’ in onze bloedcellen circuleren en dezelfde functies uitoefenen als onze natuurlijke cellen en weefsels, maar dan met een veel grotere precisie en betrouwbaarheid dan de kennis die wij er nu over hebben. Onze toekomstige wetenschappers zullen straks uit gaan leggen, hoe ‘nanobiotische’ rode bloedcellen sneller en effectiever dan onze natuurlijke rode bloedcellen, zuurstof af zullen geven aan onze weefsels. En hoe ‘nanobiotische’ witte bloedcellen precies en volledig binnengedrongen ziekteverwekkers zullen vernietigen en hoe ‘nanobiotische trombovoren’ het stollen van het bloed zullen optimaliseren.  Over ongeveer twintig jaar voorspellen de twee Amerikaanse wetenschappers, zullen we de middelen hebben om onze eigen biologie te kunnen perfectioneren, door de informatieprocessen ervan volledig te herprogrammeren. We zullen in staat zijn om onze genen zodanig te veranderen, dat we daadwerkelijk tientallen jaren langer dan dat we nu gewend zijn, gezond verder kunnen leven. Wellicht vindt men tegen die tijd ook technologieën uit, waarmee we de grenzen van de biologie compleet kunnen overschrijden en vooralsnog binnen bepaalde grenzen ‘eeuwig’ kunnen leven.   
De esoterische opvatting.                                                                                         

De mens blijft altijd weer zoeken naar mogelijkheden om zich nog dieper vast te kunnen grijpen in de materie van het fysieke leven, omdat de mens onbewust van mening is, dat men enkel kan leven via het fysieke bestaan. Indien men het leven met alle technologische middelen die men ter beschikking heeft aanzienlijk probeert te verlengen, of op langere termijn zelfs de dood probeert te overwinnen, dan gaat men in wezen voorbij aan de zin en het doel van het leven. Het doel van het leven is primair dat een ieder bij ‘indaling’ een fysiek lichaam heeft gekozen als ‘uitdrukkingswijze’, als een wijze van expressie om tijdelijk in het leven op Aarde te integreren in de tastbare materiële wereld, om daarbij zoveel ‘bewustzijn en ervaring’ op te kunnen doen dat men zich ‘geestelijk’ verder kan ontwikkelen. Het fysieke lichaam is daarbij uitsluitend een instrument van de ‘Geest’ en niet meer dan dat. In tegenstelling tot wat men denkt maakt het leven hoofdzakelijk een ‘geestelijke’ ontwikkeling door en niet fysiek. Daarbij is het fysieke lichaam slechts een voertuig van de ‘Geest’ en niet meer dan een hulpmiddel om het doel van de ‘Geest’ te kunnen realiseren.  

Doorgangshuis.

De Aarde is dus ter verduidelijking bedoeld als 'doorgangshuis' voor zielen in incarnatie, die van de Aardse 'leerschool voor het leven' tijdelijk gebruik maken om 'bewustzijn en ervaring' op te doen, opdat zij zich daardoor 'geestelijk' verder kunnen ontwikkelen. Door in opeenvolgende levens telkens van een nieuwe persoonlijkheid, in een nieuw lichaam en andere levensomstandigheden gebruik te maken, maakt men de 'geestelijke' ontwikkeling in zijn of haar 'levenscyclus' versneld door. Door nu fysiek aanzienlijk langer te gaan leven dan 'geestelijk' de bedoeling was, vertraagt men zijn of haar 'geestelijke' ontwikkeling aanzienlijk en legt men tot op zekere hoogte de 'tijd' voor zichzelf stil. Wat verregaande consequenties heeft voor zowel het 'individu als voor de mensheid' in zijn geheel. Daarmee 'blokkeert' men in essentie de 'vooruitgang en geestelijke ontwikkeling' van de mensheid in de wisseling der tijdperken. Tijdperken die ook 'cyclusgebonden' zijn en waarbij elk tijdperk zijn eigen specifieke ontwikkeling door moet maken. Hetgeen dus allemaal vanuit de 'schepping' niet de bedoeling is en ook onmogelijk zal blijken te zijn.*
Incarnatiecyclus.                                                                                                                                                  

In essentie bestaat de mens uit een ‘Godsvonk, een Geest en een Ziel’, waarbij de Godsvonk de ‘Goddelijke Kern’ vertegenwoordigt, door wie de Geest zich manifesteert om ‘bewustzijn’ in het fysieke leven op te kunnen doen. De Ziel dient daarbij als ‘voertuig’ voor de openbaring van de Geest en is primair de ‘verbindende schakel’ tussen het fysieke lichaam en de Geest. In de Ziel wordt alles opgeslagen wat aan ervaring en wijsheid in de ‘incarnatiecyclus’ is opgedaan. Wat duidelijk als ‘zinvol en van waarde’ wordt geacht, geeft de Ziel als ‘bewustzijn’ af aan de Geest. Vanuit esoterisch standpunt gezien hunkert de Geest middels de Ziel, naar vervolmaking van zijn eigen wezen en naar uiteindelijke ‘bevrijding’ uit de stof. Dit is in wezen het ‘transformatieproces’ waar men in het leven mee te maken heeft. De incarnatiecyclus houdt in, dat de Ziel steeds weer opnieuw blijft incarneren met als doel via ‘stoffelijke manifestatie’ de uiteindelijke vervolmaking van de eigen Geest te bereiken. Het doel is om in opeenvolgende levens, door opgedane kennis en ervaring, zoveel ‘bewustwording’ te ontwikkelen, dat men uiteindelijk aan het einde van het ‘Rad van Levens’ over een ‘totaalbewustzijn’ gaat beschikken. Zodat men zijn eigen ‘onwetendheid’ ontstijgt en de incarnatiecyclus op een gegeven moment niet meer nodig heeft. Het telkens weer opnieuw incarneren neemt evenwel heel veel levens in beslag. De gemiddelde mens heeft doorgaans duizenden levens nodig, om aan de incarnatiecyclus te kunnen ontstijgen en ‘geestelijk’ verder te kunnen groeien in de hogere ‘bewustzijnsniveaus’ van de Geestelijke Wereld. Om daarna zoveel bewustzijn te ontwikkelen dat men met recht een ‘Meester van Wijsheid’ genoemd kan worden. Opdat men uiteindelijk kan ‘samenvloeien’ met de energie van de Goddelijke Albron, waarna er weer een goddelijke Ziel het ‘Vaderhuis’ is binnengetreden.
Nieuwe kansen.                                                                                

In elk leven van de incarnatiecyclus krijgt men telkens weer de kans om met een nieuw ‘levensprogramma’, een nieuw leven op Aarde aan te gaan. Waarbij in elk leven door nieuwe ouders, andere erfelijkheidsfactoren, een andere opvoeding en milieu en andere educatieve en maatschappelijke vorming, er telkens weer een andere persoonlijkheid ontwikkelt wordt. Telkens in elk leven weer een nieuwe persoonlijkheid die met een ander ‘levensprogramma’, ook telkens weer andere levensthema’s aan kan gaan en daardoor ook in elk leven met andere capaciteiten en kwaliteiten, weer nieuwe kansen krijgt om zichzelf geestelijk verder te kunnen ontwikkelen. Indien men zich niet bewust is of zich nadrukkelijk niet bewust wil zijn van deze ‘geestelijke’ ontwikkeling, de geestelijke existentie en de geestelijke mogelijkheden hierin, dan zal men zich begrijpelijkerwijs steeds meer hechten aan het ‘stoflichaam’. Men wil dan steeds langer leven, steeds weer ouder worden en steeds weer de ‘levenskwaliteit’ hierin verbeteren. Indien men technologisch geleidelijk aan veel mogelijkheden verkrijgt, om dit fysieke leven beetje bij beetje te verlengen of te veraangenamen, dan ontloopt men op den duur een deel van het gekozen ‘levenskarma’ door middel van de fysieke keuze die men maakt. Men kan op deze wijze fysiek tot uitstel komen en langer willen leven, doch indien het oorspronkelijk was vastgelegd, dat men door een één of andere oorzaak zou komen te overlijden, dan was dat zeker ‘karmisch’ en voor de noodzakelijke ontwikkeling van de ‘Geest’ de bedoeling geweest. De technologische mogelijkheden die de mens in de komende tijd verkrijgt, zullen zoals in de inleiding verwoord nog veel groter worden, dan dat men ooit had kunnen bevroeden.
Vastgrijpen.                                                                                                                               

Het vastgrijpen in de materie zal daardoor in de komende tijd nog veel sterker en krachtiger worden. Maar daar waar men zich aan de materie vastgrijpt, daaraan zal men uiteindelijk ten gronde gaan, hetgeen een negatieve reflectie op de mensheid ten gevolge zal hebben. Indien men geestelijk niets meer wil ‘voelen’, maar alleen wil existeren via het fysieke bestaan, dan zal men op een gegeven moment op een ‘nulpunt’ belanden. Men zal zich daardoor op een doodlopende weg gaan begeven, die op geen enkele wijze nog enige voldoening zou kunnen schenken. Geen voldoening omdat men ingaat tegen alle ‘Geestelijke’ wetten die de ‘Engelen van Karma’ ooit voor de ontwikkeling van de mensheid in het leven hebben geroepen. Men gaat hier mee in tegen de ‘zin en het doel’ van het leven. Door alle technologische ontwikkelingen zal men telkens de grenzen gaan verleggen en de mogelijkheden steeds weer willen uitbuiten. Wat betekent, dat de mens via zijn stoffelijk bestaan zoals eerder gesteld, zal willen streven naar een eeuwig leven. De levensmogelijkheden die men ‘geestelijk’ echter al eeuwig heeft, wil men zich ook fysiek gaan realiseren. Doch dit is zoals men begrijpt, ten ene male onmogelijk en zal ook ‘geestelijk’ niet worden toegestaan. Waardoor de eerder genoemde wetenschap uiteindelijk aan zijn eigen doel voorbij zal gaan. Weliswaar zal de levenskwaliteit door de technologische vooruitgang gaan verbeteren, men wel degelijk gezonder en mogelijk ook ouder zal worden, maar het leven zal men niet eindeloos kunnen verlengen en zeker de dood niet kunnen overwinnen.
Aquariustijdperk.                                                                                                                                              

Men zal uiteindelijk ook wetenschappelijk tot de conclusie komen dat zoals in een eerder artikel over het ‘Aquariustijdperk’ gemeld, het nieuwe tijdperk een tijdperk van ‘vergeestelijking’ zal zijn. Een tijdperk waarin de mensheid zich juist minder ‘stoffelijk en meer geestelijk’ zal gaan ontwikkelen en waarin de ‘geestelijke’ kwaliteiten van de mens ook meer tot uitdrukking zal komen. De mens zal uiteindelijk in het nieuwe tijdperk fysiek ‘transparanter’ gaan worden en over meer ‘mentale’ kwaliteiten gaan beschikken. Waardoor de individuele mens aan het einde van het nieuwe tijdperk over geweldige geestelijke ‘vermogens’ zal beschikken. Geestelijke vermogens en intellectuele kwaliteiten, die wij ons nu nog niet voor kunnen stellen, maar waardoor te zijner tijd een totaal andere wereld op Aarde geschapen zal worden. Maar fysiek eeuwig te willen leven, zal ook dan nog zeker niet de bedoeling kunnen zijn.  




* Stel dat men bij wijze van spreken vanuit de 'Middeleeuwen' dit systeem toegepast zouden hebben, waren wij dan ook op het punt van evolutie aangekomen, waarop wij tegenwoordig leven? Dan zouden misschien wel de scenario's uit de Amerikaanse geweldfilms bewaarheid zijn geworden. Middeleeuwse 'zwaardgevechten' in een sciencefictionachtige ambiance. Een en ander zou een 'hororscenario' zijn geweest. Dit alles los van het feit of men op tachtig of honderdjarige leeftijd nog de 'geestkracht' op kan brengen, om nog eindeloos door te willen leven. Laat staan met een 'verjongd' lichaam maatschappelijk nog actief te willen zijn. Mogelijk zal dat voor een enkeling gelden, maar zeker niet voor iedereen. Bovendien zou dit alles maatschappelijke en culturele gevolgen kunnen hebben, die mede vanuit financieel oogpunt niet te overzien zijn en opzich al een 'hororscenario' kunnen betekenen.


Zie voor een deel van de gepubliceerde verhalen tevens de spirituele website:
www.alles-is-liefde.nl .


Inspiratie: Publicatie krant. Par Lanto. Benjamin Creme. Het internet.

  

      

donderdag 24 januari 2013

'Dood versus Leven'

Orgaantransplantatie.
Ontwikkeling van de medische ingreep.
Hoe oud men wordt, is grotendeels afhankelijk van de staat van de organen in het menselijk lichaam. Bij het ouder worden sterven er meer cellen dan er bij komen. Voor de afzonderlijke organen betekent dat uiteindelijk achteruitgang van functie. Wanneer de functie van een orgaan te sterk vermindert kan dit leiden tot een ernstige ziekte, of zelfs tot de dood. In principe kunnen oude, zieke of beschadigde organen vervangen worden. De laatste paar decennia geniet orgaantransplantatie een grote, zo niet toenemende belangstelling. Maar deze tak van wetenschap roept ook tal van ‘ethische’ vragen op en niet in het minst vanuit bepaalde religieuze of levensbeschouwelijke overwegingen. Dit maakt dat tot op heden niet iedereen er zich in kan vinden. Overigens kent orgaantransplantatie al  een lange voorgeschiedenis, die tot ver in het verleden doorgaat. Er zijn verhalen bekend, dat al in de vroege oudheid er orgaantransplantaties werden uitgevoerd, onder andere in Egypte en in China. Maar pas rond 1900 werd het mogelijk om bloedvaten met elkaar te verbinden. Hierdoor kon men organen met een eigen aan- en afvoerend bloedvat transplanteren. Publicaties over chirurgische succesvolle niertransplantaties bij dieren volgden, maar transplantaties van dier naar mens mislukten echter. Pas in 1933 verrichtte een Russische chirurg de eerste niertransplantatie bij de mens met gebruikmaking van een overleden donor, maar de patiënt overleed echter al na drie dagen. De eerste volledig geslaagde niertransplantatie bij de mens vond pas later bij een eeneiige tweeling, in 1954 in Boston plaats. Hierna volgden transplantaties van verschillende organen.

Werkwijze in de praktijk.   
Zoals gezegd, is orgaantransplantatie het vervangen van een ziek orgaan door een gezond orgaan van een donor. Bij deze medische, operatieve handeling wordt het gezonde orgaan van een donor overgeplaatst in het lichaam van de patiënt met het ongezonde orgaan. Als iemand overleden is en ‘hersendood’ is verklaard gaat het allemaal heel snel. Het afgestane orgaan wordt eerst gecontroleerd op ‘overdraagbare’ aandoeningen en virusziekten. Als alles akkoord wordt verklaard, wordt het orgaan er uitgenomen. Vervolgens wordt het orgaan met zorg in een speciale vervoersbox gedaan en gaat het op weg naar de ontvanger. Ondertussen is de persoon die als ontvanger in aanmerking komt geïnformeerd en met spoed naar het ziekenhuis overgebracht, waar de transplantatie plaats kan vinden. Voor verschillende organen staat echter maar een beperkte tijd van ‘bewaarbaarheid’. Voor een hart staat maar 4 uur ‘bewaarbaarheid’. Voor een lever en een long slechts 10 uur en voor een nier bijvoorbeeld 36 uur ‘bewaarbaarheid’. Het is daarom ook uiterst belangrijk dat een donororgaan zo snel mogelijk getransplanteerd wordt. Nadat het donororgaan in het ziekenhuis aangekomen is wordt er nogmaals gekeken of het donororgaan geen overdraagbare aandoeningen of virussen bevat. Vervolgens wordt de ontvanger klaar gemaakt voor de transplantatie en kan de operatie beginnen.
   
Risico van afstoting.
Organen die getransplanteerd kunnen worden, zijn tot op heden voornamelijk het ‘hart, de huid, de longen, de nieren, de alvleesklier, het hoornvlies en de lever’. Ook gedeelten van organen zoals van de ‘huid, lever of van het beenmerg’ worden getransplanteerd. Ons lichaam is in staat om ‘niet eigen’ weefsel te herkennen door middel van het immuunsysteem. Dit immuunsysteem bestaat uit specifieke cellen die in ons bloed circuleren. Daarnaast spelen de lymfeklieren een belangrijke rol in het immuunsysteem. Het immuunsysteem beschermt ons tegen vreemde indringers, zoals bacteriën en virussen. Deze worden herkend als ‘niet eigen’ en het lichaam komt vervolgens in actie waardoor er koorts en ontsteking kan ontstaan. Dit is nodig om de indringer te verjagen. Na een orgaantransplantatie kan ook het donororgaan door het lichaam als ‘niet eigen’ worden beschouwd. Het immuunsysteem komt dan in actie en zal proberen het getransplanteerde orgaan te verjagen. Dit proces noemt men ‘afstoting’. In dit geval is de reactie van het immuunsysteem ongewenst, want een afstoting kan leiden tot verlies van het getransplanteerde orgaan.  Eventuele ‘acute’ afstoting tegen het lichaamsvreemde orgaan vindt in de regel tussen de eerste zes tot twaalf maanden na de transplantatie plaats. De kans op een acute afstoting is weliswaar kleiner geworden, maar ‘chronische’ afstoting kan nog steeds wel plaatsvinden. Chronische afstoting is het langzaam minder worden van de orgaanfunctie. Wel blijft het nodig dat de patiënt de rest van zijn of haar leven, dagelijks een aantal anti-afstotingsmedicijnen inneemt. Hierdoor is men dan wel weer vatbaarder voor kleine infecties zoals griep of verkoudheid.  

De donor.
De meeste organen worden verwijderd uit lichamen van mensen die overleden zijn. Voor het verkrijgen van donororganen is de meest geschikte doodsoorzaak van de donor, het overlijden aan hersenletsel (door bijvoorbeeld een verkeersongeval of door hersenbloeding). Bij hersenletsel hanteert men het criterium van ‘totale’ hersendood. Totale hersendood betekent dat zowel de hersenschors (gerelateerd aan bewustzijn en denken) als de hersenstam (gerelateerd aan ademhaling, bloeddruk en temperatuur) niet meer geheel functioneren. Na zorgvuldig medisch onderzoek of ‘totale’ hersendood geconstateerd kan worden, wordt tot transplantatie besloten. Overigens is het medisch team die de transplantatie uitvoert, strikt gescheiden van het team die de donor tot het moment van overlijden behandelt. Dit om te voorkomen dat men iemand vroegtijdig overleden zal verklaren om de organen beschikbaar te kunnen stellen. Er moet met andere woorden een strikt protocol van controles worden afgewerkt om de dood vast te kunnen stellen, alvorens men kan transplanteren. In Nederland mogen alleen academische ziekenhuizen orgaantransplantaties verrichten.

Zoals gesteld komen organen en weefsels van donors vandaan. Een donor heeft zich laten registreren, dat hij of zij bij overlijden zijn organen ter beschikking stelt om andere levens te redden. Heeft de overledene geen donorregistratie, dan kunnen de artsen de nabestaanden vragen of zij eventueel in willen stemmen met een orgaandonatie. Om te voorkomen dat men dan mogelijk te laat is, moet er bij het ontbreken van registratie wel heel snel gehandeld worden. Van alle nabestaanden van de overledenen weigert echter 70 % toestemming te geven voor orgaantransplantatie. In Nederland is nog steeds meer dan de helft van de bevolking ouder dan achttien jaar, niet geregistreerd als donor. In 2012 kregen in totaal 1225 mensen een orgaan, wat negen procent meer is dan het jaar daarvoor. Concreet waren dat 251 organen van overledenen en 488 organen van levende donoren. De rest waren weefsel transplantaties. Momenteel staan er ongeveer 1300 ernstige zieke mensen op de wachtlijst voor orgaan of weefsel transplantatie. Alle noodzakelijke gegevens worden in een centraal computerbestand van de Nederlandse Transplantatie Stichting opgeslagen.

Orgaantransplantatie volgens de esoterie.
Net als bij het voorgaande artikel staat de Geestelijke Wereld  ook bij orgaantransplantatie ambivalent tegenover zulke ingrijpende medische ingrepen, tenslotte is het de mens zelf die over zijn eigen leven beslist en daar verantwoording voor draagt. Daarom keurt men het niet af, maar juicht men het ook niet toe en wijst men wel op de ‘karmische’ gevolgen van zo’n operatieve ingreep. In essentie vertegenwoordigt elke ‘DNA molecuul’ in elke cel van het menselijk lichaam een bepaalt ‘trillingsgetal’, of te wel een energiefrequentie dat overeenkomt met het ‘punt van evolutie’ van de betrokken persoon. Dit ‘trillingsgetal’ is puur lichaamseigen en vertegenwoordigt de optelsom van alle levenservaringen, in de ‘incarnatiecyclus’ van de betrokken persoon tot op dat moment. Maar vertegenwoordigt daardoor ook alle ‘levenskarma’ die de betrokken persoon in al zijn vele levens heeft opgedaan. Wanneer dit lichaamseigen ‘trillingsgetal’ wordt overgebracht naar een ander lichaam, dat op een totaal ander ‘punt van evolutie’ staat, dan zal dat door verschil in ‘frequentieniveaus’ met elkaar botsen. De transplantatie mag dan op het ‘stoffelijk’ gebied plaats hebben gevonden, de ‘karmische’ gevolgen ervan kunnen echter aanzienlijk zijn. Opname van het orgaan van een ander, houdt dus ook de opname in van het ‘trillingsgetal’ van de cellen, van het weefsel en van een deel van de ‘karmische’ situatie van de ander, die alleen bij die persoon zelf thuishoort. Ieders ‘levenskarma’ behoort uitsluitend haar of hemzelf toe en kan esoterisch gezien beter niet worden overgedragen. Transplantatie vergroot dus in feite het ‘karmische pakket’ van wie de organen ontvangt. Ieder mens heeft al genoeg ‘levenskarma’ te verwerken en vraagt er in wezen niet om, ook nog betrokken te raken bij het ‘karma’ van een ander. Ofschoon men vanuit een esoterisch standpunt er dus duidelijk anders over denkt, kan orgaantransplantatie zolang er in de nabije toekomst nog geen kunstorganen ontwikkeld zijn, voor velen een humane methode zijn om op deze wijze het leven te verlengen. Doch het leven is niet als zodanig bedoeld, dat het ene menselijk leven het andere menselijk leven doormiddel van de eigen organen in stand probeert te houden. 

Karmische gevolgen.
Al naar gelang het orgaan dat men transplanteert, een hart vertegenwoordigt esoterisch gezien een andere ‘spiritueel niveau’ dan bijvoorbeeld een alvleesklier of een lever, transplanteert men daarmee dus ook het bijbehorende frequentieniveau en een deel van het ‘karma’ van de donor. Weliswaar vindt de ingreep dan wel plaats op een lager fysiek niveau, een niveau dat betrekking heeft op de lagere niveaus van de ziel, doch voor het hogere ‘oorzakelijke’ gebied van de geest zal dit weinig of geen gevolgen hebben. Met andere woorden de overleden donor, die vrijwillig zijn organen beschikbaar heeft gesteld, zal in de geestelijke sfeer waar hij of zij verkeert daar weinig van merken. Anders ligt dat bij een donor die niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn organen, maar daar wel voor gebruikt wordt na zijn of haar dood. De donor zal dan in zijn of haar geestelijke ‘leefomgeving’, daar in bepaalde mate last van kunnen hebben, omdat de transplantaties buiten de eigen wil om geschieden. Tenslotte is alles energie en vertegenwoordigt elk orgaan een bepaalde frequentiewaarde en een deel van het ‘karma’ van de donor. Maar de gevolgen van onvrijwillige transplantaties kunnen ‘karmisch’ groter zijn voor degenen, die zich met de transplantaties bezig houden. Zij die deze acties uitvoeren werken bewust tegen een humane regel in en ‘bouwen’ daarmee op een bepaalt niveau een negatief ‘karma’ op. Zoals eerder gezegd vertegenwoordigt elk individu een bepaalde energiefrequentie, een energiefrequentie dat genetisch bepaald is en waaruit in het leven mogelijke ziektebeelden uit voort kunnen vloeien. Ziektebeelden waar men in het leven vaak onbewust voor gekozen heeft, om deze op zwakke plaatsen van het lichaam zodanig te kunnen doorleven, dat de ‘wrijving’ tussen geest en materie daardoor groter wordt. En de mens juist door deze ‘wrijving’ in staat wordt gesteld geestelijk te kunnen groeien.   

Juist door geestelijk te kunnen groeien krijgt de mens de mogelijkheid ‘karma’ in te kunnen lossen, waardoor het bewustzijn zich zodanig vergroot dat het in ‘kracht’ aanzienlijk toe kan nemen. Geestelijke groei kan men in het leven echter uitsluitend bereiken, door het leven  zodanig aan te gaan, dat men de uit de ‘incarnatie’ voortvloeiende ‘ziekte-mogelijkheden’  daarbij ook volledig accepteert. Dit houdt in dat men voor geestelijke groei het lichaam nodig heeft met al zijn mogelijkheden zowel in positieve als in negatieve zin. Juist deze ogenschijnlijke negatieve elementen zijn elementen, die de mens gebruikt om het leven zodanig te ‘doorleven’, dat men hierdoor ook daadwerkelijk geestelijk kan groeien. Tracht men nu door welke technologische mogelijkheden dan ook, een lichaam dat normaal niet in leven had kunnen blijven, aanzienlijk te verlengen dan werkt dat zodanig tegen de ‘karmische’ wet in, dat men hierdoor ‘karma’ oplaadt en een en ander niet op de noodzakelijke wijze ‘doorleven’ kan. Wanneer een donor bij ‘leven’ een orgaan afstaat, kan dat eventueel wel consequenties hebben in het etherisch veld van de donor. De opening die geboden wordt in de lagere energetische velden van de donor, geeft de mogelijkheid tot een bepaalde ‘verstoring’ in deze velden. Hetgeen onder bepaalde omstandigheden zelfs door kan werken in een volgende incarnatie. Ook bloedtransfusies hebben in zeker opzicht karmische gevolgen. Alle energieën die voor organen en lichaamsdelen gelden, gelden ook voor bloedtransfusies. De energieën, levenscellen hebben allen een ‘emotionele afdruk en bijbehorende waarde’ die door het lichaam dat de transfusie krijgt toegediend, wordt overgenomen. Deze transformatie van energie heeft enige tijd nodig om in evenwicht te komen met de opnamemogelijkheid van het fysieke lichaam. Dit kan in de praktijk zeer snel gebeuren. Meestal duurt het hooguit enkele weken voordat het geheel is gestroomlijnd volgens de energieën die er in het fysieke lichaam zijn. De consequenties zijn geestelijk waarneembaar, doch worden in korte tijd verwerkt. Omdat het bloed dus snel in staat is zich aan te passen aan het menselijk lichaam, draagt het wel aanzienlijk minder ‘karma’ dan bij de orgaantransplantaties.  


Zie voor een deel van de gepubliceerde verhalen tevens de spirituele website:
www.alles-is-liefde.nl


Inspiratie: Maitreya's missie, Benjamin Creme. Par Lanto. Het internet.
     

donderdag 17 januari 2013

De Dood deel 4

Vroegtijdige levensbeëindiging.

Euthanasie.
Euthanasie, ‘genadedood of genadedoding’, zijn benamingen voor ‘opzettelijk levensbeëindigend handelen’ door een ander dan de gedode persoon, maar wel op diens verzoek. Deze definitie is afkomstig van de Nederlandse Staatscommissie voor euthanasie (1985) en wordt gehanteerd door zowel de Nederlandse als de Belgische wetgever. Ook hulp bij zelfdoding door een arts valt onder deze definitie. Het doel moet zijn: ‘een einde te maken aan uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt’. De meeste verzoeken komen van mensen die een ziekte hebben waaraan zij ook zullen overlijden. In 80 procent van de gevallen zijn dit kankerpatiënten, die zelf hun tijdstip van overlijden willen kiezen, zodat verder ondraaglijk en uitzichtloos lijden hen bespaard wordt. Daarnaast moet de arts aan verschillende eisen voldoen en moet de patiënt op de hoogte zijn en inzicht hebben in zijn ziekte en de behandelmethodes. Euthanasie en hulp bij zelfdoding zijn opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. Hierdoor is euthanasie strafbaar, als er niet aan de zorgvuldigheidseisen wordt voldaan. De arts moet aan de lijkschouwer melden dat er euthanasie is toegepast. Deze bekijkt hoe en met welke middelen het leven is beëindigd. Vervolgens stuurt hij de verplichte en overige belangrijke stukken naar één van de toetsingscommissies. Deze commissie beslist of de euthanasie op de juiste manier is toegepast. Wil de patiënt euthanasie, dan moet hij of zij een euthanasie verklaring laten opstellen. Belangrijk is dat het verzoek van te voren met de huisarts of specialist besproken wordt. Het liefst in een zo vroeg mogelijk stadium, zodat de patiënt voldoende tijd heeft om op zoek te gaan naar de arts, die deze hulp ook daadwerkelijk wil verlenen. De tekst van de euthanasieverklaring moet helder zijn en maar voor één uitleg vatbaar zijn, maar dan nog heeft de patiënt geen garantie. Er bestaat namelijk geen ‘recht’ op euthanasie. In Nederland mogen mensen om euthanasie vragen vanaf hun zestiende jaar.

In Nederland ijvert sinds 1973 de ‘Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde’ voor maatschappelijke aanvaarding van euthanasie. In de laatste decennia is euthanasie bij een steeds groter deel van de bevolking een geaccepteerde methode voor levensbeëindiging geworden. Uit onderzoek is gebleken dat de nabestaande van iemand die door euthanasie overlijdt, het rouwproces goed of zelfs beter aankunnen dan nabestaanden van iemand die een natuurlijke dood sterft. Dit heeft vooral te maken met de voorbereiding. De familie kan beter afscheid nemen, omdat er door de hele procedure die gevolgd wordt, er openlijk en actief over de naderende dood gesproken wordt. Uit onderzoek blijkt dat jaarlijks ruim 4000 mensen zelf een eind aan hun leven maken door in overleg met naasten te stoppen met eten en drinken, of door medicijnen te slikken. In driekwart van de gevallen beoordelen naasten deze methoden als een waardig levenseinde. 

Euthanasie vanuit esoterisch standpunt.
Het sterven is een noodzakelijk proces om over te kunnen gaan naar de Geestelijke Wereld, het lijden in de meeste gevallen niet. Het is uiterst moeilijk voor een persoon te spreken, die verschrikkelijk lijdt en die verlost wil worden uit dit lijden, terwijl de patiënt in de meeste gevallen geen begrip heeft over een leven na de dood. De Geestelijke Wereld keurt euthanasie niet af, maar wijst wel op de mogelijke ‘karmische’ gevolgen die deze daad in bepaalde gevallen wel kan hebben. Hetgeen inhoudt dat niemand zich aan zijn ‘levenskarma’ kan onttrekken, maar dat men eens in een volgend leven, het niet opgedane of resterende ‘karma’ op een andere wijze weer zal moeten ‘doorleven’. De Geestelijke Wereld wil niemand ernstig zien lijden, maar het besluit om het leven te beëindigen is een gebeuren dat volledig onder de verantwoordelijkheid van de mens zelf valt. Als men op een gegeven moment geen enkel vooruitzicht meer heeft, om het leven op een normale manier voort te kunnen zetten en men ziet dat men anderen door dit lijden veel verdriet aan kan doen, zelfs de ander hierdoor emotioneel kan schaden, dan is voortijdige levensbeëindiging gerechtvaardigd. Dit wordt niet gerekend als zelfmoord en is niet iets waarmee men ‘zwaar’ karma op zich laadt. Men is bij ernstige, levensbedreigende ziektes en ondragelijk lijden, al bewust bezig te sterven als men euthanasie laat plegen of als men daartoe de eerste aanzet geeft. Men is dan eigenlijk al bezig het leven te beëindigen, zoals men in een normaal verloop van het proces het leven zou beëindigen.

Bij sommige mensen die nog een zwaar ‘karma’ hebben in te lossen, is het vaak niet juist om euthanasie te plegen, hoe zwaar dit voor de betrokkende ook kan zijn. Juist door hun lichamelijk lijden door te maken, dit lijden te ondergaan, kunnen zij door dit zware ‘karma’ te doorleven weer tot inlossing van dat ‘karma’ komen. Dit is niet iets waarvoor je de Geestelijke Wereld verantwoordelijk kunt stellen. Het is zoals in alle gevallen, dat de mens zelf verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen ‘levenskarma’. Zelf verantwoordelijk is voor alle aspecten die in dit ‘levenskarma’ voor kunnen komen. Als een persoon langdurig buiten bewustzijn is en niet meer wilsbekwaam is om zelf te kunnen beslissen, dan is het de verantwoordelijkheid van de arts en van de familie om verregaande beslissingen te kunnen nemen. Deze verantwoordelijkheid zal dan geen ‘karma’ voor de betrokkene of voor de nabestaanden laten bestaan. Bij abortus zou men van hetzelfde kunnen spreken. Hier zou men eveneens niet in alle gevallen ‘karma’ hoeven op te laden. Er zijn bij abortus situaties dat men vanuit de ‘geest’ om redenen, een conceptie plaats laat vinden, zonder dat dit ‘karmische’ gevolgen heeft. Om conceptie plaats te laten vinden, terwijl men vanuit de ‘geest’ weet dat de vrouw dit kind niet wensen zou, maakt de Geestelijke Wereld om bepaalde ‘karmische’ redenen met betrekking tot de ‘in te dalen geest’, soms gebruik van deze mogelijkheid, wetende dat er van abortus gebruik gemaakt zal worden. Wat vanuit de mens als onbegrijpelijk voor zou komen, kan vanuit ‘geestelijk’ perspectief om diverse ‘karmische’ redenen toch als zinvol gezien worden. Men maakt dus soms vanuit ‘geestelijk’ perspectief gebruik van de afwijzende instelling van de vrouw en de hele situatie  daar omheen. Maar doorgaans is abortus een zaak, dat wanneer het kind wel voorbestemd was te blijven leven, dit wel degelijk ‘karmische’ gevolgen heeft voor de vrouw die voor abortus besloten heeft. Hetgeen ook in de meeste gevallen de situatie is. 

Veelal zijn het onbewuste keuzes die vanuit de ‘wet van oorzaak en gevolg’ (levenskarma) destijds al in het ‘incarnatieprogramma’ waren vastgelegd. Soms heeft de één bij een sterfbed een zware beproeving om ‘karmische’ redenen nodig en soms gaat het bij de ander eveneens om ‘karmische’ redenen ‘snel en abrupt’. Voor nabestaanden wordt een sterfbed vaak als iets ‘positiefs’ ervaren en een abrupt levenseinde als iets negatiefs.  Indien men plotseling sterft, zullen de nabestaanden het missen dat men geen afscheid heeft kunnen nemen. Doch indien men langzaam sterft, zullen vele nabestaanden zeggen dat het langdurig lijden zinloos was, maar het wel waarderen dat zij uitgebreid afscheid hebben kunnen nemen. Vanuit het ‘levenskarma’ creëert de mens doorgaans zelf op welke wijze men het levenseinde ingaat. Op dat punt krijgt de ziel wat het nodig heeft, door de keuzes die men eerder al ‘onbewust’ heeft gemaakt. In bepaalde situaties vinden er sterfgevallen plaats door ‘rampen en calamiteiten’, waarin veel mensen collectief heengaan en abrupt uit het leven worden weggehaald. Ofschoon anderen dat moeilijk zullen begrijpen, heeft dat om dezelfde redenen vaak te maken met ‘groeps- of landskarma’, gelieerd aan zwaar ‘levenskarma’ uit nog eerdere levens. Geen mens zal dat gemakkelijk kunnen begrijpen en er lang over na kunnen denken over de ‘zin’ van dit soort collectieve gebeurtenissen. Zowel het één als het ander heeft altijd te maken met een bepaalde achtergrond van niet bewuste keuzes, voortkomend uit een bepaald ‘levenskarma’. En dat het voor de geest van de betrokkenen, altijd een ‘leerschool’ was om daarmee ‘inzicht of afsluiting’ in een bepaald ‘karma’ te kunnen verkrijgen. Zodat de betrokkenen in een volgend leven vanuit een ‘schone’ lei, verschoond van enig belastend ‘karma’ zich geestelijk verder kan ontwikkelen.
    
De wens om al of niet eerder te sterven.
Indien de mens op welke wijze dan ook, de ‘vitaliteit of levensenergie’ in zichzelf niet meer voelt en zich volledig overgeeft aan het ‘hogere of spirituele’ aspect, dan zal de persoon in kwestie eerder kunnen sterven. Doch als de mens nog ‘karmische’ verbindingen heeft of juist door te sterven een bepaald ‘karma’ denkt te kunnen ontlopen, waarvan hij of zij zich op dat moment niet bewust van is, dan zal het ‘karma’ de betrokkene aan het leven blijven binden totdat het ‘karma’ is doorleefd. Vaak is het voor anderen moeilijk te begrijpen, waarom de één gemakkelijk overgaat en de ander zwaar moet lijden. Zoals reeds eerder geschreven  heeft dit te maken met de energie en de ‘kracht’ van het levenskarma. Alleen de wens om snel te kunnen sterven en geen pijn te hoeven voelen is niet voldoende. Een en ander moet ‘gedragen’ zijn in overeenstemming met het ‘levenskarma’ dat de mens beheerst.  


Zie voor een deel van de gepubliceerde verhalen tevens de spirituele website:
www.alles-is-liefde.nl



Inspiratie: Het internet. Maitreya's missie, Benjamin Creme. Par Lanto.


maandag 14 januari 2013

De Dood deel 3

Vroegtijdige levensbeëindiging.

Algemeen.
Uit onderzoek blijkt dat er wereldwijd in toenemende mate, door zowel jongeren als ouderen gekozen wordt voor vroegtijdige levensbeëindiging ofwel door zelfmoord. Ofschoon de oorzaken niet onder één noemer te brengen zijn, trachten sociologen de verschillen in zelfmoordcijfers vooral tussen landen met een vergelijkbaar sociaaleconomisch profiel te verklaren. Met name zijn ‘religieuze en sociaal-culturele verschillen en verschillen in de kwaliteit van de gezondheidszorg’, factoren die hier een belangrijke rol in kunnen spelen. Kortgezegd wordt de ‘kwaliteit van het leven’ door de betrokkene, op het moment van de daad als zodanig ervaren , dat zelfdoding kennelijk nog als enige uitweg wordt gezien. In algemene zin is zelfmoord of suïcide de benaming voor het opzettelijk beëindigen van het eigen leven. Zelfmoord verschilt van euthanasie, waarbij in het laatste geval het leven op eigen verzoek door een ander wordt beëindigd. Hulp bij zelfdoding kan gezien worden als een vorm van euthanasie. Zelfmoord is een verschijnsel dat zich in vrijwel elke samenleving manifesteert, maar per land verschillend beoordeeld wordt. De grote Wereld Godsdiensten wijzen zelfmoord af, maar het Shintoïsme bijvoorbeeld weer niet. In de oudheid kwam zelfmoord, min of meer op  legale wijze, vrij frequent voor in het ‘Romeinse Rijk, Griekenland en in Indië’. Tijdens de Middeleeuwen kwam het fenomeen weinig voor in Europa, maar nam vanaf de 17e eeuw geleidelijk aan toe.

Culturele verschillen en statistische gegevens.
In sommige culturen was gedwongen zelfmoord een methode van executie, veelal voorbehouden aan aanzienlijke personen. In andere culturen wordt zelfmoord gezien als een manier om schande uit te wissen. In beide gevallen gold het als een vrij eervolle dood. In het oude Griekenland werd dit vonnis voltrokken door het drinken van een beker met gif. In Japan werd zelfmoord gezien als een methode om schande en gezichtsverlies te ontlopen door middel van een ‘eervolle dood’. In sommige streken van India was het gebruikelijk voor weduwen om zichzelf te doden, om op de brandstapel van de overleden man te springen. Ofschoon deze methode verboden is, komt deze onvrijwillige daad soms nog voor in India. Wereldwijd plegen elk jaar minstens een miljoen mensen zelfmoord, dat is 1,5 procent van alle sterfgevallen. Van de mensen die zelfmoord plegen heeft negentig procent psychische problemen. Depressie maakt de kans op zelfmoord 15 tot 20 keer zo groot. Elk jaar overwegen ruim 400.000 mensen in Nederland zelfmoord te plegen, bijna een kwart onderneemt ook daadwerkelijk een poging. Het aantal feitelijke zelfdodingen ligt jaarlijks op ongeveer 1,5 procent, wat neerkomt op ca. 1500 doden. Van alle jaarlijkse zelfmoordpogingen was een derde bedoeld als een ‘schreeuw om hulp’. Blijkt uit een onlangs verschenen studie van het Trimbos Instituut. Onder jonge vrouwen tussen de 15 en 25 jaar is zelfmoord de grootste doodsoorzaak. Uit onderzoek blijkt dat vrouwen meer aan zelfmoord denken dan mannen. Ook het aantal pogingen ligt met 2,7 procent hoger bij vrouwen dan bij mannen. Nederland ligt hiermee iets onder het wereldwijde gemiddelde.

Online zelfhulpverlening.
Overigens blijken mensen met zelfmoordgedachten baat te hebben bij een ‘online’ zelfhulpcursus, wat bleek uit een onlangs gehouden promotieonderzoek. Deelnemers die de zelfhulp gebruikten piekerden na zes weken duidelijk minder dan de mensen die op een wachtlijst stonden. Mensen met zelfmoordgedachten denken vaak dat zij hun problemen zelf moeten kunnen oplossen. Ze schamen zich om naar een hulpverlener te gaan of hebben hiermee eerder onprettige ervaringen mee gehad. In een isolement kunnen zij de controle op kwellende gedachten aan zelfmoord verliezen, waardoor zij steeds meer gaan piekeren. Doordat zij geen hulp zoeken, kunnen ze ook niet profiteren van eenvoudige technieken die hun denken weer in goede banen kunnen leiden. Om mensen met zelfmoordgedachten toch te bereiken is er een ‘online zelfhulp’ ontwikkeld. De ‘online zelfhulp’ is niet bedoeld als een vervanging van de reguliere medische hulpverlening, maar als een eerste stap in het hulpzoekproces of als aanvulling op hulp in de geestelijke gezondheidszorg. Zo heeft Facebook zich onlangs ook beschikbaar gesteld om het aantal zelfmoorden terug te kunnen dringen. Gebruikers kunnen aangeven als een vriend of kennis een suïcidaal bericht plaatst, waarna Facebook contact opneemt met de persoon in kwestie. Door de gebruikers een privé-chat aan te bieden hoopt Facebook de drempel naar professionele hulpverlening te verlagen. Volgens ‘the National Suïcide Prevention Lifeline’ vinden vooral jongeren het fijner om via digitale communicatie te praten over hun problemen, dan bijvoorbeeld te bellen of een afspraak te maken met een psycholoog. 

Zelfmoord vanuit de esoterie.
Zelfmoord en euthanasie zijn niet gelijk en hebben verschillende karmische effecten. In geval van extreem lijden kan euthanasie in zekere zin worden gezien als een daad van barmhartigheid en tegenwoordig verlenen artsen hun patiënten deze dienst geregeld (in stilte). Niettemin is het vanuit esoterisch standpunt het benemen van een leven en kleeft er altijd een gevaar van misbruik aan vast. Het grootste bezwaar tegen levensbeëindiging is dat het in beide gevallen esoterisch gezien ‘het doel van de ziel’ verstoort. Het is de ziel die incarneert, in dienst van het goddelijk plan en het is de ziel, die de incarnatie op natuurlijke wijze hoort te beëindigen. Lijden, lichamelijke pijnen en de meest voorkomende ziektes zijn het gevolg van de ‘wrijving tussen geest en stof’, die op de stoffelijke gebieden wordt teweeggebracht door het onvermogen van de ziel om haar ware aard en levensdoel, adequaat in haar persoonlijkheid tot uitdrukking te kunnen brengen. Lijden, lichamelijke pijnen en ziektes hebben derhalve een doel in het leven en zijn de ‘keerzijde’ van de volmaaktheid van de ziel. Zelfdoding heeft in feite geen zin, aangezien de betrokken persoon in een latere incarnatie terug zal komen op het zelfde punt van evolutie waarop men in dit leven geëindigd is, met weer dezelfde noodzaak (maar dan onder andere omstandigheden) om het oorspronkelijke ‘doel van de ziel’ wederom ten uitvoer te kunnen brengen. Vroegtijdige levensbeëindiging is niet de verschrikkelijke ‘zonde’ tegen het leven, waarvoor eerdere generaties het hielden, maar het is een belangrijke ‘inmenging’ in de plannen van de ziel en heeft daarom ‘karmische’ gevolgen in het vertragen van de eigen evolutie.
   
Kan ‘predestinatie’ ook ten grondslag liggen aan zelfdoding?
Hoge uitzonderingen wellicht daargelaten, is dat doorgaans niet het geval. De mens heeft een eigen ‘vrije wil’ en kan met die vrije wil ingaan tegen het normale verloop van het leven, als men niet had ingegrepen. Door de ‘vrije wil’ heeft de mens in beginsel altijd zelfbeschikkingsrecht. Doordat men de weg niet meer ziet, blijkbaar geen uitweg meer ziet, kan men ingaan tegen de normale gang van zaken. Wel is het zo dat, indien het spiritueel besef ontbreekt en men de ‘karmische’ gevolgen daardoor niet onderkend, zeker zoals eerder vermeld de ‘karmische’ lessen in een volgend leven weer tegenkomt. Indien men ziet hoeveel mensen tegenwoordig het leven vrijwillig beëindigen, dan blijkt daaruit dat zeer veel mensen problemen hebben met hun eigen ‘levenskarma’. Het ‘karma’ waarvoor men veelal zelf gekozen heeft voordat men in dit leven incarneerde, vindt men onder bepaalde omstandigheden dermate zwaar, dat men daardoor besluit het leven vroegtijdig te beëindigen. Vaak zullen dergelijke zielen weer redelijk vlug tot incarnatie overgaan, om toch indien men daarvoor vrijwillig kiest, het ‘karma’ dat men heeft laten liggen, vooralsnog weer af te kunnen maken. In die zin kan men het ‘karma’ hoe dan ook niet ontlopen. Door vlug  weer te ‘incarneren’ kan men versneld tot inzicht komen en beter begrijpen, waarvoor men op Aarde in een eerder leven was
geïncarneerd, maar het ‘karma’ ontlopen kan men dus nimmer.

De geestelijke gevolgen van zelfdoding.
Op welke wijze de zelfmoordenaar na zijn daad de Geestelijke Wereld betreedt, zal al naar gelang de daad op zich, per individueel geval verschillend zijn. In dit geval spreekt men van 'actieve en passieve' zelfdoding, waarbij al of geen geweld bij aan te pas komt. Bij zelfdoding doormiddel van bijvoorbeeld 'tabletten', zal de toetreding tot de Geestelijke Wereld vanzelfsprekend anders zijn, dan bij grof geweld. Bovendien spelen 'zielehoogte en allerlei karmisch achtergronden' eveneens hierin een rol. Doch bij zelfdoding doormiddel van een gewelddaad, veroorzaakt de daad bij de betrokkene doorgaans een zodanige schok, dat de kans op een 'isolement' in een door de daad gecreëerde 'repeterende' droomtoestand daardoor zeer reëel aanwezig is. De ziel is tijdens een dergelijke daad dermate negatief geladen, dat deze instelling de geest volledig overschaduwt. Daardoor plaatst men bij zo een gewelddaad zichzelf zodanig in een 'repeterende' droomtoestand, dat de ziel net zo lang in de repetitie van de zelfgekozen 'daad' (negativisme) blijft verkeren, totdat zij zelf inziet dit negativisme 'los' te moeten laten. Waarna er uiteindelijk vanuit het 'licht' daadwerkelijk hulp geboden kan worden. De duur van de 'droomtoestand' loopt doorgaans parallel met de tijd, die men normaal gesproken op Aarde nog te leven had. Doch aangezien er in de Geestelijke Wereld geen tijd bestaat, zal dat voor de betrokkene niet als zodanig ervaren worden. In de overige gevallen waarbij de 'schok' als minder heftig wordt ervaren, zal de betrokkene mogelijk een 'stabiliserende' slaap in de tussensfeer ondergaan, om de geest tot rust te laten komen. Zodat na verloop van tijd bekeken kan worden of de persoon in kwestie door kan gaan naar zijn eigen 'sfeer'. Van enige 'veroordeling' door de Geestelijke Wereld zal geen spraken zijn, wel van 'medeleven en begrip'.


Zie voor een deel van de gepubliceerde verhalen tevens de spirituele website:
www.alles-is-liefde.nl


Inspiratie: Het internet. Maitreya's missie, Benjamin Creme. Par Lanto. Steve Rother.







     
 

vrijdag 11 januari 2013

De Dood deel 2

Wat vooraf ging.
Doordat de Geestelijke Werelden per definitie ‘energetische’ werelden zijn, bestaan vooral deze werelden uit ‘oneindig’ veel verschillende niveaus van energiefrequentie, waardoor men niet zo maar van de ene naar de andere wereld kan overgaan. Zoals eerder gesteld bevinden de verschillende sferen in deze ‘energetische’ werelden, zich op het niveau van ‘gedachtenenergie’, waar alleen al sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ voldoende is, om iets in de ‘realiteit’ van deze werelden tot stand te laten brengen. Wat in de fysieke wereld door bepaald ‘materiaal’ opgebouwd moet worden, kan men in deze werelden doormiddel van sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ al direct in de praktijk realiseren. Degenen die in deze werelden leven, harmoniëren allemaal zodanig met de ‘leefomstandigheden’ van de wereld die zij gezamenlijk geschapen hebben, dat zij elkaar in de ‘beeldvorming’ van die wereld voortdurend aan kunnen vullen en in stand kunnen houden. Maar omdat men juist in de ‘beeldvorming’ van deze werelden sterk afhankelijk is van de ‘kracht en de waarden’ die men er gezamenlijk aan geeft, kunnen de genoemde ‘leefomstandigheden’ weer telkens wat veranderen, wanneer er wijzigingen in de samenstelling van de ‘bewoners’ ter plaatse ontstaat. Tenslotte creëert de mens hoe dan ook altijd zijn eigen ‘leefomgeving’ en is er niks ‘menselijks’ vreemd. Zodat de beschrijving van deze werelden (met uitzondering van de bewoners) dan ook meer als ‘richtinggevend’, dan als exacte ‘beschrijvingen’ van deze werelden beschouwd moeten worden. Vanzelfsprekend zijn alle sferen in de Geestelijke Wereld, werelden op zich waar mogelijk miljoenen mensen op diverse energieniveaus kunnen verkeren. Maar niettemin geven de ‘verslagen’ ontegenzeggelijk weer wat men in ‘grote lijnen’ in de Geestelijke Wereld kan verwachten.

Kinderen en hun overlijden.
Zoals al in eerdere artikelen vermeld zullen kinderen beneden de zeven jaar, na het overlijden meteen naar het ‘Licht’ kunnen vertrekken. Ruimschoots voor het overlijden is de begeleidende entiteit (gids), die vanaf de incarnatie al aan het kind is toegewezen, bij het overlijden aanwezig. Waarbij natuurlijk ook al eerder overgegane familieleden bij aanwezig kunnen zijn. Vrijwel direct na het overlijden neemt de vrouwelijke entiteit (gids) het kind onder haar hoede, neemt het kind rechtstreeks mee naar de ‘kindersfeer’ op het vierde kosmische niveau in het Zomerland, alwaar zij in daarvoor speciaal ingerichte ‘kindertehuizen’ de verzorging van het kind liefdevol op zich zal nemen. Kinderen die voor hun zevende jaar komen te overlijden hebben namelijk nog zo een directe verbinding met hun ‘kosmische oorsprong’, dat zij direct op een hoger frequentieniveau in het ‘Licht’ opgevangen kunnen worden. In het kindertehuis krijgt het kind op buitengewoon ‘liefde- en begripsvolle’ wijze de verdere begeleiding en verzorging totdat het de volwassen leeftijd  bereikt heeft. Zodra het kind er volledig klaar voor is, zal de persoonlijke ‘levensbegeleidster’ af en toe met het kind de ouders en achtergebleven familieleden gaan bezoeken, in verband met de ‘Liefdesband’ die er vanaf het begin is gesmeed. Waarachtige ‘liefde’ is onverbrekelijk en zal zeker vanaf ‘Gene Zijde’ gerespecteerd blijven worden. Bovendien is het ook belangrijk voor de ontwikkeling van het kind dat de herinnering aan het gezin waar het uit voortkwam blijft bestaan. Vervolgens zal het kind tijdens zijn of haar groei naar volwassenheid, geleidelijk aan op het verdere verloop van de ‘incarnatiecyclus’ worden voorbereid. Vanzelfsprekend krijgt het kind in de ‘kindersfeer’ alle mogelijke educatie en scholing, die voor de ontwikkeling van het kind noodzakelijk wordt geacht. Deze scholing vindt in de zogeheten ‘hallen der lering’ plaats, die in de Geestelijke Wereld  uit de meest mooie ‘tempels of studiehuizen’ kunnen bestaan. Regelmatig treedt een ieder uit zijn of haar lichaam tijdens de diepe slaap. Verscheidenen bezoeken tijdens deze uittredingen onder meer ook de ‘hallen der lering’. In juist deze gebouwen kunnen er geleidelijk aan ontmoetingen met het overleden kind worden gearrangeerd, wat in de praktijk ook zeker gebeurt. Als de mens geboren wordt, is het doorgaans al van tevoren bekend dat hij of zij niet oud zal worden en vaak is in het, voor velen ‘vroegtijdig’ sterven, een ‘karmische boodschap’ ingesloten voor de achtergebleven ouders of voor de persoon in kwestie zelf.

Voorschouw en inzicht bij kinderen.    
Kinderen die jong sterven blijken vaak voor hun dood, ook als deze geheel onverwacht komt, een getuigenis van ‘diep inzicht’ in hun  bestemming en een diep inzicht van hun naderende dood gegeven te hebben. Hoe dit mogelijk is blijkt uit het feit, dat de meeste kinderen nog een directe verbinding met de ‘kosmos’ hebben, omdat hun vertrouwen per definitie groter is dan bij volwassenen. Juist het ‘wantrouwen’ staat de volwassen mens in de weg om contact met de Geestelijke Wereld te kunnen onderhouden. Het is een gegeven dat volwassenen die al veel negatieve ervaringen in hun leven hebben opgedaan, een groter wantrouwen zullen hebben ten aanzien van de mens in het algemeen en ook ten aanzien van alles wat men niet kan ‘zien, horen of kan voelen’. Hierdoor neemt het wantrouwen alleen maar toe. Kinderen hebben dit ‘wantrouwen’ nog niet zo sterk ontwikkeld, waardoor zij gemakkelijker contact kunnen houden, niet alleen met de ‘kosmos’ maar ook met hun ‘incarnatieplan’. Vaak is het zo, dat men kiest voor een kort leven, om vanuit dat korte leven een bepaald aspect van ‘karma’ op te kunnen doen. Karma gebaseerd op een bepaalt soort levenservaring, dat passend in het totale ‘incarnatieplan’, belangrijk was voor de verdere geestelijke ontwikkeling van de persoon in kwestie. Indien dit aspect is opgedaan zal men vaak weer snel verder willen gaan om na deze ‘tussenstap’, weer terug te kunnen keren naar het verdere verloop in het ‘incarnatieplan’, om het totale ‘levenskarma’ waar men mee bezig was te kunnen blijven volgen. Vanuit ‘geestelijk’ perspectief gezien is het zo dat levenskarma altijd ‘doorleefd’ moet worden, daar waar dat nuttig en nodig is en in de tijdsperiode en levensomstandigheden, waarin dat ‘karma’ ook daadwerkelijk opgedaan kan worden. Men komt dan op Aarde terug in ‘tijd en omstandigheden’, die voor de geestelijke ontwikkeling van de persoon in kwestie in die korte tijd noodzakelijk was. 


Wat betekent een vroegtijdig overlijden voor kind en ouders?
Men kan moeilijk generaliseren omdat niet elk vroegtijdig overlijden met elkaar in verband kan worden gebracht.  Doch indien een jong kind sterft heeft het niet zelden een functie om de ouders duidelijk te maken, hoe verschrikkelijk zwaar bepaalde omstandigheden en gevoelens er bij het overlijden van een kind een rol kunnen spelen in het leven. Elementen die de ouders ‘sterken en stimuleren’ in hun eigen geestelijke ontwikkeling en kracht kunnen geven het leven verder aan te kunnen gaan. Wat tevens betekent dat zulke ouders soms ook al in eerdere levens te maken hebben gehad met ‘leven en dood’, met situaties waarbij ze in moesten zien, niet in te mogen grijpen in het leven van anderen. Nu weer geconfronteerd te worden met ‘leven en dood’, laat dat de mens ervaren dat men soms machteloos staat tegenover de dood. Men staat machteloos ten aanzien van de grote machten van de ‘kosmos’ en ervaart men dat de dood een wetmatigheid is waar men niet altijd op in kan grijpen. Soortgelijke gevoelens spelen ook wanneer één van de ouders jong komt te overlijden. Vaak is het één met het ander verbonden.Vanuit het ‘levens- of incarnatieprogramma’ is het vaak al bekend dat een moeder of vader jong zullen overlijden en de kinderen zonder een van de ouders verder moeten gaan. De hele situatie zal ten opzichte van de kinderen die achterblijven, een geestelijke ‘leerschool’ gaan betekenen. De geestelijke verbinding met de overleden ouder zal als een onzichtbare ‘draad’ voortdurend aanwezig blijven. Een leven lang zal deze extra verbinding ervaren worden als: ‘steun en als hulp’ en periodiek doormiddel van kleine ‘impulsen’ op de levensweg, die steeds weer opnieuw door de overleden ouder gegeven zullen worden. Men heeft indien de overleden ouder in het ‘Licht’ verkeert er behalve de eigen ‘gids’, er een beschermengel bij. In deze situatie zal de overledene zijn of haar kinderen vanuit hun ‘intuïtie’ extra willen stimuleren, om hun ‘levenspad en karmische patronen’ op de juiste wijze in het leven te blijven volgen.

Zelfdoding onder jongeren.
Veel jongeren plegen tegenwoordig onder verschillende omstandigheden en vanuit diverse redenen en achtergrond een einde aan hun leven. Ook hier geldt dat men zeker niet kan generaliseren en de daad op zich is al vreselijk genoeg. De ‘impact’ die zo een daad heeft op familie en de directe omgeving valt niet te beschrijven. Doch kan men een kind dat zo een daad begaat er niet om veroordelen, hetgeen in de Geestelijke Wereld ook zeker nooit het geval zal zijn. Overigens kent de Geestelijke Wereld geen ‘veroordelingen’ in welke zin dan ook. Een ieder is verantwoordelijk voor zijn eigen daden en plaatst ook ‘geestelijk’ gezien zich in de omstandigheden die men zelf gecreëerd heeft. Doch heeft de vroegtijdige levensbeëindiging onder jongeren vaak wel ‘karmische’ redenen. De zielen van deze jongeren kunnen op het moment dat zij de daad begaan, de ‘karmische aspecten’ waarvoor zij zijn geïncarneerd op dat moment niet aan. Zij worden te sterk geconfronteerd met het ‘negatief’. Omdat juist deze jongeren vanuit de ‘incarnatiecyclus’ gezien, vaak ‘jonge zielen’ zijn, zijn zij niet in staat het ‘negatief’ te overwinnen. Deze jonge zielen begrijpen vaak hun ‘indaling’ niet en zijn geestelijk niet sterk genoeg om de ‘loutering’ die dit leven hun biedt te ondergaan. De misstap van levensbeëindiging valt ‘karmisch’ gezien terug op hun ziel, doch zij zijn niet in staat dat te begrijpen. Hiermee is aangegeven dat de tijd waarin wij leven zeer ‘negatief’ geladen is. De negatieve krachten die er alom heersen geven veel jongeren niet de kans om verder te evolueren. Deze krachten zijn zo sterk dat negativiteit gaat overheersen en als een onoverkomelijke ‘tegenkracht’ wordt ervaren. Vaak zijn zij ook door allerlei ‘impulsen’ in hun omgeving geneigd negatief te denken. In de huidige tijd zendt onze planeet door een complex van factoren een sterke negatieve ‘trilling’ uit, de mensen die daarin aansluiting vinden worden ‘overstelpt’ met het negatief. De mens die verder in de ‘incarnatiecyclus’ verkeert, vele eerdere levens heeft gehad en overwegend positief is ingesteld, kan hier voldoende weerstand tegen bieden. Daarom zijn het in de meeste gevallen ook ‘jonge zielen’ die tot levensbeëindiging over gaan, omdat zij de ‘geestelijke kracht en de wil’ niet bezitten om zich aan te kunnen sluiten bij het positief. Waardoor zij zichzelf afsnijden van het ‘positief’ en zich tijdelijk even ‘blokkeren’ in hun verdere 'karmische' ontwikkeling.


Zie voor een deel van de gepubliceerde verhalen tevens de spirituele website:
www.alles-is-liefde.nl


Inspiratie: Het internet. Par Lanto. Benjamin Creme.
      


 

woensdag 9 januari 2013

De Dood deel 1

Wat vooraf ging.
Doordat de Geestelijke Werelden per definitie ‘energetische’ werelden zijn, bestaan vooral deze werelden uit ‘oneindig’ veel verschillende niveaus van energiefrequentie, waardoor men niet zo maar van de ene naar de andere wereld kan overgaan. Zoals eerder gesteld bevinden de verschillende sferen in deze ‘energetische’ werelden, zich op het niveau van ‘gedachtenenergie’, waar alleen al sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ voldoende is, om iets in de ‘realiteit’ van deze werelden tot stand te laten brengen. Wat in de fysieke wereld door bepaalt ‘materiaal’ opgebouwd moet worden, kan men in deze werelden doormiddel van sterke ‘wil en gedachteconcentratie’ al direct in de praktijk realiseren. Degenen die in deze werelden leven, harmoniëren allemaal zodanig met de ‘leefomstandigheden’ van de wereld die zij gezamenlijk geschapen hebben, dat zij elkaar in de ‘beeldvorming’ van die wereld voortdurend aan kunnen vullen en in stand kunnen houden. Maar omdat men juist in de ‘beeldvorming’ van deze werelden sterk afhankelijk is van de ‘kracht en de waarden’ die men er gezamenlijk aan geeft, kunnen de genoemde ‘leefomstandigheden’ weer telkens wat veranderen, wanneer er wijzigingen in de samenstelling van de ‘bewoners’ ter plaatse ontstaat. Tenslotte creëert de mens hoe dan ook altijd zijn eigen ‘leefomgeving’ en is er niks ‘menselijks’ vreemd. Zodat de beschrijving van deze werelden (met uitzondering van de bewoners) dan ook meer als ‘richtinggevend’, dan als exacte ‘beschrijvingen’ van deze werelden beschouwd moeten worden. Vanzelfsprekend zijn alle sferen in de Geestelijke Wereld, werelden op zich waar mogelijk miljoenen mensen op diverse energieniveaus kunnen verkeren. Maar niettemin geven de ‘verslagen’ ontegenzeggelijk weer wat men in ‘grote lijnen’ in de Geestelijke Wereld kan verwachten.

Algemeen
Nog steeds is ‘De dood’ een van de grootste taboes in onze samenleving en probeert men dit onderwerp zoveel mogelijk te vermijden. Meestal benadert men dit onderwerp met ‘angst en afkeer’ en probeert men met alle middelen die maar voor handen zijn, het leven te verlengen. Doorgaans ligt aan deze angst voor de dood: ‘de vrees voor het onbekende aan ten grondslag en angst voor de definitieve beëindiging van het leven’. Men blijft de grote ‘overgang’ naar de ongeziene wereld, bang en verward tegemoet treden, ondanks de veelheid aan informatie die spirituele groepen in de loop der tijden bekend gemaakt hebben. Ook ondanks de vele ‘bijna doodervaringen’ die regelmatig de publiciteit halen en ondanks het toenemend geloof in reïncarnatie en de getuigenissen van de meest wijze ‘leraren’ door de eeuwen heen. Deze houding is zo tragisch omdat zij zo ver van de werkelijkheid afstaat en de ‘bron’ is van zoveel onnodig lijden. De angst voor de dood is ook vaak de angst de ‘identiteit’ voor goed kwijt te zijn, alsof men nooit geleefd heeft. Daarbij komt dan ook nog dat in de westerse samenleving na het overlijden van een dierbaar persoon, nadien nog zelden over de persoon gepraat wordt, uitzonderingen en ingrijpende gebeurtenissen daar gelaten. In meer zuidelijke en oosterse culturen is dat doorgaans anders en blijft de herinnering aan een overleden persoon vaak nog ‘levendig’ binnen een familie aanwezig. Dit alles jaagt schrik aan. Konden wij onze ‘identiteit’ maar ervaren als een onsterfelijk iets, dat niet vernietigd kan worden, dan zou de angst voor de dood voor velen verdwijnen. Zou men zich dan ook nog bewust zijn, dat men na de zogenaamde ‘dood’ een andere wereld zou binnentreden waarin het gevoel van de eigen ‘identiteit’ alleszins levendig is, dan zou de houding tegenover de dood opslag veranderen.  Men zou dan gaan begrijpen dat de eenmalige gebeurtenis die we de ‘dood’ noemen, een ordelijke opeenvolging van stadia is waarin de ziel zich geleidelijk aan terugtrekt uit de vele geestelijke lichamen, binnen het elektromagnetisch veld van het fysieke lichaam. Vervolgens verbreekt de ziel de twee belangrijkste levensdraden: de ‘Bewustzijnsdraad (Antahkarana) en het Zilveren koord (Sutratman)’ en de persoon sterft. Sterven is het terugtrekken van de verbinding met de ziel en wordt door de ziel zelf uitgevoerd. Wanneer de beide ‘draden’ verbroken wordt, vindt de dood totaal en plotseling plaats. Maar als de ‘Bewustzijnsdraad’ verbroken wordt en het ‘Zilveren koord’ door omstandigheden niet, dan blijft de persoon in kwestie in een ‘vegetatieve’ staat voortbestaan. Dat kan weken, maanden, jaren en zelfs tientallen jaren blijven duren. De persoon kan dan als een ‘levend’ persoon blijven voortbestaan, die voor de ‘vorm’ nog meedoet en ogenschijnlijk af en toe nog bepaalde reacties geeft, maar vanuit het gezichtspunt van de ziel is er geen daadwerkelijke ‘zielebewustzijn’ meer. De ziel ontvangt dan niets meer in haar drie ‘causale lichamen’ binnen het elektromagnetisch veld van haar Aura. Na het verbreken van de ‘Bewustzijnsdraad’ is de verbinding met het betreffende leven definitief verbroken en verkeert de geest of het ‘bewustzijn’ buiten het fysieke lichaam.

Het sterven.
Zoals gesteld begint het proces van de dood wanneer de ziel haar energie terugtrekt uit het 'grofstoffelijk' lichaam. Al naar gelang er een sterfbed plaatsvindt, kan dit proces korter of langer duren. Zodra de twee eerder genoemde 'levensdraden' verbroken worden en de dood plaats vindt, trekken de hogere subtiele lichamen (de astrale en mentale lichamen) binnen het 'etherisch voertuig' van de ziel*, zich terug uit het grofstoffelijk lichaam.Voor wat de 'levensdraden' betreft gebeurt dat doorgaans binnen een kwartier, maar dan is het volledige stervensproces nog niet ten einde. Hoewel de dood dan is ingetreden, bevindt het 'bewustzijn' van de betrokkene zich nog in het 'etherisch voertuig' van de ziel, dat op zijn beurt nog moet worden afgelegd. Het 'etherisch voertuig' heeft vier bewustzijnsniveaus, waarvan het laagste niveau de verbindende schakel vormt met het fysieke lichaam. De 'levensatomen' waaruit het 'lagere etherische voertuig' is opgebouwd, stromen wanneer het 'bewustzijn' zich hieruit verwijderd heeft, terug in de omringende 'oceaan' van etherische energie die ons allen omringd. Wanneer het ‘lagere etherische voertuig’ is afgeworpen, verschaft het ‘astrale voertuig’ bewustzijn op het astrale gebied van de Kosmische dimensies. De Kosmische dimensies waar de reeds beschreven ‘sferen van het Licht' eveneens toebehoren. De terugtrekking van het ‘bewustzijn’ uit het ‘etherisch voertuig’ van de ziel noemt men de tweede dood. Al naar gelang de geestelijke ontwikkeling van de persoon in kwestie of de omstandigheden rond het overlijden, vindt na het verbreken van de twee ‘levensdraden’ meestal binnen een kwartier ook de ‘tweede dood’ plaats. Soms zelfs al  binnen enkele seconden of enkele minuten. Mocht door bepaalde omstandigheden de tweede dood op zich laten wachten, dan zal dat proces uiteindelijk binnen drie dagen een feit moeten zijn, voordat alle energie uit het 'etherisch voertuig' verdwenen is. Maar er kunnen ook omstandigheden zijn, zoals bij een plotselinge dood (ongeluk of doodslag), waarbij het stervensproces niet op een normale manier plaats kan vinden. Dan zal de persoon in kwestie in het ‘etherische ondergebied', dat als een soort 'dampkring' om de Aarde heen ligt, een 'tweede dood' moeten ondergaan. Zodat in dit gebied het ‘lagere etherisch voertuig’ afzonderlijk afgelegd kan worden, voordat de betrokkene ‘op kan stijgen’ naar de  geestelijke ‘sfeer’ waar de persoon in kwestie aan gelieerd is. Uiteraard wordt dan aan de betrokkene vanuit het ‘Licht’ hulp geboden om deze ‘tweede dood’ te kunnen ondergaan.

Begeleiding bij het sterven vanuit het ‘Licht’.
Het gebeurt regelmatig dat er hele groepen mensen door rampen, ongelukken of aanslagen plotseling uit het leven worden weggerukt. Zij hebben zich op geen enkele manier kunnen voorbereiden op hun plotselinge dood. De vraag roept zich op, hoe deze mensen de Geestelijke Wereld zullen betreden? Het is van zelfsprekend dat alle mensen, zowel individueel als in groepsverband, door ‘lichtwezens’ worden bijgestaan en worden opgevangen. Geen ziel wordt aan zijn ‘lot’ overgelaten, in individueel verband wordt er hulp geboden door de eigen ‘gids’. De gids die als ‘levensbegeleider’ zich destijds bij de incarnatie van de betrokkene bereidt heeft verklaard, de persoon in kwestie levenslang te begeleiden. Vaak is dat een verwant uit een eerder leven, waarmee destijds de betrokkene een ‘geestelijke band’ onderhield. Daarnaast kunnen het dierbare familieleden zijn die de betrokkene is voorgegaan en de ‘levensbegeleider’ bijstaan in zijn taak, om de stervende op te vangen en mede te begeleiden naar zijn of haar eigen ‘sfeer’.  Het zelfde gebeurt ook in groepsverband. Zowel de eigen ‘gidsen’ als ‘lichtwezens’ van welke aard dan ook zullen de groep bij gaan staan. Vanuit de Geestelijke Wereld kent men ruimschoots van tevoren ‘plaats en tijdstip’ van het groepsoverlijden en zorgt men er voor, dat men al voordat de ramp plaats vindt ter plaatse aanwezig is. Direct na de ramp en het groepsoverlijden wordt de groep duidelijk gemaakt, dat zij zijn gestorven en dat ze begeleid zullen worden naar het ‘licht’ of zoals al in een eerder artikel geschreven is, meegenomen zullen worden naar de ‘tussensfeer’. In dit geval de ‘tussensfeer’ behorende bij de eerste ‘bestaanssfeer’, waar zij al naar gelang de persoonlijke toestand, of in een ‘stabiliserende’ slaap of anderszins tot rust gebracht zullen worden. In beginsel zou dan iedereen vroeg of laat opgenomen kunnen worden in het ‘Licht’, indien men binnen het ‘rad van wedergeboorte’ daar dan wel klaar voor is. Degenen die na het plotselinge overlijden nog in het 'etherisch voertuig' verkeren, zullen voordat zij naar het 'licht' kunnen vertrekken geholpen worden bij de 'tweede dood'. Degenen die sowieso niet klaar zijn voor toetreding tot het 'Licht' en zichzelf daarvan bewust afwenden, zullen op lagere energieniveaus de ‘persoonlijke groei’ door moeten maken, die passen bij de ontwikkeling van de persoon in kwestie.

Licht of duisternis.
Of men binnen het ‘rad van wedergeboorte’ klaar is voor toetreding naar een ‘lichtsfeer’, hangt in sterke mate van de persoon in kwestie af. In beginsel is elke ziel op Aarde op weg om te zijner tijd tot het ‘Licht’ weder te kunnen keren, vanwaar zij als ‘Godsvonk’ ooit afkomstig was. Niemand zal ooit buitengesloten kunnen worden van het ‘Licht’ dat een ieder toebehoort. Doch de ‘Aardse’ leerschool en het ‘pad van tegenstellingen’ maakt, dat men via  de weg van af-gescheidenheid (duister) naar het ‘licht’ toe zal moeten groeien. Indien een nog ‘stoffelijke’ ziel gevoed is met de negativiteit van ‘haat, begeerte, afgunst, etc.’, dan zal de ziel dermate negatief geladen zijn, dat deze instelling de geest overschaduwd. Indien men dan vanuit deze situatie het ‘licht’ waarneemt, dan is het ‘licht’ zo sterk dat men het als verblindend ervaart, terwijl het vaak de eigen ‘gids’ betreft die vanuit het ‘licht’ probeert contact te maken. De ziel vlucht voor het ‘licht’, vlucht in de duisternis. De ziel zal dan net zo lang in de repetitie van ‘negativisme’ existeren, totdat zij zelf inziet het los te moeten laten. Inziet dat het lang genoeg geduurd heeft en er een verlangen gaat ontstaan naar het ‘licht’ te willen gaan. Zodra dit verlangen gaat ontstaan, zal de eigen ‘gids’ uiteindelijk wel contact kunnen maken. Doch indien men sterft en direct het ‘licht’ herkent, zal de verbinding met het ‘licht’ niet verblindend zijn, doch een soort vreugde oproepen om ‘los te willen laten’ en naar het ‘licht’ te willen gaan. De verbinding naar het ‘licht’ wordt dan ervaren als een soort ‘bescherming’, als een soort ‘kracht’ waar men aan toe wil behoren. Vanuit het ‘licht’ zal men dan direct gaan schouwen naar zijn of haar eigen aardse ‘beperkingen’ en daar meester over willen zijn. Men zal gaan begrijpen, willen vergeven en zijn of haar kleine menselijke gedachten los willen laten. Wanneer men het ‘licht’ na het overlijden direct herkent, ontstaat er een ‘geestelijk leven’ dat in zeker opzicht te vergelijken is met de manier van leven op Aarde. Was de manier van leven op Aarde met veel ‘licht, liefde en oprechtheid’, dan zal dat evenzo zijn in het ‘licht’ van de Geestelijke Wereld.
 
Het doodskleed.
Indien uiteindelijk de geest uit het lichaam is, men de tweede dood gepasseerd heeft en de geest in ‘vrede en rust’ begrepen heeft naar het ‘licht’ over te kunnen gaan, dan zal het stoffelijk lichaam in een totale ontspanning worden achtergelaten. Deze ontspanning, deze vrede wordt dan door het lichaam, het gezicht nader uitgedrukt. Juist indien de overledene begrepen heeft naar het ‘licht’ te kunnen gaan, juist dan zal het lichaam deze ‘vrede en rust’ ook uit gaan stralen, omdat men op het moment van overlijden het ‘licht’ heeft waargenomen en de ziel dit ‘licht’ in kracht en vreugde heeft aanvaard. Indien de overledene het ‘licht’ in vreugde aanvaard en betreden heeft, dan zullen de degenen die aan de persoon verbonden zijn geweest, dit ‘licht’ kunnen voelen en kunnen ervaren als iets herkenbaars van de persoon zelf. Men voelt dan de ‘kracht’ en het ‘licht’ in zijn totaliteit rond de betrokkene die overleden is.


* Zie tevens het artikel: 'hoe exesteren de Geest en de Ziel binnen het elektromagnetisch veld van de   Aura'. 


Zie voor een deel van de gepubliceerde vehalen tevens de spirituele website:
www.alles-is-liefde.nl


Inspiratie: Het internet. Maitreya's missie, Benjamin Creme. Par Lanto.