dinsdag 28 januari 2014

De 'Lijkwade van Turijn en de Sluier van Veronica'.

Deel 1

De geschiedenis van de lijkwade van Turijn.

Er zijn meer dan vermoedens dat het ‘Kleed van Edessa’, later de lijkwade van Turijn genoemd, inderdaad de ‘eeuwigheid’ heeft doorstaan en het betreffende doek, het doek betreft waarin Jezus gewikkeld was bij zijn begrafenis. Uiteindelijk begon pas in de twintigste eeuw een reeks onderzoeken om het kleed te kunnen dateren. Het kleed werd destijds ontdekt tijdens herstelwerkzaamheden aan de stadspoorten van Edessa (Griekenland), nadat deze stad in het jaar 525 na Chr. door een grote overstroming getroffen was. Het doek lag achter enkele stenen in een van de te herstellen stadspoorten. Kennelijk was het kleed daar verborgen gehouden. Mogelijk is dat gebeurd om het te beschermen tegen het Perzische leger of tegen de vervolgers van Christenen eeuwen daarvoor. Aan het einde van de zesde eeuw schreef Evagrius Scholasticus (Syrische geleerde) al dat Edessa beschermd werd door een portret van Jezus op een historisch kleed, waarvan de afbeelding door ‘God en niet door mensenhanden’ gemaakt was. Edessa was al sinds 639 na Chr. in handen van de Arabieren en werd het kleed later door het christelijke Constantinopel geruild tegen islamitische gevangenen. In 730 na Chr. schreef de heilige Johannes Damascenus voor het eerst dat het kleed een lijkwade was. In 944 na Chr. hield Gregorius Referendarius, de aartsbisschop van de Hagia Sophia, een preek over de lijkwade. Deze preek is in de vorige eeuw in de archieven van het Vaticaan teruggevonden. In deze preek wordt nadrukkelijk gesproken over de afbeelding van een heel lichaam en niet alleen van een gezicht. Ook wordt een bloedvlek aan de zijkant van het lichaam genoemd. Ook andere documenten, die in het bezit zijn van zowel de Vaticaanse Bibliotheek in Rome als de Universiteit van Leiden, spreken over een afbeelding van een volledig lichaam in plaats van alleen een gezicht. De documenten citeren een persoon met de naam Smera, die 950 in Constantinopel was en het kleed beschrijft. Sinds de verovering van Constantinopel (het huidige Istanboel) door de kruisvaarders in 1204, werd aanvankelijk niets meer van het kleed vernomen. Er wordt verondersteld dat de kruisvaarders het Kleed van Edessa mee naar Jeruzalem hadden genomen. Waarna het kleed mogelijk overging in handen van de Tempeliers, de ‘schatbewaarders’ van Jeruzalem. Hoe het ook zij, na verscheidene omzwervingen kwam het ‘Kleed van Edessa’ in 1454 in het bezit van de Hertog Louis van Savoye. Deze bewaarde de lijkwade in een nieuwe kapel, die korte tijd later door paus Paulus II tot kerk werd gezegend. De lijkwade werd toen een bekende en populaire relikwie. Men geloofde niet alleen dat de lijkwade authentiek was, maar ook dat de lijkwade magische eigenschappen had. Europese vorsten vroegen ‘tijd met de wade’ aan, om het kleed te kunnen aanbidden. In 1481 plaatste de Hertog Louis van Savoye de lijkwade in een kist in zijn kapel, die afgedekt werd met rood fluweel en met zilveren spijkers. Maar in 1532 brak er brand uit in de kapel en de kist met de lijkwade raakte daarbij licht beschadigd. Nonnen werden opgedragen de lijkwade te herstellen. In 1578 werd de lijkwade uiteindelijk overgebracht naar Turijn. Sinds 1983 is de lijkwade eigendom van de Heilige Stoel in Rome. De Rooms Katholieke Kerk gaf in 1988 toestemming aan een aantal wetenschappers, om een vezel uit de lijkwade te halen voor wetenschappelijk onderzoek. In 1997 werd de lijkwade weer opnieuw bedreigd door brand, maar liep het uiteindelijk goed af. Vanaf 2002 werd de lijkwade verschillende keren opnieuw tentoongesteld. Het lijkt moeilijk te concluderen dat het ‘Kleed van Edessa’ niet het doodskleed van Jezus is, na bestudering van al deze bekende historische feiten. Het is nu aan de wetenschap om de lijkwade zodanig met geavanceerde technieken te onderzoeken, dat de bewering van echtheid niet verder meer tegengesproken kan worden. In het onderstaande zal een aantal van deze onderzoeken nader belicht gaan worden, maar los van de ‘Lijkwade van Turijn’, is er ook nog sprake van een tweede historisch doek waarop de afbeelding van Jezus op geprojecteerd staat. Hier zal eerst nader op in worden gegaan.

De ‘Sluier van Veronica’.

Het bezoek van Paus Benedictus XVI aan een Italiaans klooster in september 2006 heeft de publieke aandacht opnieuw gevestigd op een zeer waardevol historisch doek, dat daar bewaard wordt en waarop een afbeelding staat die eveneens het gelaat van Jezus duidelijk laat zien. Het naar verhouding kleine doek is uitgebreid vergeleken met de Lijkwade van Turijn. Treffend zijn de buitengewone overeenkomsten tussen de twee beeltenissen en de aard van de afbeeldingen zelf. Volgens de christelijke traditie veegde een vrouw (Veronica), het gelaat van Jezus af toen hij tijdens de kruisgang op weg naar de berg Golgotha liep, waarbij een afbeelding van het gezicht van Jezus in het doek werd afgedrukt. Veronica die bij haar geboorte ‘Berenice’ was genoemd, was een jongere vriendin van Maria Magdalena. Zij was destijds aanwezig bij de kruisiging van Christus. Toen Veronica zag dat het ‘zicht’ van Jezus vertroebeld werd door bloed en vuil, die vanuit de wonden van zijn doornenkroon in zijn ogen stroomden, drong zij door de aanwezige menigte heen en nam zij de witte zijde sluier van haar hoofd. Zij gaf deze sluier aan Jezus opdat hij het vuil uit zijn ogen kon vegen en weer kon zien waar hij liep. Nadat Jezus de hoofddoek weer had teruggegeven, bleek later dat het beeld van het gezicht van Jezus voor altijd op de dunnen witte zijde van de hoofddoek was afgedrukt. Volgens overleveringen reisde Veronica later naar Rome om het doek aan de Romeinse Keizer Tiberius te schenken. Het verhaal van Veronica en haar sluier komt niet in de Bijbel voor, maar is wel een van de ‘staties’ van de Kruisweg. Voor degenen die achter de naam Veronica een betekenis zoeken, vertegenwoordigt de naam een code. De naam is namelijk een samenvoeging van het Latijnse Vera, dat ‘waarheid’ betekent en het Griekse Icon wat ‘beeltenis’ betekent. In de Middeleeuwen werd de ‘Sluier van Veronica’ verkozen als de ‘Ware Beeltenis’ van Jezus Christus, zelfs boven die van de ‘Lijkwade van Turijn’. Het witte doorschijnende doek, dat al in de Middeleeuwen werd vereerd als de ‘Sluier van Veronica’, is ongeveer 17 x 25 inch groot en vertoont de gelaatstrekken van een baardig persoon met lang haar en open eerlijke ogen. Zoals gezegd was het doek oorspronkelijk in Romeinse handen, maar werd het doek in 1297 op last van paus Bonifatius VII naar de Sint Pieter gebracht en werd het doek tot 1608 in de Vaticaanse Basiliek bewaard en tentoongesteld voor christelijke pelgrims. Naar verluidt beschikt het doek bovendien over wonderbaarlijke en genezende eigenschappen. Documenten tonen aan dat het doek later in handen kwam van monniken in een klooster van Manoppello in de buurt van Rome.

Bijzondere eigenschappen van de ‘Sluier van Veronica’.

Manoppello is een stadje op ongeveer 24 km afstand van Rome, waar het doek sindsdien bewaard wordt. Het Vaticaan blijft volhouden dat het nog de originele sluier betreft. Italiaanse wetenschappers, die de sluier van Manoppello onder ultraviolet licht onderzochten, ontdekten in 1977 al dat de vezels geen pigment bevatten en concludeerden dat de afbeelding van het gelaat van Christus op het doek niet kan zijn geschilderd of met gekleurde vezels is geweven. In 1999 maakte een Duitse priester en geleerde, pastoor Heinrich Pfeiffer bekend, dat hij na 13 jaar onderzoek tot de conclusie was gekomen, dat het doek in Manoppello de authentieke ‘Sluier van Veronica’ was. Het doek met de afmeting van ongeveer 25 x 17 inch is gemaakt van byssus, een zeer fijn linnen gemaakt van zijdeachtige byssusdraden afkomstig van mosselvezels. De sluier bezit een aantal buitengewone eigenschappen, de afbeelding van Christus verschijnt of verdwijnt afhankelijk van de lichtinval op het doek. De afbeelding blijkt ook ‘driedimensionaal’ te zijn wanneer het bekeken wordt vanaf een bepaalde afstand en vanaf een bepaalde hoek. En de identieke afbeelding verschijnt aan beide zijden van het doek, zoals een fotografische dia, wat met gebruikmaking van oude technieken onmogelijk bereikt zou kunnen worden. Wetenschappelijk onderzoek dat de gelaatsafbeelding op de Turijnse Lijkwade vergeleek met de sluier uit Manoppello, toont aan dat zij exact hetzelfde formaat hebben en op elkaar gelegd kunnen worden. De enige verschillen tussen de twee afbeeldingen zijn dat op de Turijnse lijkwade de wonden die op het gezicht nog steeds open zijn, terwijl op de ‘Sluier van Veronica’ de wonden dicht zijn. Bovendien zijn op de sluier uit Manoppello de mond en de ogen open, terwijl ze op de lijkwade van Turijn gesloten zijn. De onderzoekers die de twee afbeeldingen bestudeerd hebben, concludeerden dat het gelaat in beide afbeeldingen exact hetzelfde is, maar dat de afbeeldingen op twee verschillende momenten op de doeken zijn geprojecteerd. De duidelijkheid van de afbeelding op de ‘Sluier van Veronica’, die ontegenzeggelijk 2000 jr. oud is, verbaast bezoekers aan het altaar. Een Italiaanse pelgrim zei dat de afbeelding haar vervulde met een gevoel van ‘verwondering’. Zij zei, ik kan niet verklaren hoe het gelaat van Christus na al die tijd nog zo zichtbaar is gebleven.  

Wetenschappelijk onderzoek van de Lijkwade van Turijn.

De Rooms Katholieke Kerk heeft lange tijd ontkend dat hij nog bestond: de lijkwade van Jezus, waarin hij begraven werd in een grot nabij Jeruzalem, maar kwam daar later op terug. Volgens een legende die later werd opgeschreven door Eusebius van Caesarea, had de invalide koning van Edessa, Adbar V Ouchma, die leefde ten tijde van Jezus, Jezus geschreven om hem te genezen. Doordat de brief na de dood van Jezus aangekomen was, zou apostel Judas Thaddeus gekomen zijn, die een kleed bij zich had met daarop een afbeelding van het gezicht van Jezus. Toen de koning het gezicht van Jezus zag, werd hij terstond op miraculeuze wijze genezen. Onbekend is waarom het kleed daarna zolang verborgen werd gehouden. Mogelijk is dat gebeurd om het te beschermen tegen het Perzische leger, of tegen de vervolgers van Christenen. Uiteindelijk werd het kleed vijf eeuwen later in Edessa ontdekt. Omdat er zolang getwijfeld werd over de echtheid van de lijkwade, gaf de Katholieke Kerk in 1988 uiteindelijk  toestemming om het kleed aan wetenschappelijk onderzoek te laten onderwerpen. Een onderzoek doormiddel van een koolstof 14 methode, toonde echter aan dat het relikwie vermoedelijk dateerde uit een periode tussen 1260 en 1390 na Chr. Maar volgens chemicus Raymond Rogers, toentertijd zijdelings betrokken bij het onderzoeksproject, werd destijds het slechtst bruikbare stukje vezel geselecteerd voor nader onderzoek. Maar een nieuw onderzoek met modernere methoden toonde in 2005 al aan, dat het doek wel degelijk uit een van de vroegste eeuwen van onze jaartelling dateerde. Raymond Rogers, die opnieuw bij het onderzoek betrokken werd verklaarde, dat in 1988 gesneden werd uit een middeleeuws lapje stof dat destijds in de wade was geweven om de brandschade van eeuwen terug te repareren. Het monster dat met de koolstofdateringsmethode werd onderzocht, heeft volkomen andere chemische eigenschappen dan de stof uit het resterende deel van de lijkwade, zei Raymond Rogers. Bij het onderzoek analyseerde en vergeleek Roger het monster dat gebruikt werd bij de tests in 1988 met andere monsters van het doek. Zijn nieuwe analyses onthulden de aanwezigheid van een scheikundige stof, Vanilline genaamd, in het monster van het middeleeuwse lapje stof van weleer, maar niet in de rest van de wade. Vanilline, dat aanwezig is in linnen afkomstig van vlasvezels die gebruikt werden om het te weven, verdwijnt langzaam uit de vezels na een te berekenen tijd, zei Rogers. Uitgaande van die berekeningen zou er in een middeleeuwse wade nog overal 37 procent van Vanilline aanwezig moeten zijn. Maar er bevond zich geen Vanilline meer in de nieuwe monsters van de lijkwade die Rogers heeft geanalyseerd. Hetgeen Rogers als chemicus ertoe bracht de ouderdom van de wade te schatten op ongeveer 2000 jr. geleden, in plaats van max. 800 jr. uit het eerdere onderzoek. Dus veel ouder dat werd aangenomen op basis van de eerdere koolstofdatering.

Meerdere wetenschappelijke onderzoeken.

Sinds de koolstofdatering van 1988 heeft de wetenschap dus bepaalt niet stil gezeten om de authenticiteit van de lijkwade op wetenschappelijke gronden te staven. Ondanks veel kritiek en tegenargumenten toonde nieuw verkregen bewijsmateriaal van onder meer een textielrestaurateur, van een forensisch patholoog, een microbioloog, fotografische deskundigen en van verschillende kunst- en lijkwade experts tot de algemene conclusie, dat de lijkwade wel degelijk uit de eerste eeuw na Chr. kon dateren. Allen verwierpen de koolstofdatering als uitermate onnauwkeurig, ten gevolge van de keuze van het oorspronkelijke monster dat voor de test gekozen was. Wetenschappers van het onderzoeksproject ‘Lijkwade van Turijn’, die nader onderzoek deden naar de ‘geprojecteerde’ afbeelding op de wade, hielden op een gegeven moment rekening met de mogelijkheid dat: ‘een onbekende energiekracht gericht op het levenloze lichaam in de lijkwade, met een intense hitte of lichtfrequentie gedurende fracties van seconden, mogelijkerwijs de oorzaak is geweest dat de Lijkwade een premature polaroid film werd’. Tot dezelfde conclusie kwam ook Robert Dinager van het wetenschappelijk laboratorium in Los Alamos (VS). Hij meent eveneens dat de beeltenis mogelijk ontstaan is door een kortdurende energiepuls van zeer hoge frequentie. Je zou kunnen zeggen dat het een momentopname was, veroorzaakt door een flinke hoeveelheid energie gedurende extreem korte tijd. Peter Schumacher, uitvinder van de VP-8 beeldanalysator van de NASA, die de driedimensionale kenmerken van de afbeelding ontdekte, beschrijft de afbeelding als een ‘3D topografisch beeld dat fungeert als een fotografisch negatief’. De uitermate subtiele schaduwwerking van de lijkwade is volgens zijn verklaring een ‘grafiek’ van de nabijheid van het weefsel tot het lichaam. Tegelijkertijd fungeert het als een fotografisch negatief. Schumacher beschrijft de ontdekking van de 3D-afbeelding als volgt: ‘ik had voor dat moment nog nooit van de ‘Lijkwade van Turijn’ gehoord. Ik had ook geen idee waar ik naar keek. Maar de resultaten waren met niets te vergelijken van wat ik voorheen of sindsdien via de VP-8 analysator ontwikkeld heb’. Alleen de ‘Lijkwade van Turijn’ heeft deze resultaten aan het licht gebracht vanuit een isometrisch projectieonderzoek met de VP-8 beeldanalysator. Ook vanuit ander wetenschappelijk onderzoek, onder andere de ‘Kwantumfysica’ kwam men nadien met opmerkelijke resultaten. Maar daar over meer in het volgende deel van de Lijkwade.  


Inspiratie: Internet. Share.
 

woensdag 15 januari 2014

Wat zijn chakra's in onze Aura?

Chakra's zijn een soort 'draaikolken' ook wel 'lotussen' genoemd, die samen met de 'meridianen', deel uit maken van het energetisch stelsel in de Aura.

Chakra's voorzien elke laag in de Aura van 'levenskracht'!

Wat zijn Chakra’s
Chakra's of in het Sanskriet 'cakram' genoemd, betekent cirkel of wiel. Volgens de Indiase geneeskunde is dit een term voor plaatsen in het lichaam, die zij van belang achten voor hun 'levenskracht'. Esoterisch gezien vormen zij de verbindende ‘schakels’ tussen de ons omringende lagen van de Aura en de energiebanen in ons lichaam zelf. De chakra’s vormen een soort ‘trechters of draaikolken’, ook wel ‘lotussen’ genoemd. Zij zijn ronddraaiende ‘energiewielen’, die via het stelsel van ‘meridianen’ in de Aura, levensenergie doorgeven aan zowel de hersenen als aan de organen. Elk chakra wisselt energie uit met het ‘universele’ energieveld en lijkt als een wervelend ‘energiekolkje’ energie uit het ‘universele’ energieveld op te zuigen. De Grotere chakra’s hebben hun plaats in het fysieke lichaam, in die gebieden waarin de belangrijkste zenuwknooppunten voorkomen. Chakra’s hebben samengevat drie belangrijke functies. Zij voorzien ten eerste elke laag van de Aura en dus ook het fysieke lichaam van ‘levenskracht’. Ten tweede bewerkstelligen zij de ontwikkeling van verschillende aspecten van ‘zelfbewustzijn’ en ten derde zorgen zij voor de doorstroming van energie tussen de verschillende niveaus van de Aura. De toppen of uiteinden van de chakra’s die met de grote ‘energiestroom’ verbonden zijn, worden de wortels of harten van de chakra’s genoemd. In deze harten bevinden zich ‘sluizen’ via welke de uitwisseling van energie, die door de chakra gaat gereguleerd wordt tussen de diverse lagen van de Aura. Dat betekent dat elk van de zeven hoofdchakra’s, ook zeven niveaus heeft en dat elk daarvan overeenkomt met een niveau van het auraveld. In totaal zijn er 13 chakra’s, waarvan zeven hoofdchakra’s, drie tussenliggende chakra’s en drie chakra’s boven het hoofd in het Auraveld. Al deze chakra's bevinden zich centraal in het lichaam, ter hoogte van de wervelkolom. Daarnaast bestaat het lichaam nog uit een netwerk van kleinere chakra's, veelal acupunctuurpunten genoemd.
Deze acupunctuurpunten bevinden zich op het uitgebreide netwerk van 'meridianen' in de Aura.

De verschillende lagen van de Aura
De chakra’s zorgen zoals gezegd, voor de doorstroming van energie tussen de verschillende lagen van de Aura. Elke laag van de Aura heeft zijn eigen zeven hoofdchakra’s, waarbij elk chakra zich op de zelfde ‘onderliggende’ plek bevindt in het fysieke lichaam. Bij elke laag van de Aura bevinden de chakra’s zich dus ‘cumulerend’ op de zelfde plek. Dit is mogelijk omdat elke volgende laag van de Aura een steeds hoger ‘octaaf’ van trillingen heeft. Elk hoofdchakra bestaat in essentie dus uit zeven chakra’s met elk een hoger trillingsgetal dan het vorige chakra, waarbij elk chakra zich in elke laag wat wijder uitstrekt dan in de vorige laag. De chakra’s in de ‘etherische’ laag van de Aura zijn direct verbonden met de volgende ‘emotionele’ laag in de Aura. De chakra’s in de ‘emotionele’ laag zijn vervolgens weer verbonden met die in de daaropvolgende fijnere ‘mentale’ laag en zo gaat het verder door alle zeven lagen van de Aura. Elk chakra correspondeert met een bepaald ‘levensgevoel’. Zo kan het ene chakra sterker ontwikkeld zijn dan het andere en bepaalt het zo mede de manier van leven op een bepaald moment van het bestaan. De energie die de chakra’s opnemen is ‘Universele' levensenergie’, soms ook wel ‘Prana’ genoemd. De 'Universele' levensenergie is de alom aanwezige energie in de Kosmos. Om de beschrijving van de chakra’s beperkt te houden zijn in het onderstaande de belangrijkste aspecten van de zeven hoofdchakra’s nader uiteengezet.

1e Chakra
Het eerste chakra is het ‘wortelchakra’, in het Sanskriet ‘muladhara’ genoemd. Het chakra bevindt zich ter hoogte van het stuitbeen. Via dit wortelchakra zijn we verbonden met de ‘aarde energie’, wat resulteert in het met de ‘beide benen’ op de grond staan. Het lichaamsgebied dat dit chakra voedt is met name de wervelkolom en de nieren. De kleur van dit chakra is rood.
2e Chakra
Het tweede chakra is het ‘sacraalchakra’, in het Sanskriet ‘svadhistana’ genoemd. Het chakra bevindt zich even onder de navel, ter hoogte van het heiligbeen. Dit chakra betreft gevoelens van ‘seksualiteit, lust, bezieling en verbondenheid. Het lichaamsgebied dat gevoed wordt betreft de geslachtsorganen. De kleur van dit chakra is oranje.
3e Chakra
Het derde chakra is het ‘miltchakra’, ook wel ‘zonnevlecht of plexus solaris’ genoemd. De Sanskriet benaming is ‘manipura’. Dit chakra bevindt zich even boven de navel en heeft te maken met ‘kracht, wil, macht, en grote emoties’. Het lichaamsgebied dat dit chakra voedt betreft ‘de maag, lever, galblaas en het zenuwstelsel’. De kleur van dit chakra is geel.
4e Chakra
Het vierde chakra is het ‘hartchakra’, in het Sanskriet ‘anahata’ genoemd. Het chakra bevindt zich ter hoogte van het borstbeen, bij de hartstreek en wordt ook wel het ‘astraalniveau’ genoemd. Men zou dit chakra het centrum van het chakrasysteem kunnen noemen. Hier komen de lagere energieën (materieel) en de hogere energieën (geestelijk) samen in het midden. Het levensgebied dat dit chakra voedt zijn ‘hart, bloed, vaguszenuw en de bloedsomloop’. De kleur van dit chakra is groen.
5e Chakra
Het vijfde chakra is het ‘keelchakra’, in het Sanskriet ‘visshuda’ genoemd. Het is het gebied van ‘zelfexpressie, communicatie, zelfrealisatie en van vormgeving’. Het lichaamsgebied dat dit chakra voedt zijn ‘de bronchiën, keel, stem, longen en de slokdarm’. Het zintuig dat bij dit chakra hoort is het gehoor. De kleur van dit chakra is helder blauw.
6e Chakra
Het zesde chakra is het ‘voorhoofdchakra’, ook wel het ‘derde oog’ genoemd. In het Sanskriet ‘ajna’ centrum genoemd. Het is het gebied van ‘bewuste waarneming, van visualisatie, dromen en telepathie’. Het lichaamsgebied dat gevoed wordt is het ‘onderste hersengedeelte, linkeroog, oren, neus en het zenuwstelsel’. De kleur van dit chakra is indigo.
7e Chakra
Het zevende chakra is het ‘kruinchakra’, in het Sanskriet ‘sahasrara’ genoemd. Dit is het gebied van het ‘kosmisch bewustzijn’, van ‘transcendentie, intuïtie en inspiratie ’. Via dit chakra kunnen we het gevoel gewaarworden met alles verbonden te zijn. Het lichaamsgebied dat gevoed wordt is ‘het bovenste hersengedeelte en het rechteroog’. De kleur van dit chakra is violet-wit.

Alle bovengenoemde chakra’s gaan aan de voorzijde van het lichaam samen met zijn tegenhanger aan de achterzijde van het lichaam en tezamen worden zij beschouwd als de voor- en achterzijde van één chakra. Aan de voorzijde van het lichaam staan de chakra’s in verbinding met ‘gevoelens’ en aan de achterzijde met het ‘wilsaspect’. Alle chakra’s zijn openingen om energie in en uit de Aura te laten stromen. De energie opzich, is altijd met een vorm van bewustzijn verbonden, waarbij we de energie die uitgewisseld wordt ervaren als ‘zien, horen, voelen, gewaarworden of intuïtie. Het is belangrijk dat de chakra’s volledig ‘open’ staan, want hoe meer we energie laten stromen, des te gezonder zijn we. Ziekte wordt veroorzaakt doordat het energiesysteem niet in evenwicht is of als de energiestroom stagneert. Bovendien veroorzaakt storingen in de energiehuishouding ook tot een gebrekkig waarnemingsvermogen, tempert het onze gevoelens en belemmert het in ons functioneren.

Voor onze gezondheid is het belangrijk dat vooral de hoofdchakra's volledig open staan!

Zonder chakra's in de Aura kan het 'meridianenstelsel' niet functioneren en kan er geen 'levensenergie' aan de hersenen en de organen doorgegeven worden. Daarom is het belangrijk dat vooral de hoofdchakra's zoveel mogelijk open staan. Ons lichaam is dus niet alleen een fysiek 'instrument', dat ons in leven houdt, maar is in wezen sterk afhankelijk van het energetisch stelsel in de Aura.



Inspiratie: Licht op de Aura, Barbera A. Brennan. De zeven chakra's, Jos Kivits. Par Lanto. Het internet.











zondag 12 januari 2014

Wat zijn meridianen in onze Aura?

Het Meridianenstelsel wordt uitgelegd als een stelsel van banen die de acupunctuurpunten en de organen met elkaar verbinden.

Meridianen fungeren tevens als opslagplaatsen van levensenergie!

Meridianen
Meridianen of ook wel Nadi’s (energiekanalen) genoemd, zijn in onze Aura ‘energetische’ verbindingen tussen acupunctuurpunten. Het Meridianenstelsel komt uit de Chinese geneeskunst en wordt uitgelegd als een stelsel van banen die de acupunctuurpunten en de organen met elkaar verbinden. Acupunctuurpunten vormen in onze Aura een netwerk van kleinere ‘chakra’s’ (kleine energiekolkjes op zenuwknooppunten) aan weerszijden van onze wervelkolom. In totaal zijn er zowel links als rechts in ons lichaam ongeveer 300 acupunctuurpunten. De naam ‘meridiaan’ is afkomstig van de Franse Jezuïten aan het Keizerlijk hof van Beijing. Bij een schema waar acupunctuurpunten doormiddel van bepaalde lijnen met elkaar verbonden waren, vergeleken zij deze lijnen met ‘meridiens’, ofwel met de denkbeeldige lijnen over onze Aardbol. Meridianen zijn te beschouwen als ‘rivieren’ in ons energielichaam (Aura), met daaraan verbonden een wijdvertakt stelsel van beekjes. Daar waar een tekort aan water is, bevloeien de rivieren en de beekjes het land en maken op die manier het leven mogelijk. De meridianen stromen als ‘rivieren’ in vaste banen door ons energetisch lichaam en zorgen ervoor, dat alle lichaamsdelen en organen van ‘levensenergie’ kunnen worden voorzien. Deze levensenergie wordt in de Chinese geneeskunst ‘Chi of Qi’ genoemd. In de Esoterie spreekt men over ‘Universele Levensenergie’ of soms ook wel van ‘Prana’. Er zijn 12 hoofdmeridianen plus twee extra, welke laatste twee ter hoogte van de wervelkolom lopen. Aan weerszijden van onze wervelkolom lopen er dus zes hoofdmeridianen. Deze ‘energetische’ hoofdtransportleidingen zorgen primair voor de onderlinge verbindingen tussen de vijf voornaamste organen en de contacten met de uitvoerende organen.

Yin en Yang meridianen
Daarenboven zijn de meridianen een systeem waarlangs de energie van ‘Yin en Yang’ (respectievelijk de vrouwelijke en mannelijke) oerkracht lopen, waarbij met name de twee meridianen ter hoogte van de wervelkolom, zorgdragen voor de ‘balans’ tussen Yin en Yang in de organen. Is ‘Yin en Yang’ in balans dan voelt men zich gezond, is de balans in de organen verstoord dan wordt men ziek. De 12 hoofdmeridianen zijn verdeeld in 6 Yin en 6 Yang meridianen. Waarvan Yin en Yang respectievelijk de linker- en de rechterzijde van ons lichaam vertegenwoordigen. Yang meridianen laten ‘Chi’ bijvoorbeeld naar de voeten lopen, waarna de energie 'transformeert' en via de Yin meridiaan weer omhoog gaat. Bij de armen verloopt het proces tegenovergesteld. Al de meridianen fungeren tevens als ‘opslagplaatsen’ van de levensenergie ‘Chi’. Zij slaan niet alleen ‘ongewenste’ energieën op, maar dienen ook het meer ‘periodieke’ systeem van lichaamsprocessen, doordat ze bepaalde energieën vasthouden en daarna in een bepaalde periode het opgeslagen ‘overschot’ aan energie in versterkte vorm weer afgeven. Zo ontstaat het uit de ‘acupunctuur’ bekende verschijnsel dat elk orgaan zijn specifieke ‘uur’ kent, wat wil zeggen, dat bepaalde organen op regelmatige tijdstippen een ‘versterkte en een verzwakte’ functie vertonen. Verder fungeren de meridianen natuurlijk ook als 'energiegeleiders' voor de grotere chakra’s om energie te transporteren naar de hersenen en de diverse organen. Het onderstaande overzicht beschrijft de in totaal veertien meridianen (w.v. twee bij de wervelkolom), in hoofdlijnen met de belangrijkste kenmerken, gevoelens en eigenschappen.

1. De levermeridiaan
De levermeridiaan zorgt voor het opslaan en afgeven van krachtige ‘dynamische en creatieve energie’. Deze meridiaan functioneert als een soort ‘energiecentrale’ voor het fysieke lichaam. Stoornissen in de energiestroom kunnen bij deze meridiaan leiden tot gebrekkig lichamelijk functioneren’. De voornaamste gevoelens die met deze meridiaan corresponderen zijn: ‘tevredenheid / bezorgdheid’.
2. De hartmeridiaan
De hartmeridiaan zorgt voor de mogelijkheid van ‘zelfontplooiing’ door bepaalde energieën op te slaan en af te geven. Daarbij kan men denken aan ‘energie voor herstel en aan energie tussen lichaam en geest onderling. Haar voornaamste gevoelens zijn: ‘zekerheid / onzekerheid’
3. De milt-pancreasmeridiaan
De milt-pancreasmeridiaan zorgt ervoor dat het lichaam overal de noodzakelijke energie krijgt, wat betekent dat alle ‘invloeden’ van buitenaf door de meridiaan ‘geordend’ worden. Deze meridiaan ligt tevens ten grondslag aan de algehele lichamelijke constitutie. De voornaamste gevoelens die nader tot uitdrukking komen zijn: ‘zich gewenst of afgewezen voelen’.
4. De longmeridiaan
De longmeridiaan verbindt de mens met het ‘ritme’ van zijn omgeving. Contact met de ’buitenwereld’ enerzijds en de behoefte aan duidelijke structuren in de directe omgeving anderzijds spelen hierbij een rol. Dogmatisme en rigiditeit kunnen onder bepaalde omstandigheden de gevoelens beheersen. De voornaamste gevoelens komen tot uitdrukking in: ‘vrolijkheid of gedeprimeerd’ zijn.
5. De niermeridiaan
Deze niermeridiaan betreft voornamelijk factoren van erfelijke aard. Opgedane ervaringen worden enerzijds opgeslagen en doorgeven aan nakomelingen en anderzijds opgehaald om ze voor een bepaalde functie aan te kunnen wenden. Vooral het geheugen speelt een belangrijke rol. Soms kunnen herinneringen van lang geleden onthouden worden, terwijl recente ontwikkelingen vergeten worden. Verder zorgt de meridiaan voor ‘doorstroming’ van levenkrachten, waardoor mogelijk allerlei vormen van ‘psychosen’ kunnen ontstaan De voornaamste gevoelens die tot uiting komen zijn: ‘trouw en ontrouw’ alsmede ‘zekerheid en onzekerheid’ in met name de relaties.
6. De bloedsomloop-geslachtsmeridiaan
Deze meridiaan zorgt voor het opslaan en vrijgeven van energie op het vlak van vreugde en zingenot. Gevoelens van ‘beklemming’ en onrust wijzen op gestoorde functies van deze meridiaan. Door deze meridiaan wordt vooral het functioneel lichamelijke gebeuren beïnvloed. De voornaamste gevoelens die bij de meridiaan tot uitdrukking komen zijn: ‘tevredenheid en bezorgdheid’.
7. De Galmeridiaan
De galmeridiaan zorgt voor het doorgeven en naar buiten brengen van energieën van de levermeridiaan. Deze meridiaan houdt sterk verband met ‘besluitvaardigheid’ en daardoor ook met ziekten veroorzaakt door gebrek aan besluitvaardigheid. De voornaamste gevoelens corresponderen met: ‘deemoed enerzijds en trots anderzijds’.
8. De dunne-darmmeridiaan
Deze meridiaan is belast met ‘opname en omzetting’ van allerlei energieën in het fysieke lichaam. Het scheidt tevens de voor het lichaam van ‘nut’ zijnde energieën en verdeelt de nuttige energie daar waar het lichaam behoefte aan heeft, terwijl nutteloze energie wordt afgevoerd. De voornaamste gevoelens corresponderen met ‘het op prijs stellen’ en het ‘niet op prijs stellen’.
9. De maagmeridiaan
Deze meridiaan is de centrale ‘buffer’ van het organisme. Alle energie die het organisme niet kan verwerken wordt in deze meridiaan opgeslagen, opdat ‘overbelasting’ elders geen schade aan kan richten. Ontbreekt ergens energie, dan wordt zij uit de maagmeridiaan weggehaald en naar dat gebied vervoerd. De voornaamste gevoelens corresponderen met: ‘betrouwbaarheid en onbetrouwbaarheid’.
10. De dikke-darmmeridiaan
Deze meridiaan draagt bij aan de ‘geleiding’ van diverse soorten energieën. Deze meridiaan kan ‘verstoord’ raken door ernstige schuldgevoelens, wat tot het vasthouden van min of meer schadelijke energieën kan leiden en wellicht tot vergiftiging van bepaalde organen. De voornaamste gevoelens corresponderen met: ‘barmhartigheid versus verbittering’ en ‘schuldig versus onschuldig’.
11. De blaasmeridiaan
Deze meridiaan zorgt voor de juiste doorstroming van lichaamsenergieën en daardoor ook voor ‘ontspanning’ in de ruimste zin van het woord. Bovendien voorziet deze meridiaan de wervelkolom van levenskracht en verzorgt hij het ‘opslaan en vrijgeven’ van energieën ten behoeve van het functioneren van het lichaam. De voornaamste gevoelens: ‘geduld, ongeduld en zinnig, onzinnig’.
12. De drievoudige-verwarmermeridiaan
Via deze meridiaan kunnen energieophopingen in het lichaam bewerkt en weggenomen worden. Hij dient ook voor het afvoeren van schadelijke energieën en voor de onderlinge verbindingen tussen de diverse functies. Bovendien reguleert hij mede de stroom van levensenergieën. De voornaamste gevoelens corresponderen met: ‘hulpvaardig versus vernedering’.
13. De conceptiemeridiaan
Deze meridiaan ter hoogte van de wervelkolom, verzamelt en reguleert alle Yinenergieën in het lichaam en dient tevens als reservoir voor deze energieën. Zijn voornaamste eigenschappen zijn: gevoeligheid, tot de kern doordringen en een vrouwelijke kant. De voornaamste gevoelens corresponderen met: ‘het succesvol zijn’.
14. De gouverneursmeridiaan
Deze meridiaan eveneens ter hoogte van de wervelkolom, verzamelt en reguleert alle Yangenergieën in het lichaam en dient tevens als reservoir voor al deze energieën. Zijn voornaamste eigenschappen zijn: activiteit, naar buiten treden, kracht en mannelijkheid. De voornaamste gevoelens corresponderen met: ‘wél of geen ondersteuning krijgen’.


Voor een goede gezondheid moeten alle meridianen goed kunnen stromen!

Als men gezond is zijn alle energieën in balans, maar blokkeert er energie in een meridiaan, dan is dat direkt van invloed op dat deel van het lichaam waar de meridiaan mee in verbinding staat.




Inspiratie: Aura handboek, Walter Lubeck; Par Lanto; Intenet.






zaterdag 11 januari 2014

Wat houden Geestelijke Inwijdingen in?

Esoterisch gezien kent men zeven inwijdingsgraden. Inwijdingsgraden die over vele levens heen kunnen reiken en een uitbreiding van het 'bewustzijn' betekenen.

Iedereen verkeert in zijn levenscyclus uiteindelijk op het 'pad van inwijding'.

Definitie van inwijdingen of initiaties.
In algemene zin betekent ‘inwijding of initiatie’, de opeenvolging van één of meer handelingen, die erin bestaat om een buitenstaander op te nemen in een groep of gemeenschap. Hieraan gaat een leerproces vooraf, dat de inwijding tot een goed einde moet brengen. Na afsluiting van dit leerproces is de ‘noviet’ een ingewijde en bezit diegene de volheid van rechten en plichten in de groep. Daarbij gaat de inwijding vaak gepaard met een symbolisch ritueel. Nu zijn inwijdingen van alle tijden en van alle culturen. Ook nu nog worden er bij bepaalde groepen, om allerlei redenen ‘inwijdingsriten’ gehouden.

Inwijdingen in de klassieke oudheid
In de klassieke oudheid (Egypte, Azië, enz.) was ‘inwijding’ een algemeen begrip en onderging men inwijdingen veelal in één van de ‘inwijdings- of mysteriescholen’. Op die scholen werden de leerlingen stapsgewijs ingewijd in de geheimen van het leven op aarde en van de geestelijke wereld. De toelating gold in de oudheid alleen voor uiterst bekwame leerlingen, die door priesters werden uitgekozen. In deze scholen onderscheidde men destijds zeven ‘inwijdingstappen’, waarvan de essentie in het kort op de volgende wijze weergegeven zou kunnen worden:

Zeven stappen van inwijding in de oudheid.
In de 1 ste inwijding ging het om ‘geestelijk’ te leren zien. Men moest leren kijken naar gebeurtenissen in het eigen leven en hierin de grote lijnen en patronen proberen te ontdekken.
In de 2 de inwijding ging om het leren ‘zwijgen’. Door zwijgen leerde je te kijken naar je emoties en verkreeg je zelfkennis. De weg naar de stilte en naar het diepere ‘weten’ moest worden gezocht.
In de 3 de inwijding ging het om de strijd met ‘jezelf’, een strijd tegen je eigen angsten. Door deze strijd leerde je ‘geestelijker’ te kijken en je met eerbied te richten op de ‘leiding’ in je leven.
In de 4 de inwijding ging het om het ‘vertrouwen’ in de geestelijke wereld en de leiding die daarvan uitging. Niet zelden werden ‘bijna-dood’ ervaringen geënsceneerd, bedoeld om angsten te overwinnen. Men zag en voelde daardoor zowel de eigen ‘innerlijke’ wereld als de ‘geestelijke’ wereld.
In de 5 de inwijding ging het om de ‘hogere’ inwijding en verkreeg de ingewijde een innerlijke verbinding met de allerhoogste ‘Engel’ des volks. Daardoor wist men wat de opdracht van een volk was en werd de ingewijde een ‘kanaal’ voor de geestelijke wereld om het volk te kunnen leiden.
In de 6 de inwijding trad men uit het lichaam en reisde men door de geestelijke wereld, om daar uiteindelijk het ‘zonnewezen’ te ontmoeten en de liefde van dit ‘Goddelijke’ wezen te ervaren.
In de 7 de inwijding werd men uiteindelijk een geestelijke ‘Meester’ en kon men de geestelijke wereld voelbaar en tastbaar maken aan de toenmalige mensheid.

Geestelijke inwijdingsgraden in de esoterie.
Tegenwoordig zijn er geen ‘mysteriescholen’ meer, zoals men dat in de oudheid kende. Maar in de ‘esoterie’ kent men ook nu nog de zeven inwijdingsstappen of inwijdingsgraden. Inwijdingsgraden die in de ‘reïncarnatiecyclus’ over vele levens heen kunnen reiken en in grote lijnen nog steeds dezelfde doelstellingen als in het verleden nastreven. Bij een inwijding gaat het evenals vroeger, nog steeds om een geleidelijke uitbreiding van het bewustzijn en een geleidelijke gewaarwording van de ‘geestelijke’ werkelijkheid. Een werkelijkheid die achter onze fysieke uitdrukkingsvorm in de stoffelijke wereld ligt. Een inwijding is een proces waarbij men over vele levens heen stapsgewijs, éénlijnigheid bereikt tussen zowel de fysieke als de ‘geestelijke’ aspecten van het menselijk wezen. Het leven zelf is het terrein waar het ‘proces’ zich manifesteert. Het zijn de ervaringen en de beproevingen van het dagelijks leven, die aan het proces ten grondslag liggen. In essentie gaat het om het geleidelijk aan ‘meester’ worden over zichzelf en het verkrijgen van ‘bewustzijn’ op alle gebieden, die betrekking hebben op het stapsgewijze proces van inwijding. Individueel kan men er in de ‘reïncarnatiecyclus’ er net zo lang over doen als men wil, maar het verschaft de mens wel de middelen om het evolutieproces te versnellen. Mensen die bereid zijn de inspanningen te getroosten, de beproevingen te ondergaan en vooral de offers te brengen waar het proces van inwijding uiteindelijk om vraagt, kunnen daardoor individueel het proces versnellen.

Zeven inwijdingsgraden in de esoterie.
Het proces van inwijding kent nog net als vroeger een zevental ‘stappen of behaalde graden’. Deze zeven stappen zijn te verdelen over vijf ‘planetaire en twee kosmische’ graden van inwijding. Hetgeen gerelateerd is aan het ‘pad van inwijding’. Dit ‘pad’ is het laatste stadium van de reïncarnatiecyclus, dat door de mens begaan wordt. Bij de ‘planetaire’ inwijdingen gaat het om bewustzijnsuitbreiding op ‘planetair’ niveau, waarbij het bewustzijn van de mens in grote mate wordt uitgebreid. Het ‘geestelijke’ bewustzijn gaat geleidelijk aan de overhand nemen en al wat ‘aards’ is, verdwijnt langzamerhand naar de achtergrond. Bij de twee ‘kosmische’ inwijdingsgraden verkrijgt men bewustzijn op ‘kosmisch mentaal’ niveau. Op dit niveau is men een ‘geestelijke meester’ met een ‘kosmisch’ bewustzijn. Een bewustzijn waarbij men de mensheid in zijn totaliteit bij gaat staan en inspireert vanuit de ‘liefde en de wijsheid’ die men verkregen heeft.

De geestelijke aard van de inwijding.
Alle inwijdingsgraden zijn uitsluitend geestelijk van aard en worden zoals al eerder gesteld, ongemerkt tijdens de laatste levens op aarde doorlopen. De eerste inwijding wordt genomen wanneer het ‘spiritueel bewustzijn’ (het pad naar geestelijke verlichting) in het hart van de mens ontwaakt. Vanaf de vijfde inwijding verkrijgt men beheersing op alle ‘niveaus’ en bevrijdt het de ingewijde van de noodzaak tot verdere incarnatie op deze planeet. Elk stadium van inwijding verschaft de mens een dieper inzicht in de betekenis en het doel van ‘Gods plan’ en een toenemend vermogen om bewust mee te willen werken aan de vervulling van dit ‘plan’. Overigens is in het voorgaande verhaal over de ‘kosmische stralen’, al uitvoerig verteld over de invloed die deze ‘stralen’ hebben op zowel het fysieke lichaam als de geestelijke lichamen van de mens. Maar elke inwijding brengt ook een directe verbinding tot stand tussen de ingewijde en de straal die de persoon in kwestie beïnvloedt, waardoor de ingewijde het vermogen krijgt, de energie van die straal te beheersen en in het leven toe te kunnen passen.. Het volgende overzicht beschrijft in chronologische volgorde de zeven inwijdingen met de bijbehorende stralen:

De 1 ste planetaire inwijding.
Deze straal is verbonden met straal nr. 7, de straal van ‘orde, magie en vrijheid’.
Deze inwijding wordt genomen nadat beheersing is ontstaan over het fysieke lichaam met al zijn begeerten. Of te wel als de drang naar ‘begeerte’ en het zich uitsluitend ‘fysiek’ willen manifesteren, ‘beheerst’ gaat worden en er een ‘spiritueel’ bewustzijn’ ontstaat. Deze inwijding betreft beheersing over het 'etherisch lichaam' in de Aura en over de energie waaruit dit lichaam bestaat. In dit stadium onderkent de ingewijde het bestaan van iets dat verder reikt dan het ‘zichtbare, emotionele en mentale’ zelf. Deze inwijding kenmerkt zich door het begin van een nieuwe levenswijze, bestaande uit een andere manier van denken en van een bewustere manier van 'waarneming' in de fysieke wereld.

De 2 de planetaire inwijding.
Deze straal is verbonden met straal nr 6, de straal van ‘idealisme en devotie’.
Deze inwijding betreft beheersing over het ‘etherisch emotionele’ lichaam in de Aura, ofwel de beheersing over de ‘elementale energie’ waaruit dit ‘geesteslichaam’ is opgebouwd. Anders gezegd, er ontstaat ‘geestelijk evenwicht’ met gaandeweg de beheersing over de eigen emoties en gevoelens. Op dit niveau staat men zelfverzekerder in het leven en straalt men veel zelfvertrouwen uit naar de mede mens.

De 3 de planetaire inwijding.
Deze straal is verbonden met straal nr. 5, de straal van ‘wetenschap of kennis’.
Dit betreft de eerste ‘zieleninwijding’, ook wel de ‘transfiguratie’ genoemd. Deze inwijding toont beheersing over het ‘etherisch mentale lichaam’ in de Aura en de ‘energie’ waaruit dit lichaam bestaat, waarbij voor het eerst contact ontstaat met de ‘Godsvonk’ en er een begin ontstaat van ‘éénlijnigheid’ door alle ‘geesteslichamen’ heen. In de persoon zelf openbaart zich voor het eerst de ‘Wil’ tot ‘dienstbaarheid’ aan ‘mens en wereld’.

De 4 de planetaire inwijding.
Deze straal is verbonden met straal nr. 4, de straal van ‘harmonie of schoonheid’.
Betreft de ‘grote verzaking’, waarbij alles wat met het ‘aardse’ te maken had volstrekt onbelangrijk gevonden wordt en het hoger ‘geestelijk leven’ centraal komt te staan.
Het 'geestelijk belang' komt uiteindelijk voor al het persoonlijk belang in de plaats. Deze inwijding betreft volledige beheersing over al de vier energetische lichamen op het 'Zielsniveau' in de Aura met alle overeenkomstige energieën. Bij deze inwijding wordt het ‘zielelichaam’ afgelegd en gaat de persoon ‘mentaal’ verder. De ingewijde is dan een ‘zielendoordrenkte’ persoonlijkheid en staat vanaf nu in direct contact met zijn eigen Godsvonk, de ‘Monade’. Liefde en onbaatzuchtigheid kenmerkt hoofdzakelijk het karakter van deze ‘ingewijde’, waarbij uitsluitend de ‘Wil’ om te dienen nog voornamelijk de basis wordt van al zijn handelingen.

De 5 de planetaire inwijding.
Deze straal is verbonden met straal nr. 1, de straal van ‘wil of macht’.
Bij de vijfde inwijding is de ingewijde voorgoed bevrijd van de aantrekkingskracht van de ‘stof’ en wordt de ingewijde een geestelijke ‘Meester’.
Het evolutionaire doel is dan bereikt en de ‘Meester’ heeft zijn levenservaring op deze planeet beëindigd. Het stelt de ingewijde in staat een nieuwe visie van ‘werkelijkheid’ te verkrijgen, een ‘werkelijkheid’ die achter elke tot dan toe gevoelde en gekende werkelijkheid ligt. Zijn keuze om al dan niet op deze aarde te verblijven, om namens de ‘Albron’ de mensheid voor een speciaal doel nog te willen dienen is dan aan hem alleen.

De 6 de kosmische inwijding.
Deze straal is verbonden met straal nr.3, de straal van ‘werkzame intelligentie’.
Bij de zesde inwijding maakt de geestelijke ‘Meester’ een keuze voor zijn verdere evolutie, op grond van zijn intuïtief begrepen bestemming. Hij zoekt het pad dat voor hem bestemd is om een kosmische ‘Gezalfde’ te worden, dit ter voorbereiding tot de ware inwijding der ‘verrijzenis’, wat de zevende inwijding inhoudt.

De 7 de kosmische inwijding.
Deze straal is verbonden met straal nr. 2, de straal van ‘liefde – wijsheid’.
Bij de zevende inwijding vindt de ‘opstanding’ plaats en bevindt de geestelijke 'Meester’ zich boven alle gebieden van het ‘planetaire’ leven. De geestelijke 'Meester’ heeft dan de ‘verrijzenis’ ondergaan en is dan een ware opgestane ‘Meester’, in dienst van de goddelijke ‘Albron’. De 'Geestelijke Meester' beschikt dan over alle eigenschappen en hoedanigheden van ‘liefde – wijsheid’, die ons zonnestelsel tot uitdrukking dient te brengen.

Nawoord over de zeven inwijdingsgraden.
Al eerder is gesteld dat alles inclusief de mens uit ‘energie’ bestaat en alles aan ‘trillingsfrequentie’ onderhevig is. Ook een ‘inwijding’ bestaat uit een hogere vorm van ‘trilling’, wat in de uitstraling van de mens tot uitdrukking komt. Indien iemand in positieve zin een speciale ‘uitstraling’ heeft, wat door anderen duidelijk waargenomen wordt, dan is dat een teken dat de persoon in kwestie met een bepaalde graad van ‘inwijding’ in het leven staat. Zoals gezegd, is het leven zelf het terrein waar het ‘proces’ van inwijding zich manifesteert. Het zijn de ervaringen en de beproevingen in het dagelijks leven, die aan het proces ten grondslag liggen. De ‘uitstraling’ van een persoon zelf zal in ‘trilling’ telkens hoger, krachtiger en duidelijker merkbaarder worden, naarmate de persoon in kwestie vaker zal zijn ‘ingewijd’. Elke inwijding leidt uiteindelijk tot meer ‘bewustwording’ en inzicht in het leven. Ook leidt het er vaker toe dat men bepaalde situaties eerder ‘doorheeft’ en intuïtief de achterliggende gedachten aanvoelt en begrijpt. Ook in ‘groepsverband’ ondergaat men ongemerkt bepaalde ‘inwijdingsgraden’, hetgeen men weer ‘uitstraalt’ naar andere groeperingen. Op deze wijze verkeert iedereen op het ‘pad van inwijding’ en is uiteindelijk een ieder op weg naar geestelijke ‘verlichting’.

Het leven zelf is het terrein waar het 'proces' van inwijding plaats vindt.

Elke inwijding staat ook in verbinding met de 'kosmische straal', die de persoon in kwestie beinvloedt. Zodat de ingewijde het vermogen krijgt, de energie van de straal te beheersen en in het leven toe te kunnen passen. Zowel de inwijdingsgraad als de 'straal' komen in iemands karakter en 'uitstraling' nader tot uitdrukking, hetgeen door anderen duidelijk te merken zal zijn. Elke inwijding leidt uiteindelijk weer tot meer 'bewustwording en inzicht' in het leven.
 




Inspiratie: Par Lanto; literatuur Benjamin Creme; literatuur Alice A. Bailey; Internet








Wat zijn Tweelingzielen precies?

Tweelingzielen zijn Godsvonken die door tweedeling uit één en dezelfde Godsvonk ontstaan zijn.

De ontmoeting met een tweelingziel moet als iets bijzonders worden gezien.

De Godsvonk.
Het begrip ‘tweelingziel’ heeft in directe zin te maken met de ‘Godsvonk’. Hetgeen de goddelijke identiteit van iedere Ziel op Aarde betreft. De Godsvonk zelf is in zeker opzicht ‘neutraal’. De Godsvonk is identiek aan de Albron, hetgeen eveneens een ‘neutrale’ energie betreft en noch goed noch kwaad kent. De Godsvonk heeft op een bepaald moment zich afgesplitst van de Albron en is vervolgens als ‘Monade’ door verschillende ‘krachtvelden’ op weg naar onze dimensie gegaan. Juist door het reizen van de Godsvonk door de verschillende ‘krachtvelden’, neemt zij een bepaalde frequentie (trillingsgetal) aan, wat als een kosmische ‘geboorte’ gezien zou kunnen worden. Vanuit deze kosmische geboorte volgt uiteindelijk de latere ‘geboorte’ in onze dimensie. Zodat er in zekere zin van een ‘kosmische- en een aardse identiteit’ gesproken zou kunnen worden. De kosmische identiteit is onveranderlijk in frequentie en in energie verbonden met de aardse identiteit. De aardse of fysieke identiteit is vergankelijk. Doch wat men via de fysieke identiteit aan kennis en ervaring opdoet, is wel onvergankelijk en zal aan het hoger bewustzijn (de geest) worden afgegeven. Hetgeen men de ‘groei’ van de Godsvonk zal kunnen noemen, welke groei tot uitdrukking komt in een geleidelijke toename van de energiefrequentie. Zodat aan het eind van de reïncarnatiecyclus de Godsvonk weer de frequentie van de kosmische identiteit zal verkrijgen.

De Tweelingziel.
Voor wat de tweelingziel betreft zou men de genoemde ‘Godsvonk’ of in dit geval het ‘Hogere Zelf’ als referentiepunt kunnen zien, van waaruit ieder mens zich ontwikkelt. Vanuit dit punt wordt de verwerkelijking van het ‘Ware Zelf’ geleid. Alleen dit referentiepunt kent in de hoedanigheid van het ‘Hogere Zelf’ twee betekenissen, doordat de ‘Godsvonk’ zich oorspronkelijk in twee ‘delen’ splitste. De eerste betekenis betreft de ‘Godsvonk’, die als ‘blauwdruk’ bij de goddelijke ‘Albron’ achter bleef en de tweede betekenis betreft het ‘gesplitste’ deel van de ‘Godsvonk’ binnen de krachtvelden van de fysieke dimensie, die men de ‘Monade’ noemt. Het oorspronkelijke ‘Hogere Zelf’ kan men dus zien als het ‘Goddelijk Zelf’, dat ver buiten ons fysieke lichaam bij de ‘Albron’ verkeert, maar waar uiteindelijk elk mens op het allerhoogste spirituele niveau mee verbonden is. De ‘Monade’ daarentegen vertegenwoordigt meer de ‘Ik ben Aanwezigheid’ in het ‘causale’ lichaam van de Aura. Nu zijn ‘tweelingzielen’ Godsvonken die door tweedeling uit één en dezelfde Godsvonk ontstaan zijn. Op het moment dat de Godsvonk of in dit geval de ‘Monade’ buiten de ‘Albron’ verkeerde ontstond er in deze situatie wederom een tweedeling, waarbij de ene helft van de ‘Monade’ met een vrouwelijk aspect en de andere helft van de ‘Monade’ met een mannelijk aspect werd ‘bekleed’. De beide Godsvonken incarneren vervolgens als ‘Monade’ tegelijk op Aarde en beginnen aan hun eerste cyclus in het ‘rad van levens’, waarbij zij van oorsprong dezelfde energiefrequentie vanuit de Albron met zich dragen

Gevoelsmatige herkenning.
Doordat tweelingzielen van oorsprong dezelfde ‘Godsvonk’ met elkaar gemeen hebben, komen de twee zielen elkaar zowel op Aarde als in de ‘sferen’ telkens weer tegen. Er is in deze situatie dus een mannelijke en vrouwelijke ‘levenslijn’ gecreëerd, die al of niet samen, hun incarnatiecyclus ‘doorlopen’. De tweelingzielen kunnen elkaar ontmoeten in een vaste relatie, maar ook zonder dat er sprake hoeft te zijn van een relatie op welke manier dan ook. Als de tweelingzielen elkaar op Aarde ontmoeten zal er bij beiden op ‘zielsniveau’ altijd een bepaalde mate van herkenning zijn. Hetgeen niet verward mag worden met een ‘emotionele’ band of een vorm van ‘verliefdheid’. Het is een diep innerlijke ‘weten’ dat men ooit ergens met elkaar te maken heeft gehad. Bovendien zullen zij elkaar goed aan kunnen voelen en in geaardheid veel overeenkomsten hebben. Tweelingzielen verhouden zich zodanig tot elkaar, dat zij tot op een bepaald niveau telepathisch met elkaar verbonden kunnen zijn en energie naar elkaar uit kunnen wisselen. Hetgeen elkaar over en weer versterkt in de geest. Er zijn echter ook tweelingzielen die elkaar ontmoeten waarbij de één heel duidelijk de ander herkent, terwijl de ander de herkenning niet kan delen. Vaak omdat de ander zodanig ‘overschaduwd’ is door het eigen leven, de zorgen en problematiek, dat het ‘Hoger Bewustzijn’ niet open staat voor de herkenning en de ‘intuïtieve’ verbinding naar elkaar. Bij zo’n eenzijdige herkenning zal het moeilijk zijn om de diepere gevoelens naar elkaar tot uitdrukking te brengen en zal degene die de ander wel herkent zich afgewezen voelen. Doch wetende dat de herkenning juist is en begrijpen dat de persoon die men herkent, door het eigen leven nog niet instaat is om tot herkenning te kunnen komen. De tweelingzielen hoeven overigens niet altijd tegelijkertijd op Aarde te vertoeven. De één kan in de ‘sferen’ de ‘begeleidegeest’ van de ander op Aarde zijn. Indien de ‘zielehelften’ zich beiden ‘leven na leven’ bekleden met steeds meer ‘bewustzijn’ en daardoor ‘opklimmen’ in de sferen, naar uiteindelijk het hoogste punt dat iedere geest afzonderlijk kan bereiken, dan zullen de twee zielehelften weer tot de ‘eenheid’ samensmelten die zij oorspronkelijk waren voor de tweedeling van de ‘Monade’. Zodat beiden afzonderlijke geesten tot één bewustzijn samensmelten, en het collectief van Geestelijke Meesters nabij de ‘Albron’ kunnen betreden.

Geestverwantschap.
Soms komt het echter voor dat mensen die elkaar voor het eerst ontmoeten een gevoel van diepe verbondenheid ervaren, maar tevens weten dat er tussen hen geen uitwerking in dit leven mogelijk of noodzakelijk is. Deze situaties komen bij veel mensen voor die in de reïncarnatiecyclus al verder gevorderd zijn en elkaar al vaak in bepaalde groepsvormen of in familiaire verbanden zijn tegengekomen. Indien men elkaar op een bepaald moment in de tijd dan weer ontmoet, herkent men elkaar op ‘zielsniveau’. De herkenning is vaak diepgaand en ziet men als het ware oude ‘vrienden’ terug, mensen waarvan men innerlijk aanvoelt, dat men met de ander ooit een diepe band heeft gehad. Doch tegelijkertijd beseft men dat de situatie het niet toelaat, om het gezamenlijk ‘karma’ van weleer weer op te pakken. Vaak is zo een korte ontmoeting of een oppervlakkig contact de enige mogelijkheid op dat moment. Wel zijn dergelijke ontmoetingen vaak vastgelegd in de tijd, om op een bepaald geestelijk niveau tot uitwisseling van informatie te komen. Bij velen is het zo, dat het de betreffende personen ook na zo’n ontmoeting enige tijd in gedachten bezig houdt. Men vaak een telepathische contact onderhoudt en op een hoger niveau tot informatie uitwisseling komt, wat elkaar versterkt in de geest. Van tweelingziel is bij ‘geestverwantschap’ echter geen sprake.

Zielsverwantschap.
De zelfde band als bovenomschreven treft men ook bij ‘zielsverwantschap’. De mens kan in zijn energieveld en vanuit bepaalde karmische verbindingen ‘geestverwanten’ treffen, die vanuit dezelfde energiefrequentie en het zelfde ‘karma’ reageren en het leven schijnbaar op soortgelijke wijze beleven. Deze personen met dezelfde energiefrequentie hebben naar elkaar raakvlakken, waardoor zij erg dicht bij elkaar kunnen komen. Zij kunnen zelfs dermate met elkaar verwant raken, dat zij een duidelijk een gevoel van ‘zielsverwantschap’ gaan ervaren. In groter verband zou men bepaalde vormen van ‘geest- of zielsverwantschap’ ook bij groepen kunnen constateren. Groepszielen, in verbinding met bepaalde groepen, zijn altijd van karmische oorsprong. Doordat er op groepsniveau ooit een bepaald karma is opgedaan, zal er op een gegeven moment een tijd aanbreken, waarin men het groepskarma kan gaan ‘doorleven’ en in kan lossen. De ‘geest- of zielsverwantschap’ zou binnen dergelijke groepen ook als zeer sterk ervaren kunnen worden.


Elkeen heeft een tweelingziel, maar het is niet zo dat iedereen in het leven zijn tweelingziel ontmoet.

Niet iedereen ontmoet in zijn of haar leven een tweelingziel. De één kan in de 'geestelijke wereld' de begeleidegeest zijn van de ander op Aarde. Ook kan het in het leven de bedoeling zijn, dat tweelingzielen om 'karmische' redenen elkaar juist niet ontmoeten. Daarentegen kan indien er wel een ontmoeting met een tweelingziel plaats vindt, er om karmische redenen ook sprake zijn van een oppervlakkig contact. Omdat beiden los van elkaar, hun eigen leven dienen te leiden en elk op hun eigen manier hun levenskarma dienen in te lossen.
 




Inspiratie: Par Lanto; Het internet.





Wat gebeurde er allemaal na de Big Bang?

 Er is een algemeen aanvaardbare theorie die de Big Bang als een plotselinge explosie uit het schijnbare 'niets' verklaart en waaruit het Universum is ontstaan.

Het Universum zoals wij het nu kennen is ongeveer 13,7 miljard jaar oud.

De Big Bang.
Er is wetenschappelijk een algemeen aanvaardbare theorie die de ‘oerknal’ als een plotselinge explosie uit het schijnbare ‘niets’ verklaart. Een explosie die sterk genoeg was om de sterrenstelsels uit één kosmische oerklomp, uit elkaar te doen spatten. Een ‘klomp’ die alle materie van het waarneembare universum bijeenhield, met een massa die miljoenen malen zwaarder was dan de zwaarste Superster. Volgens deze theorie is de oerklomp (ylem) geëxplodeerd en verspreidde zijn materie zich in alle richtingen. Waarnemingen doen vermoeden dat het universum zoals we het nu kennen ongeveer 13,7 miljard jaar geleden begonnen is. Na de oerknal begon geleidelijk aan evolutie op gang te komen. Dit gebeurde wanneer de eerste protonen, elektronen en neutronen zich vormden. Vervolgens ontstonden er kernen en uiteindelijk de atomen. Met de vorming van neutrale waterstof, waarmee meer dan 90 % van het heelal is gevuld, ontstond er kosmische straling. Uiteindelijk ontstond er mede vanuit deze straling een periode van structuurvorming, waarbij materie zich begon te vormen in de eerste sterren en quasars. Waarna complete sterrenstelsels en superclusters van sterrenstelsels het universum begonnen in te vullen.

De Big Bang volgens de esoterie.
In grote lijnen onderschrijft de esoterie de wetenschappelijke benadering van de ‘Big Bang’, doch met dien verstande dat aan deze oerknal de intentie van de goddelijke Albron ten grondslag lag. De goddelijke Albron, dat in verschillende geestelijke stromingen met diverse benamingen wordt aangeduid, is een oneindige bron van ‘levensenergie’ dat al wat leeft bezielt en voortdurend in wording is. Vanuit de energie van de Albron en de reeds toen al aanwezige Engelenhiërarchie, is alles lang geleden ontstaan doormiddel van een enorme Big Bang ofwel een ‘oerexplosie’, met geluid en decibellen die geen mens ooit na zou kunnen bootsen en de allerhoogste ‘energiefrequentie’ vertegenwoordigde die ooit heeft kunnen bestaan. Zo goed als het feit dat aan alles een einde komt, is dit ook het geval met een ‘Universum’. Voor ons huidige Universum bestond er ook een Universum. De gehele kosmos is namelijk groei, zowel geestelijke groei als planetaire groei. Deze groei dient om de energiefrequentie in de kosmos te vergroten door de 'wrijving' van bewustwording, waardoor het geheel zal kunnen groeien naar een hogere dimensie en een octaaf hoger kan stijgen ten aanzien van de energieën, die het totaal van het heelal bestrijken. Zo kan men stellen dat een Universum leeft en om groei door te kunnen maken krachten kent van 'in- en uitademing'. De ‘krachten’ van het vorige Universum werden als het ware ‘ingeademd’ en kwamen samen in één punt, als een soort punt in het niets en met de volgende ‘uitademing’ is het Universum ontstaan waarin wij tegenwoordig leven. Na deze ‘uitademing of Big Bang’ hebben ook weer verschillende ‘subexplosies’ gedeelten van ons Universum veranderd. Zodat ons Universum uiteindelijk uit verschillende grote en kleine Big Bangs en op verschillende plaatsen in ons heelal, is voortgekomen.

Het Kosmisch Hart.
De Engelenhiërarchie die ouder is dan het Universum waarin wij leven, hebben dit proces namens de Albron begeleid. Het geluid en de kracht van de Big Bang veroorzaakte een immens groot energieveld dat men het ‘goddelijk hart of kosmisch hart’ van de kosmos zou kunnen noemen. Door deze ‘oerexplosie’ ontstonden er enorme gaswolken, waarin uit het schijnbaar ‘niets’ en na afkoeling van het immens hete gas, geleidelijk aan de eerste zonnestelsels tot ontwikkeling kwamen. In deze zonnestelsels hebben onmetelijk veel sterren en planeten zich kunnen vormen en ontstonden er op de planeten de eerste vormen van leven. Maar eerst heeft vanuit het ‘kosmisch hart’, dat in principe neutraal is en de allerhoogste energiefrequentie bezit, zich opnieuw weer ‘Engelen’ gevormd. De Engelen, als ‘handen en voeten’ van de Albron, bezitten kennis en wetenschap die onmogelijk met menselijke kennis vergeleken kan worden. Op grond van hun alwetendheid zijn zij namens de goddelijke Albron, uiteindelijk de ‘scheppende’ krachten van al het leven in ons Universum en de mogelijke Universa daarna. De genoemde Engelenhiërarchie maakt deel uit van een eigen ‘Deva-evolutie’(Deva: hemels wezen), hetgeen uitsluitend een ontwikkeling in de Geestelijke Wereld betreft.

De eerste levensvormen op Aarde.
Voor zover wetenschappelijk bekend was onze planeet in het zeer verre verleden overwegend met water bedekt en was er slechts weinig land. In de grote oceanen ontwikkelde zich het dierlijk leven, totdat meer geëvolueerde dieren als vissen en allerlei soorten reptielen geleidelijk aan het land op kwamen. Vervolgens evolueerde de aan land verschenen dieren zich na verloop van tijd tot zoogdieren. Veel later ontwikkelde zich geleidelijk aan een oerwezen, dat zich als vroeg ‘diermenselijk’ wezen zich afscheidde van het dierenrijk. In dit stadium had dit diermenselijk wezen nog geen ‘geest en geen incarnatie’. Nadat in dit diermenselijk wezen zich uiteindelijk een vorm van denkvermogen had ontwikkeld, kon dit rudimentaire denkvermogen het uitgangspunt worden voor een ‘geestelijk lichaam’ en konden als het ware ‘geest en materie’ aan elkaar verbonden worden. Waarna het begin van een menselijk wezen zich geleidelijk aan verder kon ontwikkelen. Esoterisch gezien moet dit proces ongeveer 18,5 miljoen jaar geleden hebben plaatsgevonden. Esoterisch beschouwd betrof dit echter allemaal een evolutie op het ‘stoffelijk’ gebied, doch alles wat aan onze planeet stoffelijk is, heeft zich oorspronkelijk uit een soort ‘oernevel’ gevormd. In geesteswetenschappelijke zin ontstaat uit een ‘gasvormige’ toestand door ‘verdichting’ van de materie uiteindelijk een stoffelijke vorm. Zodoende heeft onze planeet zich oorspronkelijk ‘verdicht’ uit datgene wat er eerder ‘gasvormig’ aan ten grondslag lag. Een leven van een menselijk wezen in de ‘Geestelijke Wereld’ bestond toen nog niet, aangezien de menselijke evolutie nog op gang moest komen. In de gasvormige toestand van de Aarde ontwikkelde zich echter wel de eerste vormen van ‘geestelijk leven’, die aan de latere incarnaties van het menselijk wezen ten grondslag lagen. Tegelijkertijd vormden in de gasvormige toestand van de Aarde vanzelfsprekend ook de onderliggende natuurrijken zich, waarin al het leven in 'etherische' zin nader tot ontwikkeling kwam. Zoals gezegd, vormde de planeet zich vanuit een gasvormige situatie via de weg van 'fijnstoffelijkheid' zich uiteindelijk tot de fysieke wereld die wij nu kennen, waarbij al het biologisch leven inherent aan dit proces, van 'etherisch naar fysiek' dezelfde ontwikkeling doormaakte.

eerste geestelijke wezens.
De eerste geestelijke wezens, gecreëerd uit ‘gasvormig’ licht, waren ten tijde van het gasvormige stadium van de Aarde, in staat om via ‘gedachtekracht’ met elkaar te communiceren. Zij deden dit doormiddel van ‘beeld en geluid’. Het waren de eerste vormen van ‘klank die tezamen met beelden’ op telepathische wijze aan elkander werden doorgegeven. In latere stadia van ontwikkeling ‘verdichte’ de energie geleidelijk aan op Aarde zich en transformeerde zowel de Aarde als alle levensvormen erop, zich geleidelijk aan tot de vaste vorm van materie die wij nu op Aarde kennen. Vele ontwikkelingsstadia later waarin de menselijke evolutie al uitgebreid op gang was gekomen, begon de mens voor het eerst via de normale ‘spraak’ met elkaar te communiceren. Hetgeen enkele miljoenen jaren geleden het geval moet zijn geweest. Uiteindelijk hebben we in onze huidige tijd de meest ‘verdichte’ vorm van materie bereikt en zullen wij in de komende tijdperken geleidelijk aan weer transparanter of ‘geestelijker’ worden. De vorm van klank of ‘klankvibratie’ die destijds doormiddel van gedachtekracht aan elkaar werd overgedragen, is een vorm van ‘klank’ die de ‘Geestelijke Wereld’ nog steeds als ‘communicatiemiddel’ hanteert. In de Geestelijke Wereld is elke vorm van ‘taal’ die er op Aarde bestaat, geen belemmering en is men in ‘klank, beelden en gedachten’ direct met elkaar verbonden. Evenzeer is het contact met de ‘Engelen’, die een ‘taal’ hanteren die de mensheid ver te boven gaat en als een zeer ‘krachtige en scheppende’ taal begrepen moet worden. ‘Klank en energie’ geprojecteerd door gedachten veroorzaken tezamen een ‘krachtveld’ dat in beginsel ‘scheppend’is.

De Aarde is nog erg jong.
Ook op menselijk niveau gaat dat op, want ieder mens schept uiteindelijk zijn eigen wereld door de ‘kracht’ van zijn gedachten. Er zijn overigens veel energieën in ons heelal die op de één of andere manier aan materie verbonden zijn, en geleidelijk aan transformeren naar een toestand waarin zij zich in diverse ‘levensvormen’ kunnen openbaren. De Engelen creëren en sturen al deze processen, waardoor de ‘stoffelijke wereld’ inclusief de mens, in de huidige vorm niet meer te vergelijken is en ook niet meer te vergelijken mag zijn, met de eerste fases van stoffelijke ontwikkeling op Aarde. Overigens is de Aarde nog erg jong ten opzichte van de vele beschavingen die elders in ons ‘Universum’ al eerder tot ontwikkeling zijn gekomen. Veel planeten waar ontwikkelingsvormen hebben plaatsgevonden, zijn in hun ontwikkeling al ‘doorgegroeid’ en hebben hun taak in het kosmisch ‘bestel’ reeds volbracht of verkeren in de laatste fases van hun ontwikkeling. Niet alleen in ons zonnestelsel maar ook in oneindig veel andere zonnestelsels, vinden op verschillende fysieke graden (de kosmos kent zeven fysieke graden) ontwikkelingen plaats, die in zekere zin te vergelijken zijn met de levensvormen die wij op Aarde kennen.

Engelen.
Het begrip Engel en begeleidende ‘intelligentie of gids’ worden door de mens vaak door elkaar gehaald. Als men in bepaalde omstandigheden een ‘lichtende’ verschijning ziet, denkt men vaak aan een Engel. Maar doorgaans is er in deze situaties van een persoonlijke ‘gids of begeleidende intelligentie’ sprake. Veelal komen deze opvattingen vanuit bepaalde religieuze stromingen. Het Engelenrijk of de Engelenhiërarchie, maakt deel uit van de Albron en werkt overal mee om de ‘Kosmische energie’ daar te laten stromen, waar dat in het Universum ook als noodzakelijk wordt geacht. De Engelenhiërarchie kent een verscheidenheid aan functies, taken en mogelijkheden en houden zich veelal bezig met de interacties tussen de vele sferen en gebieden in de Geestelijke Wereld. Het Engelenrijk is een duidelijk hiërarchisch veld en zijn uitzonderingen daargelaten, niet in staat aan het reïncarnatieproces van de mensheid deel te nemen. Zij ondergaan doormiddel van hun ‘Deva-evolutie’ een eigen ‘groei en ontwikkeling’ in de Geestelijke Wereld. Om uiteindelijk op het allerhoogste niveau van hun evolutie te kunnen eindigen, op welk niveau zij als ‘bouwers’ van het heelal daarin hun scheppend werk kunnen verrichten. Zoals gezegd ‘scheppen en begeleiden’ zij de wereld waarin wij leven en houden de geestelijke sferen of gebieden in stand, waarin wij na ons ‘overgaan’ uit het fysieke bestaan in komen te verkeren.

De relatie Mens – Engel.
In slechts zeer uitzonderlijke situaties zou een Engel zich aan de mens kunnen manifesteren, doch de uitstraling van een Engel of Aartsengel is dermate overweldigend, dat men dit krachtige ‘energieveld’ niet of nauwelijks kan verdragen. Een Engel zou slechts diegene kunnen bereiken die op een zeer hoog evolutieniveau is gekomen. Op dit niveau verkeren slechts weinig mensen. Deze mensen zijn dan vaak zelf al sinds enige tijd een geestelijke ‘Meester’ en zullen wanneer zij ‘overgaan’ direct opgenomen worden in de hiërarchie van Geestelijke Meesters. De gemiddelde mens zal hoe groot zijn geestelijke uitstraling ook mogen zijn, evenwel nooit een Engel kunnen worden. Een mens zal vanuit zijn menselijk bestaan hooguit een begeleidende ‘entiteit’ of ooit een geestelijke Meester kunnen worden. In aantal kent onze Universum honderdduizenden Engelen of Aartsengelen die allen een taak tussen ‘mens en kosmos’ te verrichten hebben. Slechts enige tientallen Aartsengelen zijn in naam bekend, ofschoon deze namen vanuit menselijke visies bedacht zijn, in de geestelijke wereld werken zij vanuit een totaliteit aan ‘krachten’.
De belangrijkste taak die zowel de Engelenhiërarchie als de hiërarchie van geestelijke Meesters op dit moment hebben, is de taak de mensheid op een zogoed mogelijke wijze naar het nieuwe tijdperk te kunnen begeleiden.


De Engelen ondergaan via hun 'Deva-evolutie' een eigen ontwikkeling in de Geestelijke Wereld.

De Engelenhiërarchie, is een deel van de Albron die zijn ontwikkeling en groei niet via de Aarde- energie doorleeft, maar waarvan de evolutie wel parallel loopt aan die van de mens. De Engelen en de Geestelijk Meesters werken samen om de evolutie en de omwenteling naar het Aquariustijdperk zo goed mogelijk te begeleiden.




Inspiratie: Par Lanto; literatuur Benjamin Creme; Het internet.









vrijdag 10 januari 2014

Wat houdt het Aquariustijdperk precies in?

Het Aquariustijdperk is vooralsnog een transformatieproces, waarin wij met zijn allen leven en opweg zijn naar een betere toekomst.

Het Aquariustijdperk is het tijdperk waarin wij nu opweg zijn en gedeeltelijk al in leven.

Een Tijdperk.

Het begrip ‘tijdperk’ kent meerdere betekenissen. Naast de welbekende geschiedkundige en geologische betekenissen van het woord, kent men in de astrologie eveneens het begrip tijdperk. Een betekenis die echter niets met de voorgaande betekenissen te maken heeft. In de astrologie maakt een tijdperk namelijk deel uit van het ‘zodiak’, ofwel de dierenriem. De dierenriem is een ca 20 graden brede zone aan de ‘hemelbol’, waarbinnen de schijnbare banen (ecliptica) van de zon, de maan en de planeten verlopen. Vanuit de traditie wordt de dierenriem verdeeld in twaalf sectoren of ‘huizen’ van 30 graden, zodat ze samen een ronde cirkel van 360 graden vormen. De punten in de omloopbaan van de aarde, waarop de ‘ecliptica’ van de zon zich aan weerskanten even ver van de beide hemelpolen van de aarde bevindt, worden aangeduid als ‘equinoxen’ (dag- en nachtevening). De lente-equinox (21 maart) wordt gesymboliseerd door het sterrenbeeld ‘ram’ en werd vanuit de traditie tot het begin van het dierenriemjaar gekozen.

Nu doet de zon in de dierenriem er ongeveer 72 jaar over om telkens één graad achteruit te schuiven, dit laatste als gevolg van de schommelingen in de rotatie van de aardas zelf. Door deze ‘schommelingen’ overschrijdt de zon de evenaar telkens op een ‘punt’ in het dierenriemjaar, dat iets achter het oversteekpunt van het vorige jaar is gelegen en er in de dierenriem een tegengestelde cyclus ontstaat. Met als gevolg, dat de zon in tegengestelde richting de dierenriemtekens doorloopt. Aangezien elk ‘huis’ van de dierenriem 30 graden lang is, duurt het ongeveer 2160 jaar voordat de ‘equinoxen’ zich vanuit het ene ‘huis’ naar het eraan voorafgaande ‘huis’ verplaatsen. Ofwel een astrologisch tijdperk duurt ongeveer 2160 jaar en wordt een ‘Aardetijdperk’ genoemd. Inmiddels staat de lente-equinox, 2000 jr. na Christus, op het punt om vanuit het teken ‘Vissen’ over te gaan naar het voorafgaande sterrenbeeld ‘Waterman’ (Aquarius). Inmiddels zijn veel astrologen van mening dat de ‘feitelijke’ astronomische overgang van het ‘Vissen- naar het Aquariustijdperk’ in de periode 2010-2012 plaats zou moeten vinden.

De overgang van het ene naar het andere tijdperk moet men overigens ‘energetisch’ zien. Elk tijdperk heeft zijn eigen energie en verschilt per tijdperk in opgaande lijn van frequentie. Deze energieën inspireren de mens tot het realiseren van verschillende beschavingen in een bepaald tijdperk. Nu gaat de energie van het ‘Vissentijdperk’ energetisch over in de energie van het ‘Aquariustijdperk’, wat betekent dat de energiefrequentie van het ‘Aquariustijdperk’ uiteindelijk hoger zal zijn dan die van het ‘Vissentijdperk’. Naast het feit dat de veranderende energie de mens tot andere daden en inzichten zal inspireren, zal de hogere frequentie ook gevolgen hebben voor het biologisch leven, inclusief de nodige klimaatveranderingen. Maar esoterisch gezien hebben we vanzelfsprekend ook te maken met ‘overgangsfases’, zowel voorafgaand als ná de ‘feitelijke’ overgang. Voor de volledige overgangstijd van het ene naar het andere ‘aardetijdperk’, dienen we minstens 500 á 600 jaar te rekenen. Zodat de energie van het ‘Aquariustijdperk’ over ca 300 jaar volledig van invloed zou kunnen zijn.

Het huidige Vissentijdperk

Kenmerkend voor het huidige Vissentijdperk zijn hoedanigheden als ‘individualisme, idealisme, fundamentalisme, leiderschap en volgzaamheid. Pas in de laatste decennia heeft de mens zich meer los kunnen maken van het ‘kuddegedrag’ en werd een ieder wat individueler van aard. Inmiddels heeft ‘individualisering en het besef van eigen verantwoordelijkheid’ zich praktisch in de hele samenleving kunnen voltrekken, wat als een belangrijke stap voorwaarts gezien moet worden in de ontwikkeling van de mensheid. Ook ‘idealisme’ en de wijze waarop men vaak massaal een ‘ideaal’ probeerde na te streven, kan als een belangrijk kenmerk van de huidige tijd worden gezien. Helaas heeft men dikwijls te weinig geprobeerd deze idealen op een verstandige manier te verwezenlijken. Door toewijding hield men maar al te vaak vast aan een bepaald ‘ideaal’, wat ten koste ging van vele anderen. Wat men ook ‘idealiseerde’ of welke ‘ideologie’ men ook aanhing, doorgaans was men geneigd te denken dat dit de hele waarheid bevatte. Men volgde maar al te graag de massa. Deze exclusieve toewijding aan een bepaald ideaal heeft doorgaans niet veel goeds opgeleverd. Scherpe politieke, economische en religieuze scheidslijnen waren daarvan veelal het gevolg. Waardoor vaak verkeerd leiderschap en misbruik van macht zich konden manifesteren. Maar ondanks dit negativisme heeft men op grond van ‘goede wil’ en andere positieve ‘wilsaspecten’, die eveneens tot het Vissentijdperk behoren, een proces van ‘democratisering’ in maatschappij en samenleving kunnen realiseren. Waardoor er bijvoorbeeld één groot Europa aan het ontstaan is en men wereldwijd vrede en veiligheid probeert te bewerkstelligen. Dit laatste heeft er onder andere toe geleid dat de energie van het Aquariustijdperk zich in toe nemende mate in ‘kracht’ kon manifesteren en
de doelstellingen van het ‘Nieuwe Tijdperk’ te zijner tijd haalbaar zullen zijn. Waardoor de mensheid ondanks de zware tijden waarin wij leven, op langere termijn een betere toekomst tegemoet zal kunnen zien.

Het Aquariustijdperk.

Het Aquariustijdperk zal uiteindelijk het tijdperk van ‘synthese’ zijn. Wat in het huidige tijdperk tot verdeeldheid heeft geleid, zal uiteindelijk weer willen samensmelten en tot ‘eenheid’ willen komen. Het zal vooral het tijdperk zijn waarin aspecten als ‘vrijheid, liefde en verbroedering’ nader tot uitdrukking gebracht zullen worden en waarin ‘harmonie en evenwicht’ centraal in het leven van de mens zal komen te staan. Hetgeen uiteindelijk allemaal zal leiden tot een bepaalde vorm van ‘groepsbewustzijn’. Een vorm van groepsbewustzijn dat zich overal ter wereld zal laten gelden. Maar vooralsnog is het Aquariustijdperk een tijdperk van ‘transformatie’, een transformatieproces dat zich zowel evolutionair als klimatologisch aan het voltrekken is. De klimatologische veranderingen die zich heden ten dagen voordoen, hangen nauw samen met een verandering in de polarisatie van de Aarde, ten gevolge van wijzigingen in de planetaire constellatie binnen ons Zonnestelsel. Een wijziging in de planetaire constellatie die overigens ééns in de 26000 jr. cyclisch plaatsvindt. Deze veranderingen veroorzaken weersinvloeden, die geleidelijk aan toe zullen nemen. Tektonische platen in de aardkorst zullen gaan schuiven met alle gevolgen van dien. De Aarde is duidelijk in beweging, wat er uiteindelijk toe zal leiden, dat het Aquariustijdperk zijn intrede kan doen. Weliswaar zal niet alles in één dag gaan gebeuren, maar ook voor de wetenschap zal het zichtbaar zijn, dat er continenten zullen gaan verschuiven. Door een natuurlijke correctie in de ‘polarisatie’ van de Aarde zullen continenten en zeeën gedeeltelijk gaan veranderen. Dit zal niet alleen van invloed op de Aarde zelf, maar ook van invloed op de mensheid zijn.

De veranderingen die zich voordoen, zijn uiteindelijk nodig om in het krachtveld rond de aarde een nieuwe basis te creëren, waarin de geestelijke ‘spirituele’ mens zich in het nieuwe tijdperk beter kan vormen. De wereld zal van nieuwe geestelijke energie worden voorzien, voor mensen met nog meer mogelijkheden dan de mensheid die we nu kennen. Iedereen zal geleidelijk aan, vanuit zijn eigen wezen meer in contact komen te staan met de Geestelijke Wereld. Emotioneel zijn de veranderingen nu al duidelijk merkbaar, de roep om ‘vrijheid’ is alom ter wereld steeds duidelijker aanwezig. Nog nooit heeft de aarde en de mensheid zo geschreeuwd om vrijheid. Nog nooit in de geschiedenis is de mensheid zo verenigd geweest via de communicatiemiddelen die we nu kennen en ontstaat er mondiaal een roep naar ‘eenheid en eenwording’. Naarmate er door de nieuwe ‘tijdsgeest’ er oude dogmatische stromingen worden ‘ontmanteld’, staan er nieuwe fundamentalistische stromingen op, om zich via de mensheid uit te werken. Alles wat er in de wereld gebeurt heeft met elementen ‘angst en macht’ te maken. Er zijn veel ‘antikrachten’, die via het zaaien van ‘angst’ de mensheid in hun greep willen houden. Tegen de krachten van het Aquariustijdperk in, zullen er veel ‘machtselementen’ een steeds grotere invloed op de mensheid uit willen oefenen, waardoor de mensheid verstrikt zou kunnen raken in de greep van deze machtshebbers. Het is aan de mensheid zelf hoe men reageert op dit soort ‘kwade’ krachten en welke keuzes men maakt. De krachten die nu ontstaan zijn kunnen enkel bestreden worden, door zich juist niet aan hun ‘angst en macht’ die zij voorstaan, te verbinden.



Laat de mens zich niet verbinden aan 'angst en macht'!

Door zich niet te verbinden aan angst, zou de mens de verschijnselen die zich voordoen moeten relativeren en nauwgezet dienen te onderzoeken waarom die zich manifesteren, opdat er de juiste keuzes gemaakt kunnen worden. De mens dient daarom ook zoveel mogelijk neutraal te zijn en te proberen in harmonie met de wereld en de natuur te komen. De mens dient juist datgene naar een ander te doen, wat men graag wil dat de ander dat ook voor hen zou doen. En tot slot dient de mens de ander te respecteren, zoals men zelf gerespecteerd wil worden. Op deze wijze zou men harmonie kunnen creëren en geen deel hoeven te hebben aan ‘angst en macht’, opdat de ontwikkelingen die bij het Aquariustijdperk behoren, op de reeds ingeslagen weg zijn doorgang kan vinden.



Inspiratie: Visioenen van de toekomst, Chet. B. Snow;
Par Lanto;
Het internet;
Persoonlijke doorgeving.






zondag 5 januari 2014

Jezus deel 6


Algemeen.

Jezus gaf ons zijn diepste inzichten in het ‘godsbewustzijn’ als hij over zichzelf sprak. Zelfs na tweeduizend jaar kunnen we het ontzag en ongeloof nog voelen dat hij opriep. De ‘Zoon van God’ was gewoon van ‘vlees en bloed’, maar degenen die afgestemd waren op ‘hogere’ zaken konden zijn ware wezen zien. Voor ieder ander was hij een mogelijke ‘bedrieger of een gevaar’, vooral voor degenen met geld, macht en invloed. Zijn ‘zaak’ is nog steeds niet opgelost. Sommigen blijven betwijfelen of Jezus inderdaad de lang verwachte Messias was. En gelovige Christenen blijven twijfels houden, of Jezus door zijn voorbeeld werkelijk de mensen van hun ‘zonden’ heeft verlost, zoals hij verkondigde. Noch de positieve en noch de negatieve beelden geven het echte ‘wezen’ van Jezus weer, de volmaakte ‘Eenheid met God’. In wezen blijft Jezus een mysterie. Zijn essentie was dan ook dat hij de mensen duidelijk wilde maken, dat de mens in wezen een ‘mystiek’ wezen is.  Als we kijken naar de belangrijkste zaken die Jezus over zichzelf zei, dan krijgt men een ander beeld van hem, dan de Messias die tegelijkertijd zowel de ‘zonden’ van de mensen op zich kon nemen, als de Romeinen kon verslaan. De mystieke Jezus beschreef tegelijkertijd zowel zijn eigen wezen, als het wezen van de mens in het algemeen. De essentie is daarvan de ‘Vonk van God’ ofwel de Ziel in een ieder van ons, een Ziel die nooit afgescheiden is van de goddelijke ‘Alziel’. Door zichzelf te beschrijven, beschreef Jezus het ware wezen van de mens. Wat hij was kon de mens zelf ook bereiken. Jezus zei: Ik vertegenwoordig ‘de Geest’, u bent van beneden en ik van boven. U hoort bij deze wereld, ik bij de wereld daarboven. Jezus bevestigde hiermee, dat zijn wezen ‘spiritueel’ was en dat hij daarom voor de gewone mensen op dat moment niet te begrijpen was. Hij zei in feite hiermee, dat het ‘hogere bewustzijn’ niet zonder meer met het ‘lagere bewustzijn’ kan communiceren. Er zit een ‘kloof’ (Antahkarana) tussen deze twee bewustzijnslagen, die geleidelijk overbrugd moet worden. Maar wat Jezus vertegenwoordigde en ook kon bewerkstelligen, kan op de lange duur ook door elk mens bereikt worden, vanwege de ‘Goddelijke vonk’ die aan elk menselijk wezen ten grondslag ligt.  

Jezus volgens de esoterie.

Een interviewer vroeg ooit eens aan Albert Einstein of hij in zijn denken ook weleens beïnvloed was door het Christendom. Einstein antwoordde toen: ‘Ik ben weliswaar Joods, maar ik ben wel in de ban van die lichtende figuur uit Nazareth’. Duidelijk verrast, vroeg de journalist of Einstein ook geloofde dat Jezus echt bestaan had. De grote wetenschapper antwoordde: ‘Zonder enige twijfel. Niemand kan de evangeliën lezen zonder de waarachtige aanwezigheid van Jezus te voelen. Zijn persoonlijkheid klopt in ieder woord. Geen mythe kan zo vol leven zijn’. Aldus Albert Einstein. Men weet allemaal dat de Bijbel niet door Jezus zelf geschreven is en dat de evangeliën achteraf zijn samengesteld. Het verhaal van Jezus afdoen als een mogelijk verzinsel heeft even weinig waarheidsgehalte, als het hele verhaal ‘woord voor woord’ voor absolute waarheid aan te nemen. Op het eenvoudigste niveau is het gemakkelijker om aan te nemen, dat Jezus heeft bestaan dan dat hij niet bestaan zou hebben. Want het idee dat een religie zich zo snel kan verspreiden rond een ‘sprookje of een verzinsel’ en dan nog in toenemende mate twee duizend jaar lang, is hoogst onwaarschijnlijk. Als Jezus een verzinsel was geweest, dan waren zijn ‘geschiedschrijvers’ diep spiritueel geweest. Dan waren zij ‘aangeraakt’ door het aller hoogste niveau van ‘verlichting’ en is het vanuit die optiek waarschijnlijker dat de wijsheid van een levende ‘Meester’ kwam, dan van een groep evangelieschrijvers die opeens allen tegelijk zeer ‘verlicht’ werden. Derhalve staat het esoterisch ook onomstotelijk vast, dat Jezus daadwerkelijk heeft bestaan en op ongeveer 33 jarige leeftijd aan het kruis is gestorven. Evenzo dienen de twee voorgaande evangelieverhalen over de ‘Jeugd van Jezus en het Evangelie van Issa’ om soortgelijke redenen serieus genomen te worden, ondanks het feit dat zij beiden onder de noemer van ‘apocrief’ zijn gesteld. Het Jacobus evangelie over de eerste 12 jaren van Jezus, is in 1843 aan Jakob Lorber rechtstreeks via de ‘innerlijke stem’ gedicteerd geweest. Een stem die voor hem hoorbaar was, maar voor anderen niet en vanuit het niets hem vier en twintig jaar lang het ene evangelie na het andere evangelie dicteerde. Voor die tijd was de veertig jarige dirigent en musicus uit Oostenrijk nooit met spiritualiteit in aanraking geweest. Van het een op het andere moment werd de musicus plotseling een ‘horend medium’ en kreeg hij van de ‘Christus’, nooit opgetekende evangeliën gedicteerd. Evangeliën die theologisch zo gevoelig lagen, dat zij pas honderd jaar later geschikt waren om uitgegeven te worden. Hetzelfde geldt voor het ‘Evangelie van Issa’ dat in 1887 in een klooster in Ladakh, op de grens van India en Tibet ontdekt werd door de Russische onderzoeker Nicolas Notovich. Maar pas veel later gepubliceerd kon worden en tot op heden tezamen met de evangeliën van Jakob Lorber nog steeds geen erkenning heeft gekregen.

De manifestatie van Jezus.

Zoals gezegd kan men esoterisch gezien met zekerheid stellen, dat Jezus op aarde als mens heeft geëxisteerd. Men kan ook met zekerheid stellen dat Jezus, de ‘Christus’ is geworden bij de doop door onderdompeling in de Jordaan. En dat Jezus als ‘prediker en als heelmeester’ heeft geëxisteerd en ter dood veroordeeld werd door kruisiging op de berg van Golgotha. Jezus de Christus is nu opgenomen in de Geestelijke Hiërarchie van de ‘Witte Broederschap’. Als zevende graads ingewijde zorgt hij tezamen met de Engelen voor de instandhouding van de Geestelijke Werelden. Zoals eerder vermeld op deze blog, bestaan de Geestelijke Werelden uit de zeven ‘Sferen van Licht’ van Jozef Rulof. Precies zoals Jezus dat ‘metaforisch’ bedoelde en ook predikte tijdens zijn leven op Aarde, betreft dit in geestelijke zin het ‘Koninkrijk der Hemelen’. Hij begeleidt vanuit zijn hoedanigheid, zowel in de Geestelijke Wereld als op Aarde, de mensen in hun ‘kosmische stralen’ en in hun geestelijke ontwikkeling op de weg naar ‘verlichting’. Jezus was in zijn tijd één van de predikers, die om de zoveel tijd op Aarde incarneren om de mensheid te onderwijzen en in hun ontwikkeling bij te staan. Hij was begiftigd met grote krachten en mogelijkheden in ‘woord en heling’, zijn geneeskracht was enorm. Jezus geboren in de gemeenschap van Essenen had in eerste instantie zijn leringen uit deze gemeenschap ontvangen. Zoals te lezen in het voorgaande ‘Evangelie van Issa’, heeft Jezus later zijn leringen ontvangen van grote leermeesters in India en in Tibet en van kosmische ‘inspirators’. Deze krachten en deze leermeesters hebben Jezus gevormd vanuit zijn karmische hoedanigheid tot de ‘hoog ingewijde van de Essenen, de hoog ingewijde van de Boeddhisten en de hoog ingewijde van de Joden’. Hij was de kracht die dit alles verbond en waar men van daaruit de religie kon creëren, die eigenlijk geen religie had mogen worden. Zijn verblijf in India en Tibet heeft Jezus gemaakt tot de grote leermeester die hij later is geworden. Hij is in staat geweest de verschillende energieën in de culturen waar hij contact mee heeft gehad, op te nemen en op deze wijze door te geven aan de verschillende culturen, die werkzaam waren binnen het Joodse volk en evenzeer fundamenten te leveren aan het monotheïsme in het latere Romeinse rijk. En zo ligt in essentie het ‘Boeddhisme, het Hindoeïsme en de leer der Essenen’ ten grondslag aan het latere Christendom. Hetgeen natuurlijk door de Christelijke kerken nooit erkend zal worden, ofschoon het Vaticaan wel beter weet maar dit waarschijnlijk nooit toe zal geven.

Jezus vond zichzelf niet belangrijk.

Maar in ieder tijdperk komen grote ‘zieners’ naar de aarde om de mensheid te inspireren en om een boodschap te brengen. En bij Jezus was de boodschap dat hij de mensheid inzicht gaf in de God van Liefde. Hij bracht in die tijd een God van ‘Liefde, vergeving, van inzicht, waarheid en van trouw’. De toornige, wraakzuchtige God der Joden, de straffende God was niet meer. Doch de boodschap werd door verscheidenen niet in dank afgenomen en kostte uiteindelijk zijn leven. Maar zijn boodschap had toch zoveel impact dat de mensheid tweeduizend jaar later er toch door veranderd is, de mensheid kon zich transformeren naar het nieuwe tijdperk, zoals destijds voorzegd en voorzien was. En daarom ging het bij Jezus ook om de boodschap, hij vond zichzelf niet belangrijk. Jezus was in staat om door zijn boodschap de harten van de mensen te raken, de logica van het ‘woord’ was groot in die tijd. Alles draaide in die tijd om het ‘woord’, media bestond toen nog niet en gelezen werd er nauwelijks. Jezus sprak de mensen aan, hij sprak in een taal die zij begrepen en juist dat was belangrijk. Hij zei: ‘Na mij zullen er velen komen die beter werk doen dan ik, die meer bereiken en zelfs meer kunnen’. Daarom ging het hem uiteindelijk ook om de boodschap en niet om hem. Maar helaas werd zijn boodschap destijds niet door iedereen op de juiste manier begrepen, waardoor er bijvoorbeeld ook een verkeerde interpretatie over de ‘zonden’ van de mensheid is ontstaan. Zo zegt het Christelijk dogma dat Jezus voor onze ‘zonden’ is gestorven. Doch dat een wereldleraar of welk persoon dan ook het ‘levenskarma’, ofwel de ‘zonden of verantwoordelijkheden’ van een ander over zou kunnen nemen is totaal onmogelijk. De mens is en blijft hoe dan ook altijd verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Ook al had Jezus de ‘zonden’ van al de mensen op zich willen nemen, het feit blijft dat dat niet kan en dat de ‘zonden’ nog steeds door de mens zelf gedragen moet worden. Met de kennis die Jezus in het Oosten had opgedaan, wist Jezus ook dat op grond van het ‘karma’, elk menselijk individu verantwoordelijk blijft voor zijn eigen daden. En wist hij dat hij door zijn dood en zijn lijden de mensheid niet van hun ‘zonden’ kon verlossen. De Bijbel dient men dan ook in de context te zien van het moment waarop deze tot stand is gekomen. Dat houdt in dat de mensen, toen hun grote ‘Leermeester’ werd gedood en niet meer waar kon maken wat hijzelf had aangegeven, op dat moment alle hoop verloren hadden. Om dan toch een aanvaardbaar verhaal voor de volgelingen en de toekomstige volgelingen te hebben, moest men noodgedwongen de hoop op de mogelijkheden voor ‘verlossing’ door de Messias in de toekomst plaatsen. Wel bood Jezus door zijn dood de mens de hoop op een verder leven na de dood en op de mogelijkheid, in zijn ‘Koninkrijk der Hemelen’ opgenomen te worden. Zodat de ‘ziel’ kan rusten op de hemelse hiërarchieën, de gebieden boven dat van het Aardse vlak en dat de geest kan terugkeren buiten het lichaam naar de ‘bron’, waar men ooit vandaan is gekomen. Mogelijk heeft men deze hoop die Jezus bood, ook mede als mogelijke ‘verlossing’ van de zonden geïnterpreteerd, maar dat bedoelde hij dus duidelijk anders.     

De kruisiging.    

Wat de kruisiging van Jezus betreft, betekende de kruisiging voor Jezus de beëindiging van zijn ‘Christus- zijn’. De boodschap die hij kon brengen door zijn ‘Christus-zijn’ kon in die toenmalige samenleving, die onder het zware juk van de Romeinen vreselijk te lijden had,  slechts van korte duur zijn. Vandaar dat hij slechts weinige jaren de Christus was. Hij kon slechts korte tijd de Christus zijn, om zijn boodschap van ‘Liefde en vergeving’ uit te dragen en de mensheid hoop op de toekomst te geven en het nieuwe ‘Licht’ te brengen. De mens Jezus was enkel het wezen waardoor dit mogelijk was, door de vele inwijdingen die hij met name in het Oosten heeft ondergaan. Alsook heeft aangenomen in de verschillende culturen en landen vanuit het Boeddhisme, het Hindoeïsme en via de Essenen. Door deze hoge inwijdingen kon hij in feite het Christuslicht, de ‘verlichting’ uitdragen. En zoals het destijds al door de profeten was voorzegd, zou het slechts van korte duur zijn en moest door een zwaar lichamelijk lijden, de Christusenergie het lichaam weer verlaten. Daardoor kon de mens Jezus in feite verder als een ‘verlichte’, maar niet als de Christus (de Gezalfde). De mens Jezus was een Geestelijke Meester geworden en de Christusenergie was weer in het ‘Vaderhuis’, zoals de bedoeling was. Dit alles na slechts korte tijd de Aarde ofwel de toenmalige wereld, van een groot ‘Licht’ te hebben voorzien. Dat deze Christusenergie ook door iedereen ontwikkeld kan worden, was in feite de boodschap die de Meester Jezus tot voor de kruisiging heeft gegeven en heeft laten zien. En ook na de kruisiging korte tijd verder heeft uitgedragen. Jezus had (op een hoger geestelijk niveau) zelf voor deze kruisiging gekozen, het is niet een ongeluk dat hem overkwam, maar had zoals eerder gezegd een bedoeling. De rol die de Joodse gemeenschap en de Romeinen hierin hebben gespeeld en moesten spelen, is afkomstig vanuit een oud ‘wereldkarma’ dat toen reeds bestond. En dat zich recent in de laatste wereldoorlog uit heeft kunnen werken. Wat de dood van Jezus betreft, is Jezus onmiddellijk na de kruisiging gestorven en overgegaan naar het ‘kosmische beginsel’ van waaruit hij voortkwam. De stelling dat Jezus als mens na de kruisiging nog ‘geleefd’ zou hebben en leringen verkondigd zou hebben is niet juist. De hogere dimensie van Jezus in de vorm van zijn fijnstoffelijk omhulsel (ziel), heeft zich nog enige tijd om de aarde bewogen en ook gemanifesteerd om de mens te laten zien en te overtuigen, dat het leven na de dood wel degelijk doorgaat. Zoals eerder gezegd is zijn ‘Heilige Geest’ (Christusenergie) direct na het stoffelijk heengaan opgenomen in de kosmos ofwel in het ‘Vaderhuis).

De zonsverduistering.  

Direct na de dood van Jezus aan het kruis traden er klimatologische veranderingen op, zoals een zonsverduistering, aardschokken en onweer. De boodschap van de zonsverduistering op dat moment met de daarbij behorende klimatologische veranderingen, die ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, waren een teken voor de ingewijden van toen. Het was een teken, dat op het juiste moment, op de juiste wijze de mogelijkheid plaatsvond tot het overgaan van een groot Meester. En van een kosmische mogelijkheid om de groep van Essenen waar Jezus toebehoorde, de ingewijden, op kosmische wijze te begeleiden. Zoals eerder gezegd was het ook zeker zo dat Jezus moest sterven aan het kruis. Dit was in het geheel en in het ‘karma’ van de mens Jezus opgenomen. Zogezegd onontkoombaar. Jezus moest dit doorleven en dat was reeds bij de ingewijden bekend. Ook de opname van de ingewijde mens naar de ingewijde geest moest plaatsvinden op een bijzonder moment. Dat moment was de constellatie van de zonsverduistering tussen de aarde, de maan en de zon. De nieuwe energie die telkens terugkeert en waar de ingewijden van op de hoogte waren. Deze nieuwe mogelijkheid is het bewijs van de kennis, die de ingewijden hadden. In die zin is de kruisiging een bevestiging geweest voor de Esseense gemeenschap en de ingewijden daarin. Zodat Jezus de Christus op waarlijke wijze heeft kunnen overgaan naar de kosmische dimensie van waaruit hij voortkwam. Dit bood tegelijkertijd de mogelijkheid voor de Esseense gemeenschap om contact te onderhouden, met de daarna optredende manifestatie van Jezus na diens stoffelijke dood. Zijn geestelijke verbinding was een verbinding die de Esseense gemeenschap waardevoller vond dan zijn stoffelijker verbinding. Ofschoon men natuurlijk zijn dood betreurde en er ook om rouwden, maar als ‘ingewijden’ waren zij op de hoogte van het feit dat dit karmisch moest gebeuren en in de ‘tijd’ was vastgelegd. De Essenen waren ‘gnostici’, die vanuit hun weten en vanuit hun achtergrond, een verbinding onderhielden met de ‘mysteriescholen’ over de gehele aarde. Deels gebeurde dat op de wijze zoals dat tegenwoordig bekend staat als ‘channeling’. Zij waren een deel van zo velen en hebben zich enigszins aan kunnen passen aan de wereld waarin zij toen leefden. Zij brachten Jezus de Christus voort en evenzo vele andere ‘meesters’ op verschillende tijden en op verschillende plaatsen, die in feite geen enkele religie aanhingen behalve een wereldreligie. In die zin zijn alle gnostische boodschappen in de loop van de tijd doorgegeven aan verschillende groeperingen en zijn alle ‘heilige’ werken in feite één.   




Inspiratie: Par Lanto, Deepak Chopra