zondag 1 mei 2016

Reïncarnatie fictie of werkelijkheid? deel 5

Broeder Martinique.





De brief van Lisette.

Ook Lisette had zeer teleurgesteld gereageerd op de brief die zij van Martinique ontvangen had, maar begreep volledig de positie waarin hij verkeerde en nam het hem uiteraard niet kwalijk, Zij liet blijken erg met hem te doen te hebben en probeerde hem in de brief een ‘hart onder de riem te steken’. Zij liet hem weten dat zij hem volledig op de hoogte zou houden van hun aanstaande huwelijk, over de dag zelf en over alle feestelijkheden erom heen. Ook over het betrekken van haar nieuwe woning en het aangaan van een nieuw leven samen met Guillaume, zou zij hem per brief van op de hoogte houden. En zodra uiteindelijk alles achter de rug is en haar leven uiteindelijk in een rustiger ‘vaarwater’ is gekomen, dan hoopt zij al of niet samen met Guillaume hem weer eens te bezoeken. Martinique moest er in elk geval ervan overtuigd zijn, dat zij met Guillaume een gelukkige toekomst tegemoet zal gaan en dat Martinique nooit uit haar gedachten verdwenen zal zijn. Ook hoopte zij snel in verwachting te zullen raken, want zij had ondanks haar leeftijd nog steeds een duidelijke kinderwens. In elk geval hoopte zij dat Martinique minder zou twijfelen over de keuzes die hij in zijn leven gemaakt had. Zij had door haar bezoek aan de kloosterorde gezien hoe hij leefde en vond dat hij door zijn priesterschap de juiste keuze voor zichzelf gemaakt had. In een ‘werelds leven’ zoals zij die met Guillaume leidt, zou hij zich absoluut niet meer thuis kunnen voelen. Hij had volgens haar het juiste karakter en de juiste instelling voor de professie die hij aangegaan is. En het blijven dromen om ook ooit ‘vrouw en kinderen’ te mogen hebben, zou hoe graag zij het hem ook zou gunnen, in zijn situatie nu eenmaal niet realistisch zijn. Hij moest proberen om in zijn religieuze beleving en in de Regel der Benedictijnen die aan zijn professie ten grondslag ligt, de ‘Liefde en de compassie’ te vinden waar hij zijn leven lang al naar zocht. Juist zijn ‘geaardheid, zijn contemplatieve en filosofische instelling’ maakte dat hij, dat volgens haar in de keuzes die hij gemaakt heeft, zeker voor zichzelf zou kunnen verwezenlijken. Hij moest daar zijn ‘liefde en levensgeluk’ in zien te vinden en zij zou hem moreel daarin zoveel mogelijk ondersteunen. Weet dat zij in gedachten altijd bij hem zou zijn en dat zij al het mogelijke zou doen, om hem twee keer per jaar te kunnen bezoeken. Juist zijn beroep gaf hem volgens Lisette, de ‘stabiliteit, de rust en de harmonie’, waar hij altijd al naar op zoek was geweest. Zij wenste hem daarom alle ‘liefde en geluk’ van de wereld toe en hoopte op termijn hem weer te kunnen bezoeken.




De tijd verstreek.

Deze brief van Lisette had hem goed gedaan en vond dat zij er volkomen gelijk in had gehad, dat hij meer moest berusten in de keuzes die hij in het leven had gemaakte. Hij besefte diep in zijn hart ook wel dat een hij in een ‘werelds leven’ geen tevredenheid zou vinden. Zij had volkomen gelijk gehad, hij was nu eenmaal een rustzoeker en zocht ook voortdurend naar zekerheid en stabiliteit. En het leven dat hu nu had gekregen, in het rustig kunnen ‘kalligraferen en kunnen illustreren’ van Bijbelse geschriften, was in feite ook het leven dat hij graag ambieerde. Maar hij zat wel dagenlang terug getrokken en alleen in de bibliotheek van de Orde en had behalve de dagelijkse religieuze plichtplegingen, niemand die hij daadwerkelijk sprak. Voor de nacht had hij een kamer alleen gekregen, omdat Laurence naar een ander deel van Frankrijk was vertrokken en bij de dagelijkse verplichtingen ontmoette hij wel anderen. Maar dat gaf toch weinig gelegenheid tot wezenlijke contacten. Gelukkig mocht hij met degene die voor foeragering zorgde, af en toe even mee naar de markt om inkopen te doen. Maar dat deden zij met paard en wagen en waren toch redelijk snel weer terug. En omdat er toch altijd werk voor hem lag, ging hij daarna altijd weer snel naar de bibliotheek. Tussendoor schreef hij regelmatig brieven naar Lisette en kreeg per ommegaande ook altijd trouw brieven terug, maar in wezen leefde hij van bezoek van Lisette naar bezoek van Lisette. Zelf kreeg hij de kans niet om Parijs te bezoeken, daar waren de Regels van de Orde toch te streng voor. Van het voornemen om met Guillaume te komen kwam het er in de praktijk niet van, omdat hij een drukke marktkoopman was in de Hallen van Parijs. Dus kwam Lisette vaker één keer dan twee keer per jaar, even twee dagen langs. Van die bezoeken genoot hij ten volle. Maar daar kwam op een gegeven moment tijdelijk een einde aan, omdat Lisette in verwachting raakte. Omdat Lisette al wat ouder was kreeg zij redelijk snel na elkaar twee kinderen, een zoon en een dochter. Dat maakte dat aan haar regelmatige bezoeken een einde kwam. Martinique vond het erg fijn voor Lisette dat zij uiteindelijk het gezin had gekregen, waar zij altijd naar verlangd had. Zij schreef regelmatig dat zij erg gelukkig was met haar leven en genoot van haar kinderen. Maar van het reizen met haar kinderen kwam het voorlopig niet, dus werden de bezoeken langzaam schaarser en schaarser.





Het fatale ongeluk.

Zo geleidelijk aan waren er jaren voorbij gegaan en was Martinique inmiddels 33 jaar geworden in het jaar 1824. Lisette was zeven jaar daarvoor voor het laatst geweest en had aangekondigd met haar twee kinderen voor het eerst te zullen komen. Zij zou tijdig laten weten wanneer het bezoek plaats zou vinden. Ondanks de schaarse bezoeken van Lisette, hadden zei beiden wel altijd trouw de briefwisseling met elkaar onderhouden. Lisette was zielsgelukkig met haar leven in Parijs, genoot van haar kinderen en had aan Guillaume een zorgzame en lieve echtgenoot. Martinique leefde altijd met haar mee en was blij met het leven dat Lisette had, maar was zelf niet gelukkig. In de zeven jaar dat Lisette niet was geweest, was hij geleidelijk aan ‘eenzaam en melancholisch geworden’, wat hij voor Lisette verzweeg omdat hij haar geluk niet wilde verstoren. Hij worstelde erg met zijn gevoelens en moest er erg voor oppassen niet mensenschuw te worden. Het teruggetrokken leven in de bibliotheek maakte dat hij het leven geleidelijk aan donkerder en donkerder zag worden. Tijdens het tekenen en kalligraferen gleden zijn gedachten steeds vaker terug naar alles wat zich in het verleden had afgespeeld. Zijn vroegste kleuterjaren met zijn eigen moeder, die altijd in zijn herinnering gebleven waren. De arrestatie van zijn moeder en het grenzeloze verdriet daarna. De hoop ooit nog iets van zijn moeder te horen en te mogen ontmoeten. De hoop die jaren later de grond in werd geboord, toen hij te horen kreeg dat zij feitelijk direct na de arrestatie al onder de Guillotine omgekomen was. De contacten met de adellijke buurvrouw van zijn moeder en zijn jeugd bij Lisette en haar moeder. Alle herinneringen uit het verleden kwamen telkens weer bij hem boven met alle gevoelens die daarbij hoorden. Door het stille en teruggetrokken leven dat hij leidde, begonnen de herinneringen en gevoelens hem langzaamaan te kwellen en pijn te doen. Steeds vaker was hij gedeprimeerd, zat hij stil in zichzelf te huilen en wenste hij voor zichzelf een einde aan zijn leven. Hij streed wel tegen zijn gevoelens en probeerde er niet aan te denken, maar door de rust en stilte werd het voor hem een verloren strijd. Met de dag werd hij steeds meer gedeprimeerd. Daarom was het voor Martinique ook een enorme schok, toen hij in het najaar van 1824 een brief van Lisette kreeg dat het jongste kind een longontsteking had opgelopen en dat zij voorlopig afzag van een bezoek aan hem.

Dit betekende voor Martinique in feite het einde, hij was de laatste jaren al in een depressieve stemming gekomen en deze mededeling van Lisette had hem in één keer zwaar depressief gemaakt. Op geen enkele manier kon hij de vreugde in het leven meer vinden, irriteerde en kwelde het strakke regiem binnen de Orde hem steeds meer. Ergerde en irriteerde de aanwezige monniken in de Orde hem ook meer en meer en zag hij steeds meer tegen de dagen op. Langzaamaan was hij zich ook steeds meer met het lijden van Christus gaan vereenzelvigen. Door het leven dat hij leed voelde hij zich bijna door het Priesterschap ‘gekruisigd’. Dagelijks kon hij in de Bibliotheek het zicht op het beeld van de gekruisigde Christus bijna niet meer ontwijken. Tijdens het werk, de herinneringen en de gevoelens die telkens maar weer boven kwamen, zijn melancholische stemming en zijn verdriet, door dat alles kon hij zijn ogen niet van het kruis van Christus afhouden. Toen dan ook de Kerst in zicht kwam en het hele religieuze programma daarop afgestemd werd, kon hij op eerste kerstdag na het avondeten even niet de dagelijkse verplichtingen vervullen. Hij kondigde aan dat hij even een korte wandeling ging maken, omdat hij zich niet goed voelde. Hij verliet de commune en liep het heuvellandschap in, wat zeer ongebruikelijk was want het was al donker in deze wintertijd. Toevallig was het die dag een heldere dag geweest en was het landschap toch nog enigszins zichtbaar. Martinique kende de omgeving goed en had vaak al ‘mediterend, lezend in zijn zakbijbel en biddend’, zijn vaste wandeling in de omgeving gemaakt. Vanaf het moment dat hij de commune had verlaten, had hij stilletjes in zichzelf gehuild en waren alle pijn en verdriet die hem kwelde, in volle hevigheid naar boven gekomen. Hij was het smalle pad van de dichtstbijzijnde heuvel opgeklommen en kende ook het eerstvolgende pad dat weer naar beneden liep. Hoe lang hij in het donker gelopen heeft, wist hij niet, maar toen hij dacht het juiste pad naar beneden gevonden te hebben, bleek dat pad steiler en smaller te zijn. Door al zijn verdriet, pijn en emoties van dat moment zag hij in het donker niet echt waar hij liep. Voordat hij het wist kon hij zijn tempo niet inhouden en begon hij te hollen, wat met zijn Priestersandalen, zijn gewaad en dan ook nog in het donker uiterst gevaarlijk was. Na enkele seconden struikelde hij dan ook, viel en begon over het steile pad naar beneden te rollen, met als gevolg dat hij plotseling met zijn hoofd tegen een paar grote keien in één klap tot stilstand kwam. Zwaar gewond bleef hij al bloedend liggen en overleed binnen een paar minuten ter plaatse. Pas in de loop van de volgende ochtend vonden monniken uit de Orde zijn lichaam op het steile pad, dat door weinigen gelopen werd. Op de kloosterbegraafplaats behorende bij de destijds verwoestte Abdij van Orval werd hij begraven. Het was 25 december 1824. Hij was 33 jaar geworden.




                     
                   


               

                    

Reïncarnatie fictie of werkelijkheid? deel 4

Broeder Martinique.


De bevestiging van het noviciaat en het werk als illustrator van de Statenbijbel.

Vanaf dat moment hoefde Martinique niet meer in de schrijnwerkerij te werken en kon hij zich hele dagen bezig houden met het illustreren van grote Statenbijbels. Vanaf het moment dat Martinique officieel met zijn werk begon, verbaasde hij iedereen binnen de kloosterorde met zijn professionaliteit en het prachtige resultaat ervan. Martinique voelde zich tevreden en gewaardeerd, wat ook bleek uit het feit dat de gastenmonnik op een dag bij hem kwam met de mededeling over toetreding tot de Orde. Het was inmiddels het jaar 1812 waarin Martinique 21 jaar zou worden en waarin hij formeel een verzoek had gedaan om in de Cisterciënzer Orde der Benedictijnen opgenomen te mogen worden. De gastenmonnik kwam zoals gezegd op een dag bij hem en zei dat hij uitvoerig met de Prior van de Orde gesproken had en dat het geen probleem was om hem binnen de Orde op te nemen. Hij zei dat Martinique de juiste contemplatieve instelling had om in de Religieuze Orde toegelaten te kunnen worden en dat hij gelet op zijn leeftijd zich tot dan toe zeer wijs had uitgedrukt. Bovendien was men ook zeer ingenomen met het feit dat hij de Orde als Bijbel illustrator kon komen versterken. Hij zei dat menigeen binnen de Orde met inbegrip van hem zelf, zeer tevreden over hem was en dat een noviciaat voor hem geen probleem zou zijn. De gastenmonnik zei dat hij met de Prior afgesproken had, dat zijn officiële noviciaat de eerstkomende zondag in de ochtenddienst bevestigt zou worden. Martinique was blij met deze mededeling en verheugde zich op die komende zondag. Na zijn bevestiging tot Novice voelde hij zich opeens een echte priester en was hij trots op zijn habijt met kovel (gewijde gewaad voor bepaalde religieuze diensten). Het noviciaat zou een jaar duren waarna de ‘professie’ ofwel de kloostergelofte afgelegd zou worden. Wel had hij de opdracht gekregen om zich in het komende jaar te verdiepen in de ‘psalmen, de gregoriaanse gezangen en de koorgebeden’. Vooral de gezangen en de koorgebeden diende Martinique dat jaar zoveel mogelijk uit zijn hoofd te leren. Voor Martinique was alles nieuw voor hem en doordat hij zich tot dan toe nooit met studie bezig had gehouden, hij was al voor zijn veertiende jaar gaan werken, werkte hij met genoegen het hele jaar door aan deze opdracht. Ook zijn werk als Bijbel illustrator (tekenaar) vervulde hij met plezier en had hij halverwege het jaar bericht van thuis gekregen, dat men zeer verrast was geweest met zijn keus om toe te treden tot een kloosterorde. In eerdere berichten waren zij al blij geweest, dat het hem goed ging en dat ‘leven en werk’ hem beviel. Wel hadden zij het destijds jammer gevonden dat hij niet doorgereisd was naar familie van de moeder van Lisette in Liège. Die familie had hem zeker met open armen ontvangen en er alles aangedaan om het hem zo aangenaam mogelijk te kunnen maken. Ook hadden zij zich zeker ingespannen om werk voor hem te zoeken. Maar niettemin respecteerden zij de keus van Martinique en wenste zij hem het beste toe in zijn leven. Lisette en haar moeder zouden zodra de gelegenheid zich voor zou doen hem eens bezoeken waar hij nu was. In die tijd was reizen een hele onderneming en werkte men bijna zeven dagen in de week. Ook maakte men dagen van meer dan 10 uur. Daarom was Martinique in al die jaren zelf ook niet in de gelegenheid geweest om Parijs te bezoeken. Zodat zij al die jaren het contact maar zoveel mogelijk schriftelijk hadden gehouden. Vooral Lisette hoopte dat hij gelukkig zou worden als monnik en schreef hem dat zij hem miste, maar dat zij altijd met veel liefde aan hem dacht. Martinique schreef op zijn beurt dat zij altijd welkom waren in de kloosterorde waar hij nu zat en dat zij op kosten van de Orde, twee dagen binnen de Orde mochten verblijven en dat er speciale gastenkamers waren, waar zij konden slapen.



De komst van Lisette en haar moeder.

Na een jaar lang hard te hebben gestudeerd en met veel plezier Bijbel illustraties had getekend, kwam de datum in zicht voor het afleggen van de kloostergelofte. Martinique had zich erg op de plechtigheid verheugd en had met Lisette en haar moeder afgesproken dat zij deze professie mee zouden maken. Gelukkig kon Lisette die, inmiddels in een nieuwe werkkring al uitgebreid haar ‘draai’ gevonden had, vrij krijgen van haar werk om samen met haar moeder Martinique te bezoeken. De vrijdag voor de afgesproken ‘professie zondag’ had Martinique met de gastenmonnik afgesproken, dat Laurence en hij vrij konden krijgen tussen het Noon van 14 uur en de Vespers van 18 uur later in de middag. Laurence moest met hem mee omdat minimaal twee monniken zich buiten de klooster commune mochten begeven. In dit geval dus, de tot klooster commune omgebouwde Boerenhoeve, omdat alle Abdijen in het begin van de jaren negentig van de achttiende eeuw volledig door de Franse Revolutionairen waren vernietigd. Op de bewuste vrijdagmiddag waren Laurence en Martinique al op tijd de voettocht naar het dorpje Orval begonnen. Martinique wist dat omstreeks drie uur ’s middags de Postiljon uit Bouillon aan zou komen. Zijn hart klopte van opwinding bijna zijn keel uit toen Laurence en hij het kleine dorpje naderden. Opeens zag Martinique in de verte dat Lisette en haar moeder al gearriveerd waren en hen stonden op te wachten. Dichterbij gekomen begon Martinique op afstand al te rennen, Lisette zag dat en liep snel naar hem toe. Toen Martinique bij Lisette aangekomen was vlogen zij elkaar geëmotioneerd om de hals, waarbij er rijkelijk tranen van vreugde vloeiden. Daarna begroette Martinique zijn pleegmoeder hartelijk die eveneens tranen in haar ogen had gekregen. Ook Laurence die inmiddels dichterbij gekomen was begroette de twee vrouwen hartelijk. Eenmaal de begroeting achter de rug, keken Lisette en haar moeder met verwondering naar de kleding van de beide monniken. Kleding bestaande uit ‘een bruine habijt, kovel, koord en zilveren kruis’. Ook het haar dat als een soort ringband om het hoofd geknipt was, met van boven een stukje kaal op de schedel, viel hun erg op. Jouw priestergewaad met alles daarbij staat je erg goed zei Lisette tegen Martinique, ergens past het ook wel bij jouw karakter. Zelf zou ik nooit voor zo een leven gekozen hebben, maar als jij je daarbij gelukkig voelt dan heb ik daar vrede mee. Zei Lisette.




De Professie
.
Onderweg naar de klooster commune in de Boerenhoeve, hadden Lisette, haar moeder en Martinique elkaar heel wat te vertellen. Laurence had als buitenstaander weinig op te merken en liep zwijgend met het gezelschap mee. Lisette zei dat haar relatie met de marktkoopman Guillaume zich zodanig ontwikkeld had, dat zij een voorgenomen huwelijk al druk aan het voorbereiden waren. Zij hadden het voornemen om over een paar maanden te gaan trouwen. Guillaume haar vriend, die in de Markthallen werkte, heeft in de buurt van de Markthallen van Parijs een huis gevonden, die niet al te duur is. Tegen de tijd dat ze zouden trouwen, konden ze ook de woning betrekken. Lisette verheugde zich enorm op de trouwdag en vroeg of Martinique er niet bij kon zijn. Dat wilde hij graag, maar of dat toegestaan zou worden wist hij niet, tenslotte was hij monnik en waren de regels binnen de Orde buitengewoon streng. Hij beloofde Lisette in elk geval om het te vragen. Ondertussen waren zij met hun vieren bij de grote Boerenhoeve aangekomen, waarbij Lisette zich verwonderde over hoe deze boerderij tot een klein klooster was verbouwd. Een klein soort klooster te midden van de landerijen in het buitengebied, waar een handjevol monniken konden verblijven. Compleet met een klein kerkzaaltje, gebed- en biecht ruimtes, een studiezaaltje en met woon-en slaapgelegenheden. De gastenmonnik die hun verwelkomde, bracht Lisette en haar moeder direct naar het slaapvertrek waar zij twee nachten konden verblijven. Hij vertelde hoe laat het eten werd opgediend en hoe de dagindeling van de monniken waren. Vervolgens wenste hij de twee vrouwen een prettig verblijf en schonk Martinique alle vrijheid om zich de twee dagen volledig met de vrouwen bezig te kunnen houden. Hij hoopte wel dat Lisette en haar moeder de dagindeling van de monniken zouden respecteren en dat zij graag welkom waren bij de ‘zang- en gebedsdiensten’. Dat beloofden de vrouwen en vervolgens kon Martinique zijn aandacht volledig op Lisette en haar moeder richten. Laurence wenste de vrouwen eveneens een prettig verblijf en trok zich verder terug. Martinique was geweldig blij met de komst van de vrouwen en deed er alles aan om het verblijf voor hen zo plezierig mogelijk te maken. Hij liet hun uitgebreid zien hoe zij leefden en werkte en liet hun ook wat van de omgeving zien. Zij wandelden en praatten veel en hadden elkaar over en weer veel te vertellen. Voor Martinique voelde het in die dagen alsof hij zelf even ‘thuis’ gekomen was, in plaats van dat de vrouwen naar hem toegekomen waren. Uiteraard werden er heel veel herinneringen naar boven gehaald en voelde hij in die dagen ook weer de sterke band die hij met Lisette had gehad. Uiteindelijk was Lisette van kleinst af aan zijn liefdevolle verzorgster geweest en zonder daarbij haar eigen moeder teniet te doen, was Lisette ook zijn moeder, vriendin, grote zus en enige vertrouweling geweest. Een vertrouweling met wie hij alles kon bespreken en met wie hij zijn gevoel ook altijd volledig kon delen. Zij begreep hem als geen ander en maakte zich ook vaak zorgen over hem, als het hem even niet goed ging. Zij kende zijn sterke en zwakke punten en hadden elkaar altijd erg lief gehad.

De tijd na het vertrek van Lisette en haar moeder.

Onnodig om te zeggen, dat het bezoek van Lisette en haar moeder omgevlogen was en dat die twee dagen eigenlijk voor Martinique veel te kort waren geweest. Het verblijf iets te verlengen was niet mogelijk geweest, omdat die twee dagen nu eenmaal de regels van de Benedictijner Orde waren geweest. Uiteraard had Martinique ten volle genoten van het verblijf en was het afscheid hem emotioneel zwaarder gevallen, dan dat hij dat tevoren had geschat. Het vertrek van Lisette en haar moeder had hij op een soort gelijke manier ervaren, als zijn eigen vertrek destijds uit Parijs, maar nu als volwassen persoon en vele jaren later gevoelsmatig toch zwaarder. Ook Lisette was erg geëmotioneerd geweest en liet menige traan vloeien toen de Postiljon uit het dorp Orval vertrok. Hij en Laurence hadden de twee vrouwen weer weggebracht en na het vertrek heeft Martinique nog lang staan nakijken, zelfs nog een poosje nadat de koets volledig uit het zicht verdwenen was. De dagen daarna had bij Martinique een ‘leegte’ achtergelaten, die hij nooit op die manier gevoeld had. Het voelde alsof er letterlijk iets bij hem weggenomen was, iets wat hem erg dierbaar was geweest. Bijna een gevoel alsof er een dierbaar persoon hem ontvallen was, althans zo stelde hij dat gevoel voor. Het had had hem qua gevoel ook erg doen herinneren aan het gevoel, dat hij als driejarig kind na de arrestatie en het wegvoeren van zijn eigen moeder had gevoeld. Dagen zo niet weken had hij dagelijks als peutertje gehuild om zijn moeder, dit ondanks de liefdevolle verzorging en toewijding die Lisette in die tijd aan hem besteedde. Nu kreeg hij notabene als volwassene dat gevoel weer terug, nadat Lisette weer uit zijn leven verdwenen was. En misschien wel weer even sterk als weleer. Natuurlijk besefte hij dat zij elkaar weer regelmatig zouden schrijven en dat ook met elkaar afgesproken hadden. Maar dat is toch anders dan dat je elkaar in levende lijve ontmoet. Maar hij besefte ook dat hij nu als monnik van 22 jaar in een streng religieuze kloosterorde in Noord Frankrijk leefde en als monnik niet zomaar vrij kon krijgen om naar Parijs te gaan. De bezoeken moesten dus zoveel mogelijk van Lisette zelf komen en dat was het, dat hem nu na het vertrek van Lisette wat extra neerslachtig maakte. Lisette had het voornemen om te gaan trouwen en dat gunde hij haar met alle liefde, want zij was inmiddels al 33 jaar en wilde zij nog kinderen krijgen dan begonnen de jaren te tellen. Hij begon te beseffen dat hij als monnik met handen en voeten aan de kloosterorde verbonden was en zou een bezoek van hem aan Parijs er weleens nooit meer in kunnen zitten. Een soort kilte overviel hem en maakte hem op dat moment erg eenzaam. Hij zou het in elk geval met zijn gastenmonnik en mogelijk ook met de Prior bespreken of hij bij het trouwen van Lisette aanwezig mag zijn.



De afwijzing van de Prior.

Omdat Martinique vond dat de aanstaande trouwerij van Lisette belangrijk genoeg was om persoonlijk te bespreken met de Prior van de Orde, om een aantal dagen vrij te kunnen nemen, verzocht hij om een nader gesprek met de Prior. Twee dagen later vond dat gesprek plaats en legde Martinique uitvoerig uit, waarom hij graag een paar dagen vrij wilde hebben om de trouwerij bij te kunnen wonen. De Prior had daar zelf alle begrip voor en had het ook graag willen doen, ware het niet dat de Regels van de Orde dat niet toestond. En buiten de Regels van de Orde om te gaan handelen, dat kon hij voor zichzelf niet verantwoorden. Bovendien was er tussen Lisette en hem geen bloedverwantschap en had de familie hem nooit officieel geadopteerd, maar hem om sociale redenen in huis opgenomen en grootgebracht. Bovendien zouden er dan twee monniken vrijaf moeten hebben en op kosten van de Orde een week naar Parijs moeten gaan. Dat verzoek voor familiebezoek kon de Prior op zijn beurt ook niet aan de Bisschop doen. Dus helaas was er geen mogelijkheid voor Martinique om naar Parijs te kunnen gaan. Dit was voor Martinique een hevige teleurstelling waarop hij niet echt gerekend had. Hij was er vanuit gegaan dat voor zo een belangrijke gebeurtenis als een trouwerij, er altijd wel een uitzondering gemaakt kon worden. Zelfs als het een overlijden in de familie was geweest, dan had dat in de situatie van Martinique waarschijnlijk ook nog problemen opgeleverd, volgens de Prior. Toch wel enigszins ontdaan door deze mededeling van de Prior ging Martinique naar de gemeenschappelijke huiskamer van de commune. De paar aanwezige monniken die op dat moment niet ergens anders aan het werk waren, vingen hem begripsvol op en waren zeer betrokken met hem. Zij probeerden op welke manier dan ook hem wat troost te geven, gezamenlijk met hem in gebed te gaan en drongen er bij hem op aan, om zo snel mogelijk een bericht te sturen naar Lisette, zodat Lisette wist waar zij aan toe was. Martinique zag toen ook wel in dat het schrijven van een brief aan Lisette het enige was, wat hij kon doen. Teleurgesteld en enigszins gelaten en berustend in zijn lot, ging hij naar zijn kamer om het vervelende bericht aan Lisette op schrift te stellen. De volgende dag kon hij later op de middag naar Orval om het bericht bij de Postkoets af te geven. Het versturen van het bericht deed hem pijn en maakte hem na het vertrek van Lisette naar Parijs, nog neerslachtiger dan hij al was. Hoe blij en verlangend Martinique ook eerder naar het bezoek van Lisette uitgekeken had en hoe fijn hij het bezoek van Lisette ook gevonden had. De grote vreugde en blijdschap voor en tijdens het bezoek van Lisette was eensklaps verdwenen en had plaats gemaakt, voor een gevoel van somberheid en neerslachtigheid die hij in jaren niet meer zo gevoeld had.

Geleidelijk aan in een melancholische toestand.

De afwijzing van de Prior om de trouwerij van Lisette bij te kunnen wonen, had Martinique de dagen na het gesprek volledig van slag gebracht. Hij had het niet meer dan humaan gevonden om onder deze omstandigheden naar Parijs af te kunnen reizen. Enerzijds begreep hij de argumenten van de Prior wel en kende hij natuurlijk ook de Regels van de Orde, maar anderzijds had hij gedacht dat er voor bijzondere omstandigheden wel uitzonderingen gemaakt konden worden. Tenslotte had hij behalve Lisette en haar moeder, die hem groot gebracht hadden, in feite niemand in de wereld. Zij waren eigenlijk zijn enige familie. Dat zo een uitzondering niet gemaakt kon worden, kon hij gevoelsmatig niet begrijpen. Het maakte hem eenzaam en confronteerde hem op een harde manier met de werkelijkheid waarin hij leefde. Een Priesterorde met een regelgeving die op geen enkele manier de vrijheid gaf, om in bijzondere situaties ook maar enigszins er van af te kunnen wijken. Hij voelde zich van de een op de ander dag als een ‘vogel gevangen in een kooi’. Wel de wereld om zich heen waar te kunnen nemen, er een mening over te kunnen hebben, over de minder positieve kanten van het leven als Priester te moeten bidden, maar voor de rest er geen deel vanuit te kunnen maken. Zelfs in de meest bijzondere omstandigheden niet. Met deze harde werkelijkheid werd hij geconfronteerd en had het hem op zijn zachts gezegd een flinke ‘dreun’ gegeven. Hij vond het diep in zijn hart, in wezen in strijd met het geloof dat door de Orde werd uitgedragen. Het aanbidden van ‘Hogere Machten’ die niets anders dan ‘liefde en zorg voor de naasten’ voor ogen hebben en daar een hele religieuze Orde voor opgericht hebben, maar als het er op aankomt het zelf niet toe willen passen. Zo voelde het voor hem.Vooral het lijden van Christus had hem altijd erg aangesproken en daarvoor droeg hij ook dit Priestergewaad met als symbool het kruis van Christus. Juist Christus die iedereen liefhad en voor de zonden van de mens gestorven was, een humane evangelie verkondigd had en juist in opstand gekomen was tegen de beklemmende en mensonwaardige opvattingen van de Joodse Leer. Een leer dat destijds voor het Joodse volk weinig ruimte liet, om op een humane manier een samenleving op te kunnen bouwen. Die Christus, die alleen maar Liefde vertegenwoordigt, die aanbidden zij in deze religieuze Orde. Maar als het erop aankomt zelf moeilijk tot humaan handelen, instaat blijkt te zijn, zo voelde het voor Martinique. Het des illusioneerde hem en plaatste hem op een harde manier in de dagelijkse werkelijkheid waarin hij leefde.


Vervolg deel 5

Reïncarnatie fictie of werkelijkheid? deel 3

Broeder Martinique.

Vervolg van deel 2



De kennismaking met het kloosterleven.

Toen Martinique bij de eetkamer kwam waren de overige monniken er ook, want de monniken kwamen net van de vroege ochtenddienst uit de Kapel waar zij eerst een gebedsdienst hadden gehad. Martinique werd door de gastmonnik naar een bepaalde tafel gebracht, waar ook andere jonge monniken zaten. Toen hij aanschoof vroeg men natuurlijk wie hij was en waar hij vandaan kwam. Hij beantwoordde in het kort de vragen en er werd vervolgens om stilte gevraagd, want Martinique had te horen gekregen dat er tijdens het eten absolute stilte vereist werd. Dat was de regel binnen de Benedictijner Orde, waarbij een zogenaamde ‘voorleesmonnik’ tijdens het eten hardop uit de Bijbel las. Ook werd er gezongen en gebeden. De rust en de ceremonie tijdens de maaltijd boeide Martinique erg. De verhalen die hij uit de Bijbel hoorde, waren volkomen nieuw voor hem en wekten erg zijn nieuwsgierigheid. Na de maaltijd liep de gastenmonnik direct naar Martinique toe en sloten zij achter in de rij van monniken aan, om in processie al zingend de eetkamer uit te lopen. Al snel verlieten Martinique en de gastenmonnik de groep om op verzoek van de monnik de overgebleven ruïne van de Abdij te bezoeken, die hij graag wilde laten zien. Tijdens het lopen vroeg de gastenmonnik of Martinique een bepaalde voorkeur voor werk had en of hij al enige werkervaring in Parijs had opgedaan. Martinique vertelde hem uitvoerig wat hij zoal gedaan had en wat hij leuk werk had gevonden. Al snel kwamen Martinique en de monnik bij een nog redelijk intact zijnde gebouw van de Abdij, dat bij de brand in de Abdij in 1793 niet echt verwoest was geweest. Het gebouw bleek een werkplaats te zijn met verschillende ruimtes, waar monniken diverse ambachten bleken uit te oefenen. We gingen een paar deuren door en kwamen in een schrijnwerkerij, waar meubels en dergelijke gemaakt en onderhouden werden. Het was een tamelijk grote werkplaats waar een aantal monniken aan het werk waren. De gastenmonnik vroeg of Martinique hier wel wilde werken, wat hij wel graag wilde. Waarop de gastenmonnik hem voorstelde aan de voorman van de schrijnwerkerij en zelf afscheid van hem nam, waarbij de gastenmonnik hem veel succes toewenste. De voorman was een vriendelijke wat oudere monnik en stelde Martinique voor aan de overige monniken die in de werkplaats werkzaam waren. Vervolgens leidde de voorman Martinique naar een monnik die hem moest begeleiden. Martinique had in Parijs al eerder met hout gewerkt, maar dit was weer iets nieuws voor hem, Hij kreeg van zijn begeleider te horen wat hij zou kunnen doen en waar hij een en ander kon vinden.



De kloosterorde.

Die dag dat Martinique in het klooster werk kreeg, was voor Martinique misschien wel een van de mooiste dagen die hij tot dan toe in zijn leven beleefd had. Werkzaam te zijn in een echte Benedictijner Orde, in een klein dorpje in een prachtig heuvellandschap van Noord Frankrijk. Met bovendien gratis werk, eten en onderdak binnen een groep mensen die allemaal buitengewoon vriendelijk en betrokken naar elkaar waren. Bovendien straalde van alles rust en harmonie uit, waar hij diep in zijn hart eigenlijk wel erg naar verlangde. Het voelde als dezelfde vorm van ‘geborgenheid’, die hij in zijn opvoeding bij Lisette en haar moeder ook wel vaak gevoeld had, maar door het naderende vertrek van Lisette er opeens niet meer was geweest. Omdat alles nieuw was, vond Martinique alles leuk en spannend. De uren in de schrijnwerkerij waren weliswaar zeer gebroken, omdat er tussentijds zang en gebedsdiensten gehouden werden, maar dat trok hem eigenlijk ook wel aan. Die afwisseling gaf hem rust en tijd voor bezinning, waardoor hij even bij kon komen en op zijn gemak aan Parijs en Lisette kon denken. Hij vroeg zich voortdurend af, hoe het met hen zou gaan en nam zich voor om zodra hij daar toe kwam, een brief naar hun te sturen. Ondertussen had Martinique in de schrijnwerkerij kennis gemaakt met een jonge monnik die wat ouder was dan hij. De monnik heette Laurence en was onder meer erg bedreven in het maken van ingewikkelde houtverbindingen. Hij was twee jaar ouder dan Martinique en was drie jaar geleden al in de kloosterorde getreden. Met hem moest Martinique voortaan een kamer in de boerenhoeve delen. ’s Avonds na het completen (slotgebed na het avondeten), gingen Laurence en hij naar de slaapkamer die voor Martinique nieuw was. Die dag in de kloosterorde was het kwart voor acht ’s avonds dat zij in hun kamer kwamen. De spullen van Martinique waren door de gastenmonnik al van het zijn vorige kamer naar de tweepersoonskamer gebracht. De kamer was eenvoudig ingedeeld en bestond uit twee houten bedden, met op elk bed een matras van stro, een peluw als kussen en een een dikke warme deken. Verder een tafel met twee stoelen en voor elk een gebedenboek, een gezangenboek en een kleine Latijnse Bijbel voor ons beiden.

Om acht uur moesten we formeel slapen, maar Laurence wilde mij eerst alles over de Benedictijner Orde die volgens de Regel van Benedictus leeft, vertellen. Laurence zei, voor 1796 hadden we hier in Orval zwijgplicht, maar toen bestond de hele Orde uit ca 150 monniken en bestonden we nog officieel als zelfstandig Benedictijner Orde. Toen moesten we ons nog strikt houden aan de Regel van Sint Benedictus, zoals dat in het Generaal Kapittel is verwoord. Maar in 1796 is na de verwoesting van de Abdij, de Orde officieel opgeheven. Nu is alles van de Orde eigendom van de Franse staat geworden en werd de inventaris verbeurd verklaard. Dit alles in het kader van de Franse Revolutie. Wij werden voorgesteld om de keus te maken: ‘of uit te treden uit de Orde met behoud van pensioen en arbeid, in dienst van de Franse staat. Of in de Orde te blijven zonder pensioen en met zeventig procent van de inkomsten rechtstreeks aan de Franse fiscus.’ Wij kozen voor het laatste omdat wij toch graag binnen de Orde wilden blijven. Het gevolg was dat 120 monniken uit traden met inbegrip van de toenmalige Abt en dat er 30 monniken achterbleven, die de Orde trouw wilden blijven. Uit eigen gelederen is er toen een Prior gekozen en hebben we de Regel van Benedictus iets versoepeld. We hebben ons toen verspreid over twee boerenhoeves in de buurt van de oude Abdij en proberen we op een absoluut bestaansminimum binnen de Orde te overleven. Zodoende praten we nu in plaats van de zwijgplicht op gedempte toon.






De oude Abdij.

Maar ik zal je eerst wat over de oude Abdij vertellen, zei Laurence. De Abdij bestond uit een kerkgebouw, een kloosterhof, een kapittelzaal, een grote zaal voor bepaalde ceremoniën, een ziekenverblijf, een gastenverblijf, een smederij, een smelterij, een timmerwerkplaats, een schrijnwerkerij, een archief, een boekbinderij, een bibliotheek, een apotheek, een bierbrouwerij, een wijnbottelarij, een bakkerij, een keuken, een refter, een lavabo bij de gaanderij, een mortuarium en een columbarium. Verder nog uit akkerbouwlanden, wijnbouwlanden, een paar watermolens voor het graan en een voormalige ijzermijn. De mijn is vanzelfsprekend dicht. Op een paar bunder akkerbouwlanden na, waar we nu van leven, is alles naar de plaatselijke bevolking gegaan. Het zelfde geldt voor de wijnbouw. De watermolens zijn op één na ook naar de bevolking gegaan. Een deel van het kerkgebouw hadden de Revolutionairen geplunderd, vernield en afgebroken. Wat van de kerk over was hebben we in de kleine Kapellen op de twee boerenhoeves weer opnieuw gebruikt. Hopelijk zal de Abdij ooit weer opgebouwd gaan worden, dat wordt ons vanuit het Bisdom beloofd. Maar de Revolutionairen hebben wel alles van ons afgenomen en vernietigd, doch onze Orde en ons geloof hebben zij uiteindelijk niet van ons af kunnen nemen. Zodoende zijn we min of meer ‘ondergronds’ gegaan en proberen we het kloosterleven in ere te houden.




De Regel der Monniken.

De Regel der Monniken is een klein boekje dat als leidraad voor het kloosterleven wordt gebruikt. Het houdt in dat slechts in ‘afzondering van de wereld, in verborgenheid en in stilte, in evangelische onthechting, in armoede en handenarbeid, in liefde tot Jezus Christus en in leven tot God het ware monnikenleven verwezenlijkt kan worden’. Op deze wijze beschouwt men de ‘Regel der Monniken’ als de Ziel van het zuivere monnikenwezen, de waarachtige beleving van het evangelie en de strikte navolging van Jezus Christus. Het boekje bestaat uit niet langer dan twee uitgebreide hoofdstukken. Na een voorrede, die een uitnodiging bevat om tot God te komen en om diens roepstem te volgen, bevat hij 73 kleine hoofdstukken die kort zijn samengevat. Het eerste deel van het boekje handelt over de abt zelf en het geestelijke leven, dat de abt in de kloostergemeente moet onderhouden, moet leiden en moet voeden. Het tweede deel van het boekje behandelt de meest praktische vragen. Vragen over bijvoorbeeld: de verschillende functies in het kloosterleven, over de dagorde, de maat van eten en drinken, de kleding, de werkzaamheden, de relaties met de buitenwereld en de rekrutering. In de Regel der Monniken wordt breed ingegaan op de taak van de Abt. De Abt moet de monniken vooral leiding geven in het geestelijk leven en daarom volgt na het aan hem gewijde hoofdstuk, een lijst met deugden en goede werken, die voor de monnik als ‘werktuigen’ voor zijn geestelijk leven dienen. Vervolgens gaat de Regel uitvoerig over ‘gehoorzaamheid, zwijgzaamheid en over nederigheid’. Uitvoerig wordt ingegaan op de eigenschap van de deugd, waarbij de monnik in twaalf stappen zich die deugd eigen dient te maken. Het geheel steunt op de gedachte aan Jezus Christus tegenwoordigheid, die zo de grondslag vormt van het beschouwende gebedsleven. De structuur van de Regel der Monniken maakt daarbij ook duidelijk, dat het gebed voor St. Benedictus het voornaamste werk van de monnik is. Heel de dagorde wordt dan ook bepaald door de gebedsuren, die de monnik nooit mag overslaan. Verder heeft St. Benedictus nooit beoogt zijn monniken iets nieuws te leren. Hij voert hen onder geleide van het evangelie langs een korte en rechte weg naar Jezus 
Christus en tot God.

Na deze uitvoerige inleiding van Laurence over de Benedictijner Orde en de Regel der Monniken, vroeg Laurence aan Martinique of hij alles begrepen had en of hij nog vragen had. Martinique zei dat hij geboeid naar zijn uitleg had liggen luisteren en eerst alles op hem in wilde laten werken. Misschien dat hij er later op terug zou komen als hij wat meer ervaring in de kloosterorde had opgedaan. Martinique bedankte hem uitvoerig voor zijn verhaal, waarna zij besloten om te gaan slapen want het was de volgende ochtend weer vroeg dag.




Definitieve toetreding tot de kloosterorde.

De volgende dagen binnen de kloosterorde vlogen voorbij. Tegen het einde van de eerste week kwam de gastenmonnik Martinique vragen wat hij van het kloosterleven had gevonden en wat hem het meest gefascineerd had. Martinique vertelde hem dat behalve de dagelijkse werkzaamheden in de schrijnwerkerij, de zeven koor- en gebedstijden verspreidt over een etmaal hem erg aangesproken hadden. De afwisseling van arbeid en geestelijke bezinning vond hij erg aangenaam en ervoer hij als een pret verleden ook al met dergelijke afbeeldingen hadden beziggehouden. Er waren veel reproducties van Bijbelse voorstellingen in de handel, ook op klein formaat die als voorbeeld zouden kunnen dienen. Waarop Martinique zei: ‘ik werk in een schrijnwerkerij en dat werk doe ik eigenlijk al jaren, maar ik weet van mijzelf dat ik goed kan tekenen, zou ik ook eens een Bijbel mogen illustreren’? Dat mag altijd, maar dan moet bewezen worden dat jij dat ook inderdaad kunt en vervolgens moet er toestemming aan de Prior van de Orde worden gevraagd. Martinique antwoordde: ‘geef mij een voorbeeld van een bepaalde illustratie en ik teken dat zo na’. Waarop de gastenmonnik een grote Statenbijbel pakte, een mooie illustratie opzocht en Martinique vroeg: ‘teken deze afbeelding maar na!’. Daarop zocht Martinique een vel papier en potloden en ging vervolgens aan het werk. De volgende dag hoefde Martinique niet naar de schrijnwerkerij en besteedde de hele dag aan het natekenen van de redelijk ingewikkelde afbeelding in de Statenbijbel. Tegen het einde van de dag was hij klaar en kleurde de tekening zorgvuldig in, waarbij hij de kleuren van het voorbeeld probeerde te overtreffen. Zelf was hij erg tevreden met het resultaat. Toen ’s avonds Laurence en de gastenmonnik na hun arbeid bij Martinique kwamen, stonden zij versteld van zijn werk. De gastenmonnik reageerde buitengewoon enthousiast en stak dat niet onder stoelen of banken. Ook Laurence stond versteld. Beiden zeiden, wij wisten niet dat jij zo goed kon tekenen. Jouw tekening is veel mooier dan het voorbeeld in de Bijbel! Waarop de gastenmonnik zei, ‘ik laat het meteen aan de Prior zien’. Even later kwam hij terug met de Prior zelf, die persoonlijk zijn complimenten maakte.  De Prior zei: ‘ik zal een verzoek indienen bij het Bisdom om werk voor jou vrij te kunnen maken, want aan zo een goede illustrator mag niet voorbij worden gegaan’. Het duurde daarna ook niet lang of er kwam bericht vanuit het Bisdom, dat hij als illustrator aan het werk mocht gaan. Ook was er een ongeïllustreerde Statenbijbel toegestuurd waarmee hij aan de gang kon gaan.


Vervolg van deel 3







Reïncarnatie fictie of werkelijkheid? deel 2


Broeder Martinique.
Vervolg deel 1 van Martinique.
De breuk met Lisette.

Nog voor het jaar 1808 verstreek, kondigde een nieuwe catastrofe zich in het leven van Martinique zich aan. Lisette die nog steeds alles in het leven van Martinique vertegenwoordigde kwam op een dag thuis met de mededeling, dat zij verliefd was geworden op iemand die zij al enige tijd kende en die van haar zelfde leeftijd was. Aanvankelijk luisterde Martinique geïnteresseerd naar haar verhaal en leefde zelfs een beetje met haar mee. Hij gunde tenslotte Lisette alle geluk in haar leven en vond, als Lisette gelukkig was, was hij het ook. Het duurde daarna ook niet lang of Lisette nam op een dag haar geliefde mee naar huis. Het was even wennen voor hem, maar vond de keuze van Lisette niet verkeerd en vond haar vriend zelfs aardig. Hij was zeer beleefd en voorkomend en voelde zich zelfs erg betrokken bij het kleine gezin waarin Martinique was opgegroeid. Hij luisterde ook goed naar Martinique en gaf hem raad bij al datgene wat hij dagelijks in zijn werk tegenkwam. Korte tijd later verloofde Lisette zich, wat ’s avonds thuis min of meer feestelijk werd gevierd. De weinige vrienden en kennissen die Lisette en haar verloofde hadden, waren op die avond ook gekomen. Er werd druk gepraat, gelachen en iedereen was in een goede stemming, maar op een gegeven moment miste Martinique het verloofde paar even tijdens die gezelligheid. Omdat Martinique toch even naar het ‘kleinste kamertje’ moest dat zich achter het huis bevond, ging hij even naar buiten. Op weg naar het toilet zag hij in het half donker het verloofde paar innig kussend en verstrengeld met elkaar staan vrijen. Op dat moment werd Martinique zich even van de realiteit bewust en geconfronteerd met het feit dat Lisettes liefde en aandacht nu duidelijk op een ander was gericht. Terwijl hij en Lisette al die jaren altijd sterk een ‘eenheid’ waren geweest en hij de band met Lisette als meer dan een ‘broer- zus relatie’ had gezien. Ja, in het begin zelfs als een soort Moeder kind relatie, want hij was nog maar drie jaar geweest toen de zeventien jarige Lisette hem mee naar haar huis genomen. Bovendien had zij als kindermeisje hem in zijn ouderlijk huis ook grotendeels verzorgd en veel liefde gegeven. Martinique raakte bij het zien van het gelukkige paar hevig geëmotioneerd, wat Lisette natuurlijk opviel. Na het bezoek aan het toilet liep Martinique zachtjes huilend naar binnen, rechtstreeks naar zijn kamer. Op bed drukte hij zijn gezicht diep in het kussen en liet hij al zijn tranen de vrije loop. Het was alsof het opgekropte verdriet van al die jaren om het verlies van zijn eigen moeder er opeens in een keer uitkwam. Even later kwam Lisette bij zijn bed en omarmde hem. Ook zij had tranen in haar ogen en huilde stilletjes met hem mee want zij wist hoe hij zich nu voelde. Omdat Martinique zich al die jaren ‘groot’ had gehouden, had zij niet gedacht dat deze hele gebeurtenis hem zo aan zou grijpen. Nu brak Lisette ook min of meer en liet ook zij al haar tranen de vrije loop. Nadat zij beiden na enige tijd tot rust waren gekomen, zei Lisette dat zij met haar een en dertigste jaar ondanks alle liefde en genegenheid voor hem, geen partij kon zijn voor een zeventienjarige knaap als hij. Hoe veel zij ook van hem hield, haar hart ging nu uit naar haar verloofde waar zij ook veel van hield en een toekomst mee op wilde bouwen.

Het vertrek van Martinique.

Na deze verlovingsdag van Lisette, die aanvankelijk als een vrolijke feestdag begon, eindigde die dag min of meer in een rouwstemming. Lisette en Martinique voelde duidelijk dat zij hun eigen weg op moesten gaan en voortaan minder vaak in elkaars nabijheid zouden zijn. De dagen na de verloving voelde Martinique dezelfde kilte over zich heen komen, als vijf jaar daarvoor toen de liefelijkheid en fragiele schoonheid van Lisette hem opeens opgevallen was. Hij had zijn liefde en gevoelens toen naar haar uitgesproken en haar daardoor erg in verlegenheid gebracht. Zij verlangde in die tijd ook al erg naar de liefde en geborgenheid van een eigen partner en zag een toekomst als getrouwde vrouw duidelijk voor zich. Hoe onschuldig het ook mocht zijn, zij zat destijds niet te wachten op de diepere gevoelens die de veel jongere Martinique blijkbaar voor haar begon te koesteren. Zij beschouwde Martinique als haar ‘geadopteerde’ zoon, waar zij heel veel van hield en de liefde en verbondenheid met hem ook op die manier wilde houden. Zij had toen op zijn affectie voor haar wat afstandelijk gereageerd omdat zij in zijn gevoelens niet mee wilde gaan. Martinique had zich daardoor wat afgewezen gevoeld en zich maandenlang enigszins terneergeslagen gedragen, wat Lisette natuurlijk niet ontgaan was en haar in zekere mate ook pijn had gedaan. Diezelfde gevoelens van weleer kwamen nu ook weer duidelijk bij Martinique naar boven en voelde hij zich voor de tweede keer min of meer afgewezen. Wat overmand door zijn gevoelens zonk Martinique in de dagen na de verloving geleidelijk aan weg in een isolement. Hij begon zich wat af te zonderen en wenste zich zelf dood. Doordat hij moeilijk te bereiken was leden Lisette en haar moeder daaronder. Vooral Lisette vond het vreselijk en voelde dat zij Martinique kwijt begon te raken, wat ook inderdaad zo was. Want daags na de verloving van Lisette was Martinique nauwelijks instaat om te werken en de dagelijkse bezigheden te verrichten die van hem verlangd werden. Veertien dagen na de verloving van Lisette nam Martinique een besluit, hij was zeventien en besloot zijn eigen weg te gaan. Hij vertelde Lisette en haar moeder dat hij het huis wilde verlaten en de wijde wereld in wilde trekken. Lisette die de worsteling van Martinique met zijn eigen gevoelens natuurlijk niet ontgaan was, schrok hevig van zijn mededeling en raakte daarvan zeer ontdaan. Ook de moeder van Lisette schrok hier erg van en beiden probeerden zij hem tot andere gedachten te brengen. Maar Martinique bleef bij zijn besluit en liet zich door het verdriet van beide vrouwen niet tot andere gedachten brengen. Uiteindelijk zei de moeder van Lisette: ‘ik heb in de Lage Landen bij Liège, wat verre familie wonen, misschien kan je bij hen tijdelijk onderdak vinden en daar naar wat werk gaan zoeken’. Dan ben je in elk geval bij bekenden, in een andere omgeving en kan je misschien ook wat meer tot jezelf komen. En wie weet, ontmoet je daar wel een vriendin dat zou goed voor je zijn. Martinique had in Parijs zelf weinig of geen vrienden, laat staan een vriendin. Hij was altijd erg op zichzelf geweest en had altijd genoeg gehad aan de band, die hij al die jaren met Lisette en haar moeder had gevoeld. Tenslotte waren zij beiden alles in zijn leven tot nu toe geweest. Maar tijdelijk in Liège bij familie wonen en daar wellicht een leven op te bouwen sprak hem wel aan. Over een vriendin had hij nooit nagedacht en schoof hij voorlopig ook van zich af. Omdat hij zijn lieve Lisette al jaren min of meer adoreerde, had Martinique stilletjes gehoopt ooit met haar te kunnen trouwen. Dit ondanks het grote leeftijdsverschil. Maar aan die hoop was nu definitief een einde gekomen en zat er voor hem niets anders op om Parijs achter zich te laten en voor zichzelf een nieuwe toekomst te gaan zoeken.



Parijs 1800

De reis naar Liège.

Een week na zijn besluit om het huis te verlaten was Martinique gereed om te vertrekken. Hij had een grote tas vol kleding, wat kleinigheden en wat spaargeld van Lisette en haar moeder gekregen. Zelf had hij de laatste paar jaar ook wat gespaard. Martinique had zich goed op zijn reis georiënteerd en bij dezen en genen gevraagd welke route hij moest nemen. Uiteraard geschiedde destijds alles per Postiljon en wist hij dat de reis mogelijk een week zou duren. Tussentijds zou hij in herbergen overnachten en op andere Postiljons over moeten stappen. Martinique vertrok op een ochtend vroeg in de morgen en nam in de tuin achter het huis emotioneel afscheid van zijn lieve Lisette en haar moeder. Het verdriet van beiden vrouwen was groot en ook Martinique had zijn tranen niet kunnen bedwingen, maar een terugweg was er niet. Martinique moest deze tocht ondernemen en zijn toekomst tegemoet moeten gaan. Het was een koude en grijze ochtend in het najaar, deze mistroostige omstandigheden maakte het vertrek voor Martinique er niet bepaald gemakkelijker op. Daarom wilde Martinique niet dat zij hem bij de Postiljon uit zouden zwaaien, want dat kon hij emotioneel niet aan. Het was bovendien een poosje lopen naar het vertrekpunt waar de Postiljons voor buiten de stad waren opgesteld. Ook deze wandeling wilde Martinique Lisette en haar moeder niet aandoen, mede omdat hij dat gevoelsmatig zelf ook niet aankon. Een klein uur later zat Martinique in de Postiljon om Parijs te gaan verlaten. Zelf was Martinique nog nooit Parijs uit geweest, zijn leven had zich tot nu toe hoofdzakelijk in het centrum van Parijs afgespeeld. Na een dag rijden en een paar keer wisselen van Postiljon waren ze laat in de middag een tiental kilometers ten noorden van Parijs aangekomen. Martinique en een paar andere reizigers overnachtten in een dorpsherberg van een klein dorpje, waar de Postiljon ook van paarden zou wisselen. De volgende dagen waren zeer avontuurlijke ritten door een voor Martinique volkomen vreemd landschap van Noord-Frankrijk. Ofschoon het landschap Martinique ontzettend boeide, gleed zijn gedachten vaak af naar het leven dat hij achter zich had gelaten. Zijn gevoel was dubbel, enerzijds voelde hij diep in zijn hart de pijn, Lisette definitief te hebben verlaten en aan het leven waar hij zo verknocht aan was geweest, achter zich te hebben gelaten. Anderzijds ook zijn werk in de schrijnwerkerij waar hij de laatste paar jaar gewerkt had en wat hij al die tijd niet bepaald met tegenzin gedaan had, op had moeten geven. Zijn baas en een wat oudere collega hadden hem niet begrepen en hadden hem gewezen op alle gevaren die hij op zijn reis tegen kon komen. Zij zagen zijn besluit als een gril en als een onverantwoord avontuur. Bovendien wat heb je te zoeken in de omgeving ten noorden van Frankrijk. Naar het zuiden konden zij begrijpen, daar werd het landschap van Frankrijk alleen maar mooier en het klimaat warmer. Maar Martinique had zijn besluit niet uit kunnen leggen, hij kon hen toch moeilijk gaan vertellen dat het hem in wezen om Lisette ging. En dat hij door haar trouwerij zelf een nieuw leven op wilde bouwen. Een leven ver van Lisette om uiteindelijk met zijn eigen gevoelens in het reine te kunnen komen.



Zijn reis zette zich voort.

De reis naar Liège was ver en Martinique had er net een dag opzitten, de dagen die nog volgden waren zeer avontuurlijk voor Martinique. Hij kwam door voor hem volkomen vreemde en afwisselende landschappen en door de meest pittoreske dorpjes. Alles boeiden hem enorm en genoot hij van alles wat hij zag, dit ondanks zijn dubbele gevoelens en het feit dat zijn gedachten telkens automatisch afdwaalden naar zijn leven thuis in Parijs. Telkens dacht hij, wat zou Lisette nu doen en haar moeder die ook altijd heel zorgzaam naar hem toe was geweest?. Zouden zij ook zoveel aan hem denken, zoals hij dat zo vaak over hen deed? Soms moest de Postiljon waar Martinique mee reisde, een paar keer op een dag bij een herberg van Paarden wisselen. Bovendien moest er door de Postiljon ook regelmatig brieven en pakketten afgeleverd worden. En stapten bij de herbergen die zij aandeden, telkens ook weer andere mensen in en stapten andere mensen uit. Soms zaten zij met hun vieren in de koets, maar soms ook met hun zessen. Daarbij zaten dan ook nog vaak kinderen op schoot. Dat hij alleen reisde viel natuurlijk op en verschillende mensen maakten spontaan een praatje met hem en waren belangstellend naar zijn reis. Ook dat hij uit Parijs kwam, was voor velen interessant. Tenslotte was reizen voor de gemiddelde burger in die tijd niet algemeen. Men werkte hard, maakten lange dagen en wanneer men op pad ging dan was dat vaak in de eigen regio. In een grote stad als Parijs waren de meesten nooit geweest. Zodoende verveelde Martinique zich niet en het weer was tot dan toe redelijk geweest. De vierde dag van zijn reis kwamen zij al vroeg in de ochtend in de omgeving, die men in  Frankrijk al met de benaming ‘Lage Landen’ aanduidde. Men sprak wel Frans, maar duidelijk met een ander accent en en verder naar het noorden, sprak men een totaal andere taal die men in Frankrijk niet verstond. Bovendien waren de dialecten in de gebieden waar zij doorheen kwamen bijna ook al niet meer te verstaan. Men noemde de omgeving waar zij inmiddels doorheen reden de ‘Ardennen’. Later op de vierde dag van Martinique ’s reis naar het Noorden, moest hij weer overstappen in een andere Postiljon, een koets die met een omweg de route naar het Noorden zou volgen. Na uren rijden kwamen zij in een gehucht dat ‘Orval’ heette. Het was al laat in de middag en de Postiljon reed helaas niet verder, want voor de koetsier was dit zijn eind bestemming en de volgende dag zou een andere koetsier de reis vervolgen. Een herberg was er in dat kleine gehuchtje niet, bovendien kon hij nauwelijks nog een overnachting betalen, want hij was bijna door al zijn geld heen.

Vier dagen reizen had met verblijfskosten en consumpties nagenoeg al zijn geld gekost. De koetsier vertelde Martinique dat er een paar kilometer buiten het dorp een grote middeleeuwse Abdij te vinden was, deze Abdij was in de Revolutie van beginjaren negentig van de achttiende eeuw in brand gestoken en verwoest. Doch de Abdij had destijds veel land in eigendom gehad, land dat de Franse staat tijdens de Revolutie geconfisqueerd had, maar in sommige boerenhoeves hadden monniken nog hun toevlucht kunnen zoeken. In de grootste boerenhoeve, ongeveer een kilometer buiten het dorp kon hij zeker wel voor een nacht onderdak vinden. Een vreemdeling buiten de deur laten staan deden zij uit principe nooit. De koetsier legde Martinique de weg uit en vertelde hem dat hij de volgende ochtend vanaf een bepaald punt, de Postiljon naar het Noorden weer kon nemen. Martinique begon vervolgens de wandeling in de richting van de Boerenhoeve die door de koetsier was uitgelegd. Na ongeveer een half uur met zijn reisattributen, die uit een grote en een kleine tas bestond, gelopen te hebben kwam hij inderdaad bij een grote Boerenhoeve aan. Martinique bonkte met de koperen klepel op de deur van de boerenhoeve en even later verscheen er een wat oudere, maar vriendelijk ogende monnik in de deuropening, die vroeg wat hem zo laat op de dag nog bewoog om op pad te zijn. Martinique legde hem uit dat hij uit Parijs kwam en naar familie in Liège moest, maar dat de Postiljon niet verder ging dan Orval. En of hij voor een nacht onderdak kon krijgen. Dat was voor de monnik geen probleem en nodigde hem vriendelijk uit om binnen te komen. Gasten kwamen er bij hun af en toe nog wel eens langs, maar zo een jonge knaap als Martinique had hij zo laat op de dag niet verwacht en al zeker niet alleen en helemaal vanuit Parijs. De vriendelijke monnik was duidelijk ingenomen met zijn bezoek en behandelde hem met alle egards.


Abdij van Orval


De overnachting bij de Monniken.

Ofschoon Martinique, die van huis uit wel Rooms Katholiek was opgevoed, zei het geloof hem tot dan toe niet veel en bij Lisette thuis werd er in praktische zin ook nooit veel aan gedaan. Nadat Martinique naar een aparte gastenkamer was gebracht en zich geïnstalleerd had, werd hij even later door de monnik opgehaald. De monnik vertelde dat de avondmaaltijd al genuttigd was, maar dat er in de keuken nog wel het een en ander over was en of hij zin in eten had. Dat wilde Martinique wel graag, want behalve vers water dat hij telkens bij het wisselen van de koetsen of de paarden in zijn reisbeker had gegoten, had hij die dag behalve wat stokbrood niet veel gegeten. Het eenvoudige doch zeer smakelijke avondeten dat Martinique voorgezet kreeg, deed hem dan ook erg goed. De vriendelijke monnik bleef tijdens zijn maaltijd bij hem zitten en vroeg hem honderduit over zijn reis en het leven in Parijs. Nadat de monnik veel van hem te weten was gekomen, legde de monnik uit dat er samen met hem een tiental monniken in de boerenhoeve onderdak hadden gevonden. En dat van de ruim honderdvijftig monniken die destijds in de Abdij gewoond en gewerkt hadden, het merendeel hun toevlucht gezocht hadden in ‘vluchthuizen’ als deze, verspreid over de regio. Maar dat er ook velen geweest waren die naar andere delen van Frankrijk vertrokken waren. De monniken behoorden allen tot de Benedictijner Orde en zetten hun religieuze leven op dezelfde manier voort als dat zij in de Abdij gewend waren geweest. Zij bewerkten het land, verbouwden gewassen en maakten zo ver het mogelijk was nog enige ambachtelijke producten. Af en toe kwamen er wel nieuwe gasten aanlopen die kennis wilden maken met de Orde, maar de meesten vertrokken binnen een jaar weer. Het ascetische en streng gereglementeerde leven waar weinig eigen initiatief wordt toegestaan, houdt niet iedereen vol. Martinique werd even later door de monnik de grote boerenhoeve doorgeleid en maakte hij kort kennis met de andere monniken die aanwezig waren. Alle monniken vertelden even wat zij voor werkzaamheden deden. Martinique vond alles wat hij zag en hoorde boeiend. Hij wist natuurlijk wel dat er monniken en kloosterordes bestonden, maar had zich nooit een voorstelling gemaakt hoe dat in werkelijkheid allemaal functioneerde. Het hoofdgebouw van de grote boeren hoeve, dat met de bijgebouwen in carrévorm rond een grote binnenplaats was gebouwd, diende zoveel mogelijk als slaap- en woongedeelte van de monniken. In de bijgebouwen had men een kapel, een bibliotheek en een kleine onderhoud werkplaats gerealiseerd. Voor het landbouwgebeuren had men nieuwe schuren gebouwd, om het landbouwbedrijf uit te kunnen oefenen. Op de wijze zoals de monniken de boerenhoeve verbouwd en ingericht hadden, was het geheel feitelijk een mini-klooster geworden waar een tiental monniken konden verblijven. Zo had de Katholieke kerk veel boerenhoeves in Frankrijk na de verwoesting van de Abdijen, aangekocht en weer geschikt gemaakt voor het monnikenleven. Ook in grote plaatsen en in steden had men zoveel mogelijk grote gebouwen die daar geschikt voor waren, tijdelijk verbouwd tot kleine woongemeenschappen waar monniken hun leven weer voort konden zetten. Totdat de tijd er rijp voor was dat de verwoeste Abdijen weer volledig herbouwd konden worden.




Het voorgenomen besluit van Martinique om tot de Orde toe te treden.

Die nacht in de boerenhoeve kon Martinique door alle indrukken van de dag de slaap niet vatten, alles wat hij beleefd had herhaalde zich in zijn geest. Bovendien vroeg hij zich serieus af of hij de volgende ochtend wel door zou reizen naar Liège, tenslotte kende hij de verre familie van Lisette niet en was het maar de vraag of hij daar ergens werk zou kunnen krijgen. En stond het hem ook tegen om bij wildvreemde mensen tijdelijk onderdak te gaan vragen. Ook de vraag die de monnik hem bij het eten had gesteld, om voor een jaar als Novice tot de  Orde toe te willen treden, had hem sterk bezig gehouden. Volgens de monnik konden zij jongeren als hij uitstekend gebruiken in de kloosterorde, vooral omdat zij druk bezig waren om de belangrijkste functies van de verwoeste Abdij weer in ere wilden herstellen. Hun grootste wens was om te zijner tijd weer in de Abdij te willen wonen en te werken. Martinique dacht, ik ben pas zeventien en als ik het kloosterleven in ga, dan kan ik altijd als het mij niet bevalt de Orde weer verlaten. Volgens de monnik was het een heel proces om nieuwelingen toe te laten treden en werd men niet eerder monnik nadat bewezen was, dat de nieuwkomer zich ook daadwerkelijk geroepen voelde het geestelijk leven van een monnik te willen gaan slijten. Men werd niet zomaar monnik en men kon voor de definitieve inwijding en toetreding tot de Orde, altijd het nieuwe ambt weer verlaten. Voor Martinique was weliswaar zijn grootste wens om een lieve vriendin te hebben en te zijner tijd een gezin te stichten, maar het aanbod om tijdelijk toe te treden om op die manier een vak te leren, waar hij later wat aan zou hebben sprak hem ook heel erg aan. Dan was hij nog beter voorbereid op de maatschappij en kon hij na een aantal jaren nog altijd een vrouw gaan zoeken. Na de hele nacht ‘gewikt en gewogen’ te hebben, nam Martinique de volgende morgen het besluit om in te gaan op het verzoek van de monnik om tijdelijk toe te treden tot de Benedictijner Orde. Al vroeg in de morgen, maar wat later dan de monniken in de boerenhoeve, werd Martinique gewekt door de vriendelijke ‘gastenmonnik’. Hij vertelde de monnik dat hij er goed over nagedacht had om toe te willen treden tot de Orde en dat hij besloten had, dat inderdaad te willen doen. De monnik reageerde zeer ingenomen en zei dat hij dat heel mooi vond, maar dat hij beslist geen overhaast besluit moest nemen en dat hij altijd tijdelijk voor een jaar toe kon treden. Na dat jaar zou bekeken worden in hoeverre hij het inwijdingsproces tot toetreding van de Orde verder door zou kunnen lopen, want uiteindelijk ging de abt daarover. De monnik stelde voor om eerst voor een week wat met hen mee te draaien, om kennis te maken met de Orde en daarna er nog eens over na te denken. Dat sprak Martinique wel aan en ging met de monnik op weg om een monnikspij te gaan halen. Even later bracht de monnik hem naar een ruime eetkamer om eerst te gaan ontbijten.


 Vervolg deel 3

Reïncarnatie fictie of werkelijkheid?


Reïncarnatie fictie of werkelijkheid?

Abdij van Orval
Martinique:
Geboren: oktober 1791
Overleden december 1824
Naam: Broeder Martinique
Geboorteplaats: Parijs
Kloosterorde: Orde der Benedictijnen
Abdij: toen verwoest, verbleef in een vluchthuis bij Orval
Martinique.

Het levensverhaal over mijzelf begint met een vorig leven, dat zich in Frankrijk afspeelde en naar mijn overtuiging ten grondslag ligt aan mijn huidige leven. Dit leven kwam spontaan in mijn herinnering toen ik lang geleden om niet nader te noemen redenen in hypnose-regressie ging bij een erkende hypnotherapeut. In vier verschillende sessies kwam dit leven gedetailleerd in mijn herinnering naar boven. Na afloop van deze sessies werd het mij duidelijk waarom ik in dit leven geboren werd en opgroeide in het gezin waarin ik grootgebracht werd. Ook werd het mij duidelijker waarom mij bepaalde tegenslagen die mij in dit leven overkwamen, te verwerken kreeg. Dit vorige leven heb ik als volgt beschreven:


Het leven van Martinique.

Martinique werd ten tijde van de Franse Revolutie geboren als enig zoon van een welgesteld echtpaar van in de dertig, aan de Rue de Saint Etienne (nu Rue de Vivienne) in het hartje van Parijs niet ver van de Seine. Het was oktober van het jaar 1791. Het jaar dat Koning Lodewijk XVI en zijn vrouw Marie Antoinette gevangen werden genomen en even later de dood onder de Guillotine vonden. Het was ook het jaar dat het Koningshuis werd afgeschaft en de Republiek van Frankrijk werd opgericht. Een terreurbewind van de Montagnards onder leiding van de latere staatsman Robes Pierre zorgde voor veel moord en doodslag. Talloze Girondines (gematigde koningsgezinde Bourgeoisie) en vele anderen die het koningshuis op welke manier dan ook gesteund hadden, kwamen onder de Guillotine om het leven. De vader van Martinique was Gouvernementsambtenaar onder Koning Lodewijk XV1. Het huis waarin Martinique werd geboren betrof een statig Herenhuis aan een brede laan in de binnenstad van Parijs, dat later de Rue Vivienne werd en niet ver van de Seine ligt. In deze buurt stonden veel statige Herenhuizen, woningen bewoond door leden van de lage adel, hooggeplaatste ambtenaren of mensen die op welke manier dan ook rijkdom hadden vergaard. Het huis had een iets verhoogde stoep aan de voorgevel van het huis, met een paar traptreden om de entree dat uit twee monumentale deuren bestond, te kunnen bereiken. Binnen bestond de entree uit een grote witmarmeren hal met in het midden een marmeren trap dat van smeedijzeren leuningen was voorzien. De hal had een vide dat verscheidene etages besloeg en die door een dakraam werd verlicht. Aan de ene zijde van de hal bevonden zich slaapvertrekken en aan de andere zijde een woongedeelte met een grote woonkamer aan de voorzijde van het huis. De hoge smalle ramen zijn uitgerust met kruisroeden zoals dat in die tijd gebruikelijk was. De vertrekken leken donker vanwege de rijkelijk uitgevoerde lambriseringen en het gekleurde ietwat barokachtige behang met bloemmotieven, zoals dat in die tijd veel in zulke huizen toegepast werden.

De ouders van Martinique hadden verschillend personeel, waaronder een kinderjuffrouw die intern was. Deze kinderjuffrouw werd als meisje van 14 speciaal voor Martinique in dienst genomen. Haar naam was ‘Lisette’. Ogenschijnlijk ontbrak het de kleine Martinique aan niets, zijn ouders waren welgesteld en hij kreeg alle liefde en aandacht die hij zich maar wensen kon. Ware het niet dat de Revolutie die al twee jaar gaande was, ook het harmonieuze gezin begon te treffen. Toen Martinique twee jaar oud was, werd zijn vader die erg koningsgezind was, korte tijd na de onthoofding van Koning Lodewijk XV1 opgepakt en zelf ook door de Guillotine om het leven gebracht. De moeder van Martinique stortte na deze executie geestelijk in en werd door zowel het personeel als door familie en vrienden overeind gehouden. Zo goed en zo kwaad als het ging, verzorgde de moeder van Martinique haar kind zo ver als het in haar vermogen lag. Totdat ook in deze situatie een ‘kink in de kabel’ kwam. Het terreurbewind van Robes Pierre en zijn kornuiten ging consequent door met het oppakken van zogenaamde ‘rechtse’ bourgeoisie. Ook in de directe omgeving van Martinique werden bekenden van zijn familie opgepakt, want in de loop van 1794 kwam het onheil ook bij Martinique aan huis. Nog geen drie jaar oud, zat Martinique op een ochtend in zijn kinderstoel met zijn moeder aan het ontbijt, toen zijn moeder tijdens het voeren van Martinique telkens nerveus in de richting van het keukenraam zat te kijken. Door de spanning die er heerste kon Martinique zijn eten moeilijk naar binnen krijgen. Plotseling liepen er soldaten in hun uitrusting langs het keukenraam, althans hun driehoekige blauwgrijze helmen en hun grote lansen waren zichtbaar, want de vensterbanken bevonden zich pas op ‘ooghoogte’ boven het straatniveau. Dit omdat beneden het woongedeelte van het grote huis er ook nog een souterrain lag.




De arrestatie.

De soldaten bonkten ruw op de deur en riepen dat er open gedaan moest worden. Het personeel haastte zich om de deur te openen en niet lang daarna ging de deur van de kamer, waarin Martinique met zijn moeder te ontbijten zat met een grote zwaai open. Een stuk of vijf soldaten onder leiding van een burgerpersoon stapten de kamer binnen. De moeder van Martinique barstte in huilen uit en er ontstond een gesprek, kennelijk ook een arrestatie. De handen van Martinique ’s moeder werden plotseling ruw op haar rug gebonden. Zijn moeder die klein van stuk, fragiel en slank was, kon niets beginnen tegen zo’n overmacht en moest weerloos de arrestatie ondergaan. De moeder van Martinique was die dag gekleed in een lange rok tot op haar voeten en een witte blouse, dat met veel kant was voorzien. Haar gezicht had van nature veel pigment en leek daardoor wat geteint, zij had een ietwat donkere oogopslag en lang zwart golvend haar tot bijna op haar middel. Zij leek op een Française van zuid Franse oorsprong. Wat ook inderdaad ook zo was, want haar ouders kwamen oorspronkelijk van Corsica, een prachtig eiland in de Middellandse Zee. Deze vrouw was zowel qua verschijning alsook qua incarnatie dezelfde persoon, die in een volgend leven als mijn eigen moeder op de wereld kwam. Martinique was hoogblond met mooie blauwe ogen en als peutertje van drie eveneens fragiel gebouwd. De moeder van Martinique werd door het arrestatieteam hardhandig meegenomen en het huis uitgeleid. Voordat de moeder van Martinique het huis verliet riep zij nog huilend naar Martinique, dat zij later terug zou komen en dat hij zo lang door Lisette verzorgd zou worden. Huilend en hevig ontdaan door alles wat er gebeurde klom Martinique snel uit zijn kinderstoel en rende hij achter zijn moeder aan, maar werd bij de voordeur ruw weggeduwd door de laatste soldaat, die de deur moest sluiten. Hevig krijsend en snikkend zakte Martinique in de grote hal op de grond. Hoe lang hij huilend op de grond had gelegen wist Martinique niet, maar opeens kwam Lisette de grote trap afstormen en nam hem in haar armen. Zij troostte en knuffelde hem en verzekerde hem dat zijn moeder later echt wel weer terug zou komen. Lisette droeg het nog huilende kind naar de kinderkamer en kleedde hem aan, gaf hem verder nog te eten en verzorgde en knuffelde hem zoveel ze kon. Na enig overleg met het andere personeel, nam zij een grote tas, pakte spullen in en pakte Martinique bij de hand. Zij liepen de grote hal in naar de voordeur, de deur uit, de stoep af en de straat op. Lisette en Martinique liepen de straat uit, een andere straat door en verder de buurt in, dwars door het centrum van Parijs, waarbij Lisette de kleine Martinique af en toe een poosje droeg. Na enige tijd kwamen Lisette en Martinique in een smallere en kleinere straat dan de straat waar Martinique had gewoond. De buurt leek ouder en de huizen kleiner dan het huis die Martinique gewend was. Zij hielden stil bij een bepaalde woning. Het bleek het ouderlijk huis van Lisette te zijn. Lisette en haar moeder woonden daar alleen. Haar moeder was een weduwe met twee dochters, Lisette en nog een oudere dochter, de oudste dochter was al getrouwd en woonde ergens anders in de stad.



De adoptie.

De moeder van Lisette was een vrouw van middelbare leeftijd, klein van stuk, donker en enigszins gezet. Zij oogde vriendelijk en meelevend. Kennelijk werd na enig overleg besloten dat Martinique tijdelijk door de moeder van Lisette in huis opgenomen en verzorgd zou worden. Uiteindelijk zou het een verblijf van jaren worden, want de moeder van Martinique werd na haar arrestatie in navolging van haar man onder de Guillotine onthoofd. Ofschoon Martinique zich vastklampte aan Lisette, zij was in zijn ouderlijk huis al een soort tweede moeder geweest en leek qua uiterlijk ook wel een beetje op zijn eigen moeder, voelde Martinique zich na enige tijd bij de moeder van Lisette zich ook wel redelijk op zijn gemak. Zodanig dat er na enige tijd ook een band ontstond tussen Martinique en de moeder van Lisette. Niet zo een band als met Lisette, die voor hem een tweede moeder bleef, maar toch ook een band die voor hem aangenaam voelde. Telkens als Lisette een middag thuis kwam, want Lisette had al vrij snel een andere dienstbetrekking, was het voor Martinique een feest. Mede omdat dat slechts eenmaal in de veertien dagen één middag was, wat voor meisjes in dienstbetrekking toen vrij normaal was. Maar Martinique bleef ondanks alle liefdevolle verzorging en aandacht zijn eigen moeder vreselijk missen. Zo klein als hij was vergat hij haar niet, vooral omdat Lisette en haar moeder Martinique voorlopig in de waan lieten dat zijn eigen moeder ooit nog weer eens terug zou komen. Maar geleidelijk aan vervaagde de beelden en de gevoelens bij de kleine Martinique een beetje. Tenslotte was hij nog maar drie jaar geweest toen er plotseling een abrupt einde kwam aan het mooie leventje dat hij bij zijn biologische moeder had geleid. Vooral de herinnering van de arrestatie en het vertrek van zijn moeder had bij hem veel indruk achtergelaten, waardoor de beelden daarvan scherp in zijn geheugen bleven staan. Zodanig dat hij zijn moeder ook duidelijk bleef herinneren en haar beeld ook scherp voor de geest kon blijven halen.

Het ouderlijk huis.

Doordat Martinique, ondanks de zeer oprechte liefde van Lisette en de goede zorgen van haar moeder, zijn eigen moeder vreselijk bleef missen ontstond geleidelijk aan de drang om haar te gaan zoeken. Zodra hij wat ouder was en alleen de straat op mocht, ging hij op zoek naar zijn ouderlijk huis. Aan Lisette en haar moeder had Martinique toen hij alweer wat ouder was, uitvoerig gevraagd waar hij de straat terug kon vinden. Lisette en haar moeder vonden Martinique echter nog te klein om die straat te gaan zoeken, mede omdat het een heel eind lopen was en zij bang waren dat hij zou verdwalen. Maar door zijn voortdurend aandringen gaven ze hem toch die informatie. Inmiddels zes jaar oud, vond Martinique op een middag toch eindelijk het huis terug waar hij vroeger had gewoond. Hemelsbreed misschien twee kilometer van het huis van Lisette. De straat was een brede en lange allee in een rijke buurt van het centrum van Parijs met veel grote huizen. Avenue de Saint Etienne heette de straat, tegenwoordig Rue Vivienne. Martinique herkende vaag de statige voorgevel met de hoge stoep. Er woonde inmiddels andere mensen in. In de woningen naast zijn ouderlijk huis woonden nog dezelfde mensen. Martinique ging die middag nadat hij zijn ouderlijk huis gevonden had, naar huis terug met het idee, zo snel mogelijk nog eens terug te gaan zodra die mogelijkheid zich voor zou doen. Hij hoopte misschien bij de buren iets meer over zijn moeder te horen te krijgen. Het duurde niet lang of Martinique kreeg weer de gelegenheid om zonder, dat Lisette of haar moeder er iets van af wist, zijn oude buurt te bezoeken. Bij een van de buren van zijn ouderlijke woning, waarvan hij wist dat daar een alleenstaande weduwe woonde, klopte hij met de zware koperen deurklepel aan. Martinique kon zich herinneren dat deze buurvrouw eerder met zijn moeder contact had gehad. Na een aantal malen hard op de deur te hebben geklopt, waarvan hij het geluid van de deurklepel duidelijk door de hal hoorde galmen, ging even later de deur open. Een van de bedienden, een oudere vrouw, deed de deur open en vroeg wie hij was en waar hij vandaan kwam. Zij bleek Martinique vaag als klein kind nog te kunnen herinneren en was verbaasd dat hij na zoveel jaar alleen voor de deur stond. Nadat Martinique een en ander had uitgelegd, nam de vrouw hem mee naar haar ‘Madame’. De rijke weduwe was uiterst verbaasd dat hij aan was komen lopen en herkende hem nog van vroeger. Zij raakte diep onder de indruk van zijn verhaal en behandelde Martinique vervolgens als een verloren gewaande zoon.


De rijke weduwe.

Na korte tijd gelastte de rijke douairière, de bedienden om haar en Martinique alleen te laten en iets te drinken te brengen. Martinique vertelde alles wat hij de afgelopen jaren had meegemaakt en dat hij al die tijd bij de moeder van Lisette woonde en dat hij zijn moeder zocht. De buurvrouw vertelde Martinique toen dat zijn moeder na de arrestatie in de ‘La Bastille Saint-Antoine’ (beroemde Parijse gevangenis) terecht was gekomen. Martinique vroeg toen of hij zijn moeder mocht bezoeken. Maar de buurvrouw zei dat zo iets onmogelijk was, omdat zijn ouders koningsgezind waren geweest. Bovendien liep hij ook het gevaar als zoon van deze koningsgezinde familie in de gevangenis terecht te komen. De buurvrouw die niet durfde te vertellen dat zijn moeder direct na de arrestatie ook onder de Guillotine terecht was gekomen, vertelde hem dat hij zich maar geen zorgen moest maken. Hij zou zijn moeder ooit weleens ontmoeten. Ofschoon Martinique diep teleurgesteld was, had hij door het gesprek met de buurvrouw toch een kleine hoop gekregen dat hij zijn moeder ooit nog eens terug zou zien. Hij kreeg door deze informatie diep medelijden met zijn moeder en barstte bij de buurvrouw spontaan in een huilbui uit. De buurvrouw door dit alles ook geëmotioneerd geraakt, nam hem in haar armen en probeerde hem tot rust te brengen en hem te troosten. Een van de bedienden kwam even later op verzoek van de buurvrouw met wat eten en drinken en samen aten en dronken zij wat. Tot rust gekomen ging hij later op de middag weer weg bij de buurvrouw, op weg naar zijn eigen huis. Thuis gekomen vertelde hij wat hij die middag had gedaan en dat hij een uitgebreide ontmoeting met zijn voormalige buurvrouw had gehad. En dat zij hem vriendelijk ontvangen had en dat zij over zijn moeder hadden gepraat. Aanvankelijk kreeg Martinique een kleine berisping omdat hij zonder iets te zeggen naar zijn oude buurt was gegaan en zo lang weg was gebleven. Lisette en haar moeder hadden zich ernstige zorgen gemaakt tijdens zijn afwezigheid, maar konden begrip opbrengen voor datgene wat hem allemaal overkomen was. Zij eisten van hem dat hij de volgende keer hun zou vragen weg te mogen gaan en gaven hem uiteindelijk toestemming zijn voormalige buurvrouw nog eens te mogen bezoeken. Maar hij moest wel beseffen dat hij nog maar zes jaar oud was en hij op deze leeftijd van alles had kunnen overkomen.

Een band met zijn voormalige buurvrouw.

Nu dat Martinique legaal naar het huis van zijn vroegere buurvrouw mocht, nam hij elke gelegenheid die zich voordeed te baat, om naar zijn voormalige buurvrouw te gaan. Geleidelijk aan groeide er een band met de vroegere buurvrouw en maakten de buurvrouw en Martinique afspraken wanneer zij elkaar weer zouden zien. De ontmoetingen met haar waren voor Martinique een soort ‘brug’ naar zijn moeder toe. Martinique ervoer hoe zijn leven langzaam aan in drieën werd verdeeld. De herinnering aan zijn eigen moeder die hij niet kon vergeten, Lisette die hij om de paar weken even zag en waarvan hij heel veel hield en zijn vroegere ‘buurvrouw’ die een emotionele verbinding vormde naar zijn eigen moeder. Het jonge leven van Martinique schreed op deze manier langzaam voort tot het moment dat er opnieuw een catastrofe in zijn leven plaatsvond. Een paar jaar later, hij was inmiddels acht jaar, werd ook de vroegere buurvrouw door de Revolutionairen opgepakt, omdat zij net als zijn eigen moeder verdacht werd tot de rechtse bourgeoisie te behoren. Ook deze lieve buurvrouw overleefde de arrestatie niet. Toen Martinique van dit slechte nieuws hoorde, stortte hij voor de zoveelste keer in en was hij ontroostbaar. Nu had hij alleen nog maar Lisette en haar moeder, waarvan Lisette toch wel de belangrijkste was. Maar desondanks ging het leven door en kwam Martinique geleidelijk aan uit deze crisis. Hij begon steeds meer uit te kijken naar de momenten dat Lisette thuis kwam, al was het telkens maar voor heel kort. Deze momenten waren voor hem ontzettend belangrijk en betekenden erg veel voor hem. Martinique leefde dagelijks eigenlijk als een automaat. Zonder al teveel na te denken deed hij plichtsgetrouw zijn dagelijkse bezigheden, die van hem verlangd werden. De weken, maanden en jaren verstreken en het werd het jaar 1808. Keizer Napoleon Bonaparte zat al weer vier jaar na zijn Kroning stevig in het zadel en voerde de ene oorlog na de andere oorlog. Martinique gruwde van al dat geweld, hij was een erg gevoelige knaap van zeventien en voelde zich erg kwetsbaar in de harde maatschappij waarin hij leefde. Hij zag er tegenop om opgeroepen te worden in het leger te moeten gaan. Ofschoon het een beroepsleger was, was men overal in Parijs druk bezig jongemannen te ronselen. Hij voelde druk om ook geronseld te worden heel erg en dat gruwde hem met afgrijzen. Doordat Martinique in een eenvoudig milieu was opgegroeid, had hij niet de kans gekregen om te studeren en om via een hogere studie aan bijvoorbeeld de Sorbonne, het leger te ontlopen. Hij deed allerlei ambachtelijke klusjes bij kleine bedrijfjes in de buurt, maar vond dat hijzelf veel meer in zijn mars had dan al dat eenvoudige werk. Hij voelde zich erg geremd in zijn ontplooiingsmogelijkheden en vond zichzelf sterk ondergewaardeerd.
Vervolg in deel 2